Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WEERSTANDEN INZAKE DEN VOORTGANG DER REFORMATIE, III.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WEERSTANDEN INZAKE DEN VOORTGANG DER REFORMATIE, III.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zie ik het goed dan zijn er hier en daar onder ons weerstanden inzake den voortgang der reformatie van de kerk en van de andere samenlevingsverbanden. Er is te ontdekken bij sommigen • een neiging om het maar te laten bij de verwerping van de binding aan de confessi^neele leeruitspraken, die door Utrecht is geëischt en van de kerkontbindende kerkrechtelijke theorieën, die Uti'echt heeft geproclameerd. Deze neiging is wel te verklaren.

Zij worden bij sommigen hierdoor veroorzaakt, dat zij, niet ziende hoe de Woordverlating en de afval overal en in alles doorgedrongen is en ook doordringen moest, verbasterende het interne, leven der kerk als ook het leven in'de andere samenlevingsverbanden, geen oog hebben voor de beteekenis en strekking van de reformatie van het hart. Zij meenen de reformatie beperkt te moeten zien tot de kerk en dan bepaaldelijk tot het afwerpen van het meergenoemde tweeërlei juk. Ze zijn mét hun hart aan deze bepaalde punten blijven hangen, die in dezen kerkelijken strijd, dien ze gevoerd hebben, aan de orde waren, maar over welke door hun vrijmaking is beslist. Alles, zoo meenen zij, is nu oké en ze zetten achter de vrijmaking dus een punt. Verder gaat alles gewoon door als gisteren en eergisteren. Het kerkelijk leven heeft hetzelfde aspect behouden als vroeger en het leven in de andere samenlevingsverbanden eveneens. Eigenlijk is er niets veranderd dan dit, dat zij met hun kerkelijk leven weer tot voor 1944 zijn teruggekeerd. Is hier vruchtdragende reformatie van het hart? Zij vinden bij anderen haar oorzaak in het feit, dat zij toch weer teruggevallen zijn in een zekere gearriveerdheid. Ze hebben weer gekregen dat hooghartige burgerlijke besef: , wij „zijn" er. Het eerste en tegelijk het laatste station, waar ze zijn aangekomen en uitgestapt, is dat van de verwerping van de binding en 't hiërarchisch kerkrecht. Ze hebben dat daar opgeruimd en zijn ingegaan in de rust, welke zij altijd zoet gevonden hebben en nu eindelijk hebben gevonden. Het verkleinde kerkelijke kringetje, waarin ze nu verkeeren, is gezuiverd van allerlei bespottelijke kerkelijke potentaatjes, van allerlei ergerlijke en onrust brengende plaatselijke misstanden en ongerechtigheden. Ze zijn van een hoop ballast verlost. En het verkleinde kerkelijke kringetje, waarin ze nu leven, is zoo machtig knus en gezellig, dat ze zich volkomen op hun gemak gevoelen. Ze hebben alles wal hun kerkelijk hart begeert. Wat zou er nog meer te wenschen zijn? Ze „zijn er" en ze zijn in de rust. De wereld daarbuiten komt heelemaal niet in aanmerking. Het gearriveerd zijn is het kenmerk van hun kerkelijk leven. Is er reformatie van het hart?

Bij derden weer worden zij veroorzaakt door een zekere angst voor een aversie tegen wat ze noemen: het doortrekken van de scheur in de andere samenlevingsverbanden. Het is, vinden ze, al erg genoeg, dat de kerk is gescheurd. Ze erkennen wel, dat dit niet anders kan en dat daarvan de bekende synodes de schuld zijn. Maar daar moet het dan ook bij blijven. In al de andere samenlevingsverbanden moeten wij dan, zoo goed en zoo kwaad als het gaat, er maar van maken wat ervan te maken is. Het blijkt daarin helaas wel telkens, dat het met de verhoudingen niet vlak is, dat de samenwerking heel stroef gaat, maar dat moet dan maar aanvaard. Als er maar, het koste wat het kost, wordt voorkomen, dat er meer wordt kapot gemaakt en dat de eenheid wordt gebroken. Geërgerd vragen ze soms: moet dan alles kapot?

Deze instelling aarzel ik niet e^ groote misvatting te noemen. Zij komt ook niet, overeen met de werkelijkheid. Want in. vv«rteUjkheid is het niet zoo, dat alles kapot gemaakt wórdt, maar dat alles reeds kapot i s. Zooals de scheur in de kerk er in feite reeds was lang voor Utrecht de zondige besluiten nam, omdat, waar als vrucht van de deformatie van het hart de kerk gedeformeerd is, er geen eenheid, maar slechts gescheurdheid der kerk is, zooals door die zondige besluiten die scheur zich slechts in het zichtbare ging afteekenen, zóó is het nu ook in de andere samenlevingsverbanden. De scheur is daar reeds. Zij moet alleen nog maar openbaar worden. En zij is er reeds, omdat ook in die andere samenlevingsverbanden hetzelfde verschijnsel optreedt als in de kerk vóór de openlijke scheuring, n.l. de verl^ing van het Woord en de afval van den God des verBonds als vrucht van de deformatie van het hart. Het is die Woordverlating en die afval, die het Chr. leven hebben verbasterd en de bediening van het ambt aller geloovigen afvallig hebben gemaakt. Alwie, zelf teruggekeerd tot den Heere en Zijn Woord in zijn hart, de onderscheiden samenlevingsyerbanden neemt onder de loupe der Schrift en ze aan het Woord toetst, dat toch alléén normeerend is voor de practijk van het leven in alles, ontdekt hij daarin nog profeten, die den Naam Gods belijden — en dat is nog wat anders dan over Gods Naam praten of dien Naam zoo nu en dan noemen —, ontdekt hij daarin nog priesters, die zich zelf den Heere offeren tot een levend dankoffer — en dat is nog heel wat anders dan offerallures aannemen, die zelfhandhaving beteekenen —, ontdekt hij daarin nog koningen, die met een vrije en goede consciëntie in dit leven tegen de zonde en den duivel strijden — en dat is nog heel wat anders dan rinkelen met de sporen en kletteren met de sabels en strijd leuzen opheffen •—? Waar Woordverlating en afval een feit moet zijn vanwege den afval van het hart, daar is ook de scheur een feit. Want daar is de band, die samenbindt tot samenwonen en samenwerken, de band aan het Woord en aan den Heere, gebroken. Daar is door het oordeel des Heeren een „ban". Alléén de binding van allen aan den Heere en Zijn Woord binden in waarachtige eenheid saam tot samenleven en samenarbeiden. Zoo niet, dan is dat saamleven en - werken gespleten, gescheurd. Men kan nu wel als een struisvogel den kop in het zand steken, maar daarmede wordt het feit van de latent aanwezige scheur niet ongedaan gemaakt. Hoe zwaar en verdrietig dat ook is, men moet den geloofsmoed hebben de werkeüjkheid onder de oogen te zien en die te aanvaarden. Om dan in die concrete situatie te doen wat roeping is naar het Woord van God. Doet men dat niet, dan zoekt men in feite een valsche eenheid, die den Heere esn gruwel is en voor Hem niet kan bestaan, omdat ze niet is „eenigheid des waren geloofs". Slechts vrijmaking en wederkeer tot den Heere en Zijn Woord als daad van een onmiddellijke persoonlijke gehoorzaamheid is hier eisch des Heeren. Dat zal de ware eenheid in de andere samenlevingsverbanden weer tot stand brengen. En daarmee een voor God verantwoord samenleven en samenarbeiden. Wie de reformatie der kerk aanvaardt als vrucht van een reformatie des harten hebbe den moed des geloofs haar in haar vollen omvang te aanvaarden. Niet exclusief voor de kerk, maar voor heel 't leven. En hij brenge het, reeds door zijn , persoonlijke gehoorzaamheid aan den Heer'è en Zijn Woord in al die samenlevingsverbanden, tot een b e-, slissing, zooals hij dat ook in de kerk heeft gedaan. Dan, van tweeën één, zal er bekeering komen en de eenheid is gered, of de scheur zal zich gaan afteekenen in het zichtbare. En dan is de eenheid ook gered.

Waken wij toch, dat we niet op de bres gaan staan voor onze^ zgn. „heilige huisjes", die vaak niet meer zijn dan Mgodstempels. Want welke gemeenschap is er tusschen den tempel Gods en de afgoden? God beware ons er voor, dat we ons „leven" dat wil ook zeggen — want ons „leven" is nooit een leeg ding — onze V> levensinhouden zouden willen behouden en niet zouden willen verliezen om Christus' en Zijns Evangelies' wil. Want wie behouden wil die verliest. Maar die verliezen wil, die behoudt. En hij neme zijn kruis"op en volge zijn Heer. Hij drage het vroolijk, Hem aanhangend met een waarachtig geloof, vaste hoop en vurige liefde, opdat hij dit leven (hetwelk toch niet anders is dan een gestadige dood) om Gods wil getroost verlate, en ten laatsten dage voor den rechterstoel van Christus, zonder verschrikking moge verschijnen.

Zeker, daarmede wordt wel een zware taak en groote verantwoordelijkheid ons op de schouders gelegd. Ieder rekene er op, dat hij het erg druk en erg moeilijk krijgen zal. We zullen in het hoekje komen, waar de slagen vallen en verachting en smaad ons deel is. We zullen tegen een sterken stroom op moeten roeien. We zullen ook in eigen kring worden misverstaan. We zullen in de wereld verdrukking hebben. Het zij zoo, want het gaat ons niet om ons, noch om onze miserabele zaakjes: Het gaat om trouw aan onzen Heer en Koning en om Zijn zaak in deze wereld. Misschien zijt ge geneigd — nog niet geheel verlost uit het verleidelijke schema van machtsapparaat en het oefenen van invloed — te zeggen: ach, we zijn maar een handjevol, we zijn zoo klein, wat zullen wij? Luister dan naar wat uw God u zegt: klein? wat is klein? Eén is méér dan duizend. Was één EUa niet msér dan duizend Baaipriesters? Was dat handjevol visschers uit Galiléa niet méér dan alle imperatoren og den troon yaa Rome? En één Luthez; dan? En léén Calvijn? Niet het getal beslist, maar de gehoorzaamheid; het nuttig-zijn al zou het met zich meebrengen een verteerd-moeten-worden. Als alle weerstanden van ongeloof en klein geloof maar overwonnen worden en wij heengaan in deze^onze kracht, de kracht van het geloof.

Na deze algemeene inleiding wil ik een volgende" maal beginnen met iets te zeggen over de reformatie van de bediening van het ambt. der diakenen. Ook hoop ik. nog een en ander te schrijven over de reformatie van onze zgn, „evangelisatie"-arbeid. En allicht nog over een en ander, dat het interne leven der kerk raakt. Als het God belieft hoop ik eveneens van tijd tot tijd in. dit blad een en, ander te schrijven over de doorwerking welke de reformatie van ons hart hebben moet in de andere samenlevingsverbanden. Opdat we zoo verder komen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 januari 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

WEERSTANDEN INZAKE DEN VOORTGANG DER REFORMATIE, III.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 januari 1947

De Reformatie | 8 Pagina's