Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het vierde formulier van eenigheid.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het vierde formulier van eenigheid.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

20

Het karakter van „lapwerk", dat aan het nieuwe formulier toekomt, toont zich wel zonder eenige reserve, wanneer het hierboven besproken gedeelte („de kinderen beschouwen en behandelen als zulken, die deelen in de wederbarende genade van den H. Geest) nu wordt gevolgd door deze woorden:

„Dit houdt niet in, dat aangaande den tijd, waarop de Heilige Geest zijn wederbarend werk in de idtverTioretfen aanvangt, op grond van Gods Woord eenige stellige uitspraak gedaan kan worden; de Heere vervult zijn belofte naar zijn vrijmacht op zijn tijd, hetzij vóór, onder of na den doop".

Deze toevoeging heeft in het verband van heel het stuk inzóóverre eenige waardij, als eruit büjken kan, dat men hier heen en weer schommelt tusschen de „veronderstelde wedergeboorte" en de „veronderstelde uitverkiezin g".

„Veronderstelde wedergeboorte" was tot nu toe scJiering en inslag. Er werd geredeneerd: al zijn niet allen Israël, die uit hem geboren zijn, wü moeten toch allen voor Israël houden, en dit in „mystiekSi" zin, want tusschen kinder-leden en volwassen-leden moet de kerk, die over „het verborgene" niet oordeelen kan, geen onderscheid maken in de beschouwing; zij neemt dus ook van de „kinderleden" aan, dat zij deelen in de wederbarende werking van den Geest.

Maar nu verbreedt zich ineens die basis tot „veronderstelde uitverkiezin g". Bij compromis-formules, zooals 1905, en vooral bij bezweringsformules, zooals 1946, loopt men het gevaar, om beurten twee elkaar niet verdragende opinies onverzoend het woord te geven. Zoo ook hier. Men geeft toe, dat over het tijdstip der aanvankelijke wedergeboorte niets met stelligheid te zéggen valt, en nu valt men terug op de theorie althans der onderstelde uitverkiezing. Men houdt vol, dat „de belofte" te eeniger tijd zal vervuld worden (tenzij dan, dat iemand geen „Israël" zal blijken). Maar de vervulling der belofte komt alleen tot de u i t v e r k o r e n e n. Men heeft dus hier de onvervalschte leer van de „onvoorwaardelijke heilsbelofte"_ aan de uitverkorenen; en tevens die van de gelijkheid van de grenzen van verbond en verkiezing.

Men zal daarom de woorden „dit houdt niet i n" (waarmee deze nadere verklaring wordt ingeleid) niet serieus mogen nemen. Want hetgeen voorafgegaan is (n.l. de eisch om de kinderen te beschouwen en te behandelen als deelende in de wederbarende genade) hield wel degelijk iri gen stellige uitspraak omtrent den tijd, waarop dit wederbarende werk (in den reg^l aanvangt.

Hetgeen nu volgt, vraagt niet een breede bespreking. Het is n.l. een letterlijke aanhaling van de Dordtsche Leerregels (I, 17). We lezen:

Voorts zeggen wij met onze belijdenis, dat godzalige ouders niet moeten twijfelen aan de verkiezing en zaligheid hunner kinderen, die God in hun kindsheid uit dit leven wegneemt, aangezien zij heilig zijn, niet van nature, maar uit kracht van het genadeverbond".

De vraag is natuurlijk, of de Dordtsche Leerregels de dingen zóó construeeren, als dit vierde formuUer het doet, hetwelk redeneert van de onderstelde wedergeboorte uit. Wy gelooven dit niet. Als de engelsche theologen het onderwerp (der vroeg stervende kinderen) aanraken, dan redeneeren zij van de belofte uit:

„Die ghene welckers inleydinge int eeuwighe leven in den tijdt toegestaen en wordt, der selvigher is sonder twijffel voor de tijden der werelt de verkiesinghe ten eeuwigen leven. Andersins soude het ghetal der verheerlickte te boven ga^n het getal der gepraedestineerde". Ze zijn , , a\ghesonêert wt de ghemeene masse der sondige menschen". (Z, 9).

De Zwitsers dóen evenzoo:

....... dewijle Godt uyt crasht der ghenadighen verbonts hoer Godt is ende Paulus [in 1 Cor. 1:141 desélve heylich noemt, ende de Heere des Hemels deselve verklaert erfghenamen des Hemelschen rijcks wij en twijffelen niet, dat' de Enghelen sodanigher kinderen om deselve meest uyt-ghesonden worden, ende haer ampt ghetrouwelijc bedienen" (2, Jfl). ,

Niet anders spreken" de Nassausche en Wetteravische afgevaardigden:

„hen ende haren kinderen is de belofte ghedaen" (2, 45).

Sterk — in het zich schrap zetten tegen het gevaar van „teveel-willen-weten" is wat de drie nederlandsche professoren zeggten:

„déwijle sy genadiohlijck van God uyt desen leven verlost werden, EER SY DE CONDITIE 8IJNS VERBONTS VERBROKEN HEBBEN" (3, 11).

Gelijken redeneergang volgt Gomarus:

......(ze zijn} „mede vercoren INDIEN SY VOOR HET GEBRÜYCK DES REDENS ÓOMEN TE STERVEN

Doch indien se tot het ghebruyck des redens comen, soo bekennen wy die alleene uytvercorene te zijn, die in Christum ghelooven " (3, 28).

Ook Lubbertus gaat van de belofte uit:

„Tot de jonge cleyne kinderen der Gemeynte behoort de belofte. Act. 2, 39 Aen de andere, die buyten de Ghemeynte zijn, en is gheen belofte ghedaen" (2, 22).

We zien af van verdere aanhalingen. Hetgeen opgemerkt is, bewijst, dat hier niet geredeneerd wordt op de manier van het vierde formulier. In dat nieuwe formulier is de heele zaak toegespitst op „het ve r-b q r g e n e": e kerk kan over het verborgene niet oordeelen, kan dus ook leden van leden niet onderscheiden, zij is een vergadering van geloovigen, dus moet men ze wel allemaal als geloovigen aanmerken. Men verwart hier een „vergadering van geloovigen" met „een optelsom der geloovigen". Maar Ursinus had van de kinderen reeds gezegd: ij gelooven niet. Het syllogisme der synodocratische leiders, b.v. als ze navragen bij examens doen, luidt:1) Zonder geloof (Hebr. 11) is het immers onmogelijk God te behagen? 2) Kinderen behagen toch aan God? 3). Dan ztji ze toch geloovigen?

Precies zoo redeneeren zg een anderen keer: zonder wedergeboorte (Joh. 3) kan niemand Immers het Koninkrijk der hemelen ingaan? 2) kinderen gaan toch het Koninkrijk der hemelen in? 3) ze zijn dus toch wedergeboren?

Maar de dordtsche praeadviseurs kennen d^e syl« logismen niet. Kinderen gelooven niet, zegt ook Gomarus. En nu weten we wel, dat er verder heel wat onderscheidingen zijn, b.v. tusschen geloofsdaad en geloofs-kiem (-zaad) of geloofs-inclinatie, e.d. Maar in deze Dordtsche rapporten komt niet eens de neiging op, zich van zulke onderscheidingen te bedienen. Za gaan n.l. niet van „het verborgene" IN de kinderen, doch van „het gesprokene" OVER de kinderen uit. Zij vergeten niet, dat een hemelbewoner de kennis noodig heeft; maar, gelijk wijlen ds J. v. Andel eens ia „De Avondster" opmerkte, zoo ook de Zwitsers, zij het met grootere reserve: de engelen zijn er ook nog. „Om ze te onderwijzen", zei Van Andel.

Hoe dit zij, het uiteenloopen der béide lijnen is duidelijk. Van de belofte gaan de mannen van Dordrecht 1618 uit; van het beloofde die van Utrecht 1946,

En daarom ligt hun zinnetje: „voorts zeggen wij met onze beüjdenis enz." in dit vierde formulier daar als een onverteerd brok in de ma^ag. Het ligt daar als een vreemde eend in de bijt van het subjectivisme; als een petra van zekerheid omstuwd door een brei van onvastheid; wijl van veronderstelling. Een gouden zekerheidsbagge in een onzekerheids-snuit; wij bedoelen met die vergeUjking niets kwaads.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 april 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

Het vierde formulier van eenigheid.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 april 1947

De Reformatie | 8 Pagina's