Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

E Pacto Salutis.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

E Pacto Salutis.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer dan eindelijk het Kind daar in de kribbe ligt, en moeder Maria zich te rusten legt met een bede om versterkte engelenwaeht — ze had met Gabriel moeten spreken —, dan komt'aan ons de beurt. Niet om „bij mijn Jezus te waken" en hèm een „rust zacht" te wenschen (Bach's Matthaus-Passion), doch om te waken, meer dan ééne ure, bij de lamp der Schriften van apostelen en profeten.

Van apostelen en profeten.

Ambtshalve zijn zij beter gezelschap dan de filosofen dezer eeuw.

Die laatsten Ïeeren mij, dat ik hier, speciaal hier, moet gaan zien, hetgeen geschied is, sub specie aeternitatis. Dat is: onder den gezichtshoek van „de eeuwigheid".

Maar ik kan dat niet. Gij evenmin. Zijzelf al even weinig. Wat is hun de eeuwig-heid, anders dan een kategorie voor denkers, een abstractie voor de geloovers? Een-heid, al is het ook de eeuwig-heid, kan mij niet bij-staan in den nood, ook niet den nood der opgedragen jubilatie, die in een „amen" uit te manden heeft, en, wat nog erger krachtsinspanning van mij vordert, daarmee ook te beginnen heeft, ervan uit te gaan. Want als ik „amen" zeg aan 't eind, alleen maar aan het eind, dan loop ik gevaar, mijn jubilatie met extase, mijn exsultatie met exaltatie te verwarren, en Eilzoo een zegel te zetten niet op den kanon, dat God waarachtig is, 'maar op de inwendige aanwezige genade van mijn eigen vreugde, mijn eigen lofzegglng. Doch ik heb amen te zeggen op het Woord; en als ik aan het eind van mijn feestbedrijf verzegelen zal, dat God waarachtig is, dan moet ik van te voren zijn Woord hebben aan-ge-hoord, en dit gedaan hebben in geloof. Het feit, dat geschied is, kan ik slechts verstaan, en kennen, en benoemen naar de meening van den Geest, die het Kind verwekte, indien ik te voren amen heb gezegd op 't Woord, waardoor de Geest ook mij verwekt heeft naar den nieuwen mensch, uit Hem geboren als een nieuwe schepping.

Dus heb ik geen „gezichtshoek" noodig, maar een hoor-stoel in de leer-school van den Geest, die spreekt in 't Woord. En ik behoef geen eeuwigheid, doch ik heb uit te gaan tot den Eeuwige, die zegt, dat Hij tot mij en tot het mijne en de mijnen nu is ingegaan, zich leggend in de kribbe, op weg, meteen, naar het kruis.

Nu heeft die Eeuwige God zich mij bekend gemaakt in dit zijn Woord. En daarin sprak Hij mij van een pactiun salutis, een vrede-raad. Een te rade gaan van God met God tot verlossing van de wereld. Een eeuwig besluiten-Gods ten overstaan van God tot het doen geschieden van al wat noodig zou zijn tot de verzoening van de wereld met God. Een zich bepalen in dien Raad naar de wijze van al zijn zich be-kennen, van al zijn zich be-minnen, gelijk dit slechts" geschieden kan in den te-zamen-gang van Vader, Zoon en Heiligen Geest, deze drie.

Die vrederaad, dit pactum salutis, is dus te verstaan als een zich verbinden, over en weer, van Vader, Zoon en Geest tot het doen van al die werken in. de geschiedenis, welke de wereld tot God zouden terugvoeren na en uit haar diepen val. De Vader belooft den Zoon te zenden, en al het geschapene zóó te onderhouden en regeeren, dat de Zoon kan triumfeeren in en door en na het kruis. En de Zoon veriDÜidt zich tot de wereld in te gaan en als Knecht des Heeren op te treden om aller dingen Heer te worden. Zoo ook verplicht zich de Geest uit Christus alles te nemen en wereld en kerk te brengen tot haar christologisch bepaalde consummatie.

Men heeft voor dit „pactum salutis" wel gezocht naar „bewijzen" uit de Schrift, en vond dan enkele uitspraken, waarin althans de klank aan dezen term herinnerde. Meermalen evenwel is reeds opgemerkt, dat deze enkele Schriftplaatsen, gelezen binnen haar verband, allerminst inhouden wat men er uit lezen wUde. En zoo komt de vraag op: is het wel een schriftuurlijk spreken, als de kerk den „vrederaad" belijdt?

Wij meenen het wel.

Want soms ontbreken de Schriftbewijzen (meervoud), terwijl het Schriftbewijs (enkelvoud) voorhan.den is.

Zoo is het, naar we meenen, ook hier. Het bewijs van den vrederaad ligt in de drieëenheid Gods en in zijn eeuwigen raad. Dde drieëenheid houdt in, dat de Vader niets doet zonder den Zoon, noch de Geest zonder die beide. Maar dit is slechts negatief gesproken. Positief sprekende kan men zeggen: de Vader doet alles met den Zoon, en alles doet de Geest met die beide. Tezamen zijn is hier hetzelfde als te zamen werken, zien, willen, en ook besluiten. En, wat dit laatste, dat besluit, dien eeuwigen raad aangaat: is niet elk besluit een verbond van God met God? Een te rade gaan met zichzelf, en daarin een bepaling van zichzelf door zichzelf? Alle verbond van God met God nu is trinitarisch bepaald; want in den Raad Gods, zal hij metterdaad raad Gods zijn, schakelt de één den ander in, en schakelt nooit de één een ander uit. Inschakeling nu van 'n persoon, die met den ingeschakelde éénswezens is, heet liefde. Liefde, die voortdurend werkt, in arbeid is, aanneemt, bekent, bindt in vrijheid en wederkeerigheidi; — verbond alzoo. In deze innige, en levende, en oer-krachtige verbinding tot verbondenheid zijn de drie Genooten van gelijke heerlijkheid en macht en waardigheid; nergens is het woord „Partij" (in een verbond) zóó serieus te nemen als hier, waar wij staan voor het mysterie van drie Personen, die elkander immer bepalen, maar elk voor zich ddt doen met behoud der hoogste Vrijheid. Zij willen elkander en willen elkanders werken. Want het elkander vidllen in de werken, in de eeuwige werken, maar eveneens in de werken, die in en van en voor den tijd zullen ^ijn, dat brengt nu de relatie tusschen tijd en eeuwigheid, dootr deze trinitarisch gegeven relatie van God als rustend in zichzelf en God als tredende , , naar buiten".

Dus kom ik naar die kribbe op mijn schreden terug, en als het Kind daar in de kribbe ligt, dan stamel ik: ziehier het woord dat er geschied' is, het is e pacto salutis, het is overeenkomstig den eeuwigen vrede­ raad en krachtens dien raad; het is, om zoo te zeggen: daarvan het effect, en de vervulling, en de bevrediging.

Ja, ook dit laatste mag ik zeggen: het is bevrediging — van den met zich te rade gaanden God. Be-vrediging — dit woord is hier een onverdraaglijke ketterij, of anders de eenvoudigste waarheidsverkondiging. Ketterij is het, als men het woord neemt in den zin van ver-rijking; van een tot rust brengen van een eerst onrustige; als men het belast met bij-gedachten van den tijd, van de verandering, de wisseling. In God is geen verandering, en geen affect, dat Hem zou be-invloeden met effect van verandering, van wording of ver-wording. Maar wie be-vrediging als acte van God in en aan zichzelf maar ziet als per-manent, evenzeer eeuwig, en vast, als zijn be-kennen van zichzelf en zijn be-min» nen, die weet, dat die be-vrediging niets anders is, dan Gods voortdurend wederkeeren tot zichzelf; en op de vraag: is Uw komst met vrede? antwoordt Hij zichzelf in eindelooze repetitie: met vrede. God ziet al wat Hij besloten heeft, en zie, het is zeer goed, zeer wijs, en vrij en dus noodzakelijk, zoozeer, als de proclamatie van den Vrije, ook in de acta et gesta Zijner vrije keuze, iramer wezen moet en wezen wil. Hij ziet het: vóór én na.

Vóór en na.

Vóór het beslotene geschied is.

En nadat het is geschied.

Dus zag God ook in 't uur van Bethlehem-Efrata dat zijn verbond van God met God zeer goed was, en zeer vrij en onafhankelijk in de wederzijdsehe binding dezer drie Personen.

En voor ons, aan wie dit alles openbaar gemaakt is, zal deze vrederaad aan 't Kerstfeest nieuwe heerlijkheid nu moeten geven. Reeds Zachsirias, de vader van den Dooper, heeft in een uur van krachtige Geesteswerking, van die heerlijkheid gesproken. Hij zegt (Lucas 1 : 77) dat God. ons heeft bezocht, opzicht over ons is gaan nemen, „om" de ingewanden („innerlijke bewegingen") zijner barmhartigheid. Niet „door", doch „om", zoo staat er eigenlijk.

Die ingewanden riepen; de afgrond in God riep tot den afgrond bij het wel woord-looze, doch niet Woordlooze eeuwige zingen van de liederen van zijn zelfbegeeren, hetwelk is: zijn treden in een verbond met zichzelf. En terwille nu van die „ingewanden", die in hun roepen, hiin begeeren, verhoord wilden worden, zond de Vader den oppersten Bisschop onzer zielen in de wereld, en leide hem neder in de kribbe. Ja, dat is toch die zelf-bevrediging, dat "v e r h o o - ren van zichzelf, da^ in alle eeuwigheid Gods zalige ontvangst der zaligheid uit eigen handen is.

Dus wordt in de komst van den Middelaar van het genadeverbond het eeuwig vreeverbond bevestigd en aanschouwt de drieëenige God zichzelf bevredigd als Hij ons be-vredigt. Ons zendende den Bisschop onznr zielen, die ons bezoeken komt, bezoekt Hij ook zichzelf met vrede. Heerlijkheid aan God, ja zelfs in God, in de hoogste hemelen, en nog verder naar biimen, immers in Hem zelf. Want: vrede op aarde onder ie menschen des welbehagens. Hoe vast is nu die gave van en voor het genadeverbond in den tijd: ligt ze niet verankerd in het vreeverbond van eeuwigheid? Hoe zeker nu de maaltijd van het brood des levens voor de geroepenen tot de bruiloft van de kerk; bereidt niet in het brood des menschen God zich. ïiet Brood van God?

Maar is het Kerstfeest zoo een, maaltijd boven en beneden, dan is het ook de zekerste garantie voor den maaltijd der vogelen van het eindgericht, door

Gods profeten, ook in t laatste bijbelboek, geprofeteerd. Want het pactum salutis keert zich, voor wie de hierboven gevolgde simpele bewijsvoering volgde, nu ook automatisch om in een pactum iudicii supremi: een verbond van God met God, waarin elk der drie Personen te rade gaat met elk der anderen tot een uiterste gericht, waarin verdisconteerd zou worden heel het feitenmateriaal van de aan allen verschenen zaligmakende genade Gods. Roepen Gods, ingewanden om barmhartigheidseffecten, dan schreeuwen ze ook om gerechtigheidsbetoon aan wie op zoo groote zaligheid gees acht geeft, aan wie op Gods verbond met God, hetwelk tot zijnen èn tot onzen vrede is, durft treden.

Een duitsch dichter heeft eens iemand in een van zijn drama's laten zeggen: dass ich dich liebe, was geht's dich an? Dat is: dat ik u liefheb, wat hebt gij daarmee te maken? En een filosoof, die den „amor Dei intellectualis", de bloot-verstandelijke liefde tot de „goddelijke alnatuur" gepredikt heeft, laat ons heizelfde zeggen tot zijn , , god". Maar indien wij — gelijk de Catechismus zegt — daartoe verlost zijn opdat wij Gode dankbaarheid andermaal bewijzen zouden in liefde, dan kunnen wij, dan behoeven wij op ónze lippen dien versregel niet te nemen. Dat ik U liefheb, dat gaat U zeker aan, o God, God mijner sterkte. Uw arm heeft U heil beschikt, toen Gij mijn voeten hebt gezet op den weg des vredes. In mijn verbond met U doorleeft en bevestigt Gij uw verbond met U zelf. Mijn amor (liefde) is niet bloot-intellectueel; want mijn intellect (ook dit) is nü een werking mijner liefde, kennen en vertrouwen. Zou ik ze kunnen scheiden? Ik kan het evenmin, o God mijns heils, als Gij uw be-kennen en uw be-minnen van U zelf kunt rukken van één, uw Logos en uw Geest, o Vader.

Ik weet nu, hoe Gij zoo vertoornd zijt om mijn zonden. Ik heb in al mijn overtredingen uw vreeverbond bespot. En wijl het onverbrekelijk is, daarom ontwaakt Gij nu — om mij te straffen? Wees mij genadig, o God, om de verschooning van uw Geest. Mijn hart en mijn ziel, laat ze uitroepen tot den levenden God, want ik vraag niet te veel: Uw hart en al uw goddelijk zinnen roept uit tot U, o levende God, God uwer en mijner sterkte. God van onsybeider zaligheid.

Ons beider? DHirf ik het zeggen? Ja, ik durf, het is nu alles verbond wat de klok slaat, die van boven en beneden. Het zijn twee klokken. Maar deze twee zijn één.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 december 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

E Pacto Salutis.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 december 1947

De Reformatie | 8 Pagina's