Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Arbeid.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Arbeid.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de tegenwoordige litteratuur blijkt steeds weer de overal doordringend^ invloed van de humanistische wereldbeschouwing, waarbij meermalen een verbluffende onkunde t.a.v. Gods Woord ten toon gespreid wordt. Het gevaarlijke daarbij is wel, dat men die beschouwing dan voorstelt als de algemeen aanvaarde.

Zoo zijn van de E.N.S.I.E. Encyclopaedie thans drie deelen verschenen, waarin het al humanisme en Partij V. d. Arbeid is wat de klok slaat.

Dezer dagen verscheen ook het eerste deel van een bedrijfs-economische encyclopaedie onder algemeene leiding van dr G. J. Stridiron. Het is een groots opgezette encyclopaedie in een prachtige uitvoering.

Ook van Calvinistische zijde wordt hieraan medewerking Verleend. Men mag dus eenig vertrouwen hebben, dat hier iets wordt geboden, dat eenigermate wetenschappelijk en dus ook schriftuurlijk verantwoord is.

Het eerste artikel, dat ik lasj ging over den „arbeid". In § 2 wordt gesproken over de waardeering van den arbeid en hier blijkt, dat de schrijver ook den Bijbel heeft gelezen, maar hoe?

Volgens den schrijver toonen primitieve volken duidelijken afkeer van den arbeid. (Het zijn de primitieve volken anders niet alleen. J. M.) Het noodzakelijke werk wordt door de vrouw gedaan of door overwonnen vijanden. Bij het toenemen der beschaving wordt deze afkeer minder. Zoo wordt bij het hoogtepunt der Grieksche beschaving de arbeid nuttig geacht.

Op deze historische beschouwing valt m.i. veel af te dingen.

Mijn hoofdbezwaar is echter, dat de schrijver hierbij ook den Bijbel als bewijsmateriaal gebruikt.

Hij schrijft als volgt: „De opvatting, die het Oude Testament daarentegen heeft van den arbeid als Sen aan de menschheid door den zondeval ^opgelegde straf, past wel volkomen bij een maatschappijorde, waarin de arbeid weinig in tel is".

De geleerde schrijver is den Bijbel blijkbaar bij Gen. 3 : 17—19 (in het zweet uws aanschijns zult gij brood eten) begonnen; en Gen. 1:28 (vervult de aarde en onderwerpt haar) heeft hij niet gelezen. Of hij heeft niet begrepen, dat daar en in Gen. 2 : 15 (den hof bewerken en bewaken) aan den mensch de cultuuropdraeht gegeven werd. Adam werd direct geroepen om te arbeiden. Hij moet die aarde cultiveeren, zijn krachten daartoe inspannen en zichzelf ontwikkelen. Hij moet dezen hof uitbreiden tot de gansche aarde hof geworden is en alzoo het door God geschapene tot den hoogsten graad van ontwikkeling opvoeren.

Reeds prof. Diepenhorst signaleerde in zijn leerboek van de Economie „de hardnekkigheid, waarmee in gFenzelooze onkunde van de H. Schrift door onderscheidene schrijvers van hooge autoriteit die verkeerde' voorstelling wordt gevoed", n.l. dat de arbeid een straf op de zo.nde zou zijn. Zoo schreef prof. Verrijn Stuart in „Hoofdtrekken van de leer der maatschappelijke voortbrenging": „De paradijs-legende stelt den arbeid voor als een vloek, die op het menschdom rust". Heel deze voorstelling van Verrijn Stuart, vkn deze nieuwe encyclopaedie, dat is een legende en een gevolg van het schromelijk tekort aan Bijbelkennis, ook bij de wetenschappelijke humanistische schrijvers.

Inderdaad zegt Gfod na den zondeval tot Adam, dat hij in het zweet zijns aanschijns zijn brood zal eten. Vanwege de zonde ontvangt de mensch voortaan bij zijn arbeid de tegenwerking van doornen en distelen.

Die zware arbeid op de vervloekte aarde, zonder hulpmiddelen, steeds maar door, zonder schafttijd, dat is de straf.-

Al wordt de vervulling van den arbeid moeilijk voor de eerste menschen, zij moeten toch die opdracht Gods blijven vervullen.

Die paradijsopdracht tot arbeid blijft dezelfde en voor den christen is er arbeidsvreugde en arbeidswaardeering, omdat hij weet, daardoor in gehoorzaamheid zijn God te dienen.

„In de evangeliën is menige plaats aan te wijzen, waaruit geringschatting van den arbeid blijkt", zoo gaat de schrijver verder.

Hij haalt hiervoor apii Matth. 6 : 28: , en wat zijt gij bezorgd voor 4e kleeding? Aanmerkt de leliën deö velds, hoe zij wassen: ij arbeiden niet, zij spinnen niet". 'De schrijver schijnt hierin te lezen, dat wij niet moeten arbeiden, niet moeten spinnen, niet moeten zorgen voor onze kleeding. De bedoeling van dezen tekst is natuiu-lijk een geheel andere. Wij menschen moeten wèl arbeiden en spinnen en voor onze kleeding zorgen, maar de opbjsengst ligt niet in onze hand, maar in die van onzen hemelschen Vader. Wij arbeiden als Gods mede-arbeiders, maar mogen de zorg voor ons stoffelijk bestaan aan Hem overlaten. De christen is van Godswege van de bezorgdheid om het stoffelijk goed ontheven.

Voor het laatste gedeelte van de H. Schrift heeft de schrijver meer waardeering. Hij vervolgt n.l.:

„Daarnaast zijn echter plaatsen, waaruit een positieve instelling t.a.v. den arbeid blijkt".

O, dit geeft den bijbellezer moed! Pp, ulus, dat was volgens den schrijver een goed econoom, want deze heeft geschreven: „Als iemand niet wil werken, dan zal hij ook niet eten". Dezen lof had ik nu niet gedacht, dat hij aan Paulus zou toeschrijven. Hij had er met zijn bril ook in kunnen lezen: laat ons werken opdat wij kunnen eten, drinken en vroolijk zijn.

Met dezen eenen tekst is zijn lof echter al uitgeput. „In het algemeen echter blijft de negatieve waardeering overheerschen". Indien de schrijver meer in den Bijbel, , ook in het door hem blijkbaar verachte O. Test. gelezen had en dit beter had begrepen, had hij o.m. geweten, hoe Gods wetten het burgerlijk leven in Israël geregeld hadden. Waren de Joden naar Gods wetten niet allen kleine boertjes, die op hun eigen land economisch> en arbeid verrichtten tot bevrediging van him behoeften in opdracht van God, een arbeid, dien zij verrichtten zonder hulp van van buiten ingevoerde slaven, zonder overwonnen vijanden, om In de vervulling van him taak vruchten en vrede te genieten als ieder kon neerzitten onder zijn wijnstok en vijgenboom.

Uitgangspunt bij den' arbeid voor en na den zondeval is het gebod Gods. Als mede-arbeider Gods bij de uitvoering van Zijn wereldplan krijgt de mensch zijn taak te vervullen, waarbij hij echter de zorg voor zijn stoffelijk bestaan aan God mag overlaten. Door dezen arbeid mag hij meewerken om te doen uitkomen de grootheid en heerlijkheid van Gods macht en majesteit.

Arbeid is dus geen gevolg van de zonde, maar een opdracht en tevens een heerlijke gave Gods, welke gericht moet zijn op de ontplooiing en ontwikkeling van de geschapen wereld tot Gods eer.

Daarom moeten wij arbeiden, met vreugde eii met haast, om ook hierdoor te streven naar de verhaasting van de voleinding der wereld en de wederkomst van Christus.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 januari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Arbeid.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 januari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's