Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

De geweldige strijd om de vrijheid der Reformatie, in de zestiende eeuw begonnen, vond zijn eerste afsluiting in den vrede van Mimster en Osnabriick, den Westfaalschen vrede, die na een onderhandeling van eenige jaren eindelijk den SOsten Januari 1648 tot stand kon komen.

Het is deze merkwaardige dag, die thans herdacht werd, en in onze pers besproken, meest wat de gevolgen voor ons land betreft. En onwillekeurig treft men dan een vergelijking met Januari 1948.

Ook honderd jaar geleden geschiedde zulks en overbekend is Da Costa's schoone vergelijking.

„Zestienhonderd achtenveertig! Doorgeworsteld was de kamp, en ten eind de schriktaafreelen van een dertigjaar'gen brand. Vrede! vrede! galmde Eiu-opa, vrede Duitsch-^n Nederland!

Uit de grauwe kruitdampwolken steeg de koesterende zon! Nieuwe tijden zijn voldragen, en een nieuwe hoop begon.

Achttienhonderd achtenveertig, en de band der Staten sprong en de dam werd doorgebroken, die de Omwentlingszee bedwong.

Oorlog! oorlog! davert de aard.....”

Wat moeten wij zeggen van 1948, nu de golven der revolutiezee steeds woedender zich verheffen en in nog erger mate gezegd kan worden:

„Legioenen volksvertreders zijn gewapend opgestaan, tronen vielen, vorsten vloden, schatten smolten en vergaan.

Dreigend blikt op 't aardrijk neder 't rood der ondergaande zon, 't menschdom vraagt zich welk een toekomst bij dien blik haar loop begon? "

Ik wil iets zeggen over de beteekenis van den Westfaalschen vrede voor het volkenrecht. Men kan eigenlijk die beteekenis niet goed zien, als niet heel de strijd tusschen de Renaissance, toen bet paganisme als in oude kracht terugkeerde en de grootheid van den mensch werd gezocht, en de Reformatie, den gehoorzamen terugkeer tot het Woord van God en de vrijmaking der kerk ons niet helder voor oogen staat. Maar daartoe leent zich de ruimte, mij geboden, niet.

Over de beteekenis van den vrede van Mimster is steeds verschillend gedacht, niet alleen, toen hij gesloten werd, doch ook thans.

Toen, in 1648, werd die vrede hartstochtelijk bestreden, vooral liier te lande. Feller pamflettenstrijd is er ten onzent slechts zelden gevoerd, als toen de oorlogspartij, zooals men dan zei, zich krachtig verzette tegen de begeerten van de partij van den vrede, waarin Amsterdam, dat inzonderheid akn de belangen van den handel dacht, de voorhoede vormde.

De bladen vertelden ook thans weer van het verzet van Utrecht en vooral van Zeeland. Men gewaagt dan vooral van eigenbelang, maar daarin deden de kooplieden van Amsterdam voor die van Zeeland zeker niet onder.

Fraai was de houding van onze provinciën in één opzicht ook niet, want men had een verbond met Frankrijk, en sloot ten slotte vrede niet Spanje, zonder zich aan de op zichzelf niet onwettige protesten van dien bondgenoot te storen. Er waren echter redenen om voor hem niet minder beducht te zijn dan eens voor den vroegeren onderdrukker, Spanje.

Ik wil enkele volkenrechtdeskundigen omtrent den Westfaalschen vrede citeeren. Het zijn humanisten, en daarom is hun oordeel, inzonderheid inzake de beteekenis der Reformatie, die hier de overwinning behaalde, des te merkwaardiger.

Wheaton zegt, dat hij een zeer belangrijk moment beteekent in het proces der civilisatie van Europa. Hij is eigenlijk de geboorte van het moderne volkenrecht. De gelijkstelling van drie religies, Katholicisme, Lutherianisme en Calvinisme, werd voor Duitschiand verkregen en me.n stelde een barrière tegen verdere nieuwe religieuse vindingen, en tegen nieuwe secularisaties van kerkelijke goederen.

Men vond dus een status quo, begeerde een stabilisatie van den door den krijg gevestigden toestand.

De zelfstandigheid van 350 staten en staatjes in Duitschland tegenover het gezag van den keizeci werd erkend en dus mislukte de toeleg des keizers een Ehiitsche eenheid onder katholieke banier te vestigen. Wie herinnert zich niet — dit tusschen twee haakjes — hoe Hitler schold op den Westfaalschen vrede.

Wel kwam nu allengs de macht van Pruisen op de voornaamste plaats der protestantsche staten, terwijl de keizer vafi het Duitsche rijk het hoofd bleef voor het katholieke corps, wat de wereldlijke macht betrof. Frankrijk en Zweden ontvingen een zeker toezicht op den gang van zaken in Duitschland en dat was iets nieuws. De Duitsche staten kregen vrijheid voor allerlei allianties onderling en met andere machten, wat het politiek evenwicht in Europa ten goede kwam.

De onafhankelijkheid van Nederland en Zwitserland werd erkend en deze nieuwe republieken werden evenals verschillende vrije steden, in Duitschland een toevluchtsoord voor de verdrukten om der religie wille.

Voor deze vervolgden werd het recht van emigratie verkregen.

Ook kon daar tot ontplooiing komen het recht van vrije meeningsuiting, waardoor het totstandkomen van een publieke opinie in Europa werd bevorderd. Iets wat voor het politieke leven van groote beteekenis was. En zoo legde dan de vrede van Westfalen de basis"voor een Europeesch publiek recht; een gebouw, dat bij eiken verderen vrede wel weer wat werd veranderd, doch in wezen toch tot de Fransche revolutie in stand bleef.

De vrede van Westfalen werd gevolgd door die der Pyreneeën tusschen Spanje en FVankrijki; de langdurige strijd om de suprematie in Europa werd toen bijgelegd, maar het feit, dat het huwelijk van den Franschen koning met een Spaansche prinses tot stand kwam, bereidde mee den toestand voor, dat Frankrijk zou trachten de oppermacht in Europa te veroveren. "

Twee jaar na den vrede kwam de pacificatie tot stand tusschen de Noorsche rijken, ook wat de religie betreft. Tegelijk met den vrede bloeide ook de nieuwe school voor het volkenrecht op, waarin de leerlingen van Hugo de Groot hun wijsheid zouden doen schitteren. Het eind van de eeuw van Grotius was daar, en de nieuwe wetenschap, door hem gegrond, zou door zijn volgelingen worden geperfectioneerd.

Zoo Wheaton, die, op zijn manier, neutraal wil zijn. Een der nieuwere schrijvers — na den vorigen wereldoorlog — Redslob, constateert, dat met den vrede van Westfalen een nieuwe periode begint voor de historie van het volkenrecht. Men kan zeggen, dat in 1648 voor den eersten keer in de wereld klare voorstelling van een wereldstatuut, op te stellen door alle volkeren der wereld in gezamenlijken arbeid, ziedaar de conceptie, die in 1648 geboren werd.

Redslob meende toen, dat de volkenbond van Geneve zoo ongeveer de volle verwerkelijking van die gedachte gaf.

der volkeren^een universeel geweten verschijnt. Dte Tot toen, zoo zegt hij, was er alleen maar sprake van conventies en gewoonten, van een spreken met elkander van individueele staten, maar thans waren in Munster en Osnabriick de leiders van zoo goed als alle beschaafde staten van Europa bijeen, om met elkander te overleggen over een systematische Europeesche wetgeving.

Eh hij noemt dan vier hoofdbeginselen voor het recht tusschen de volkeren: de vastheid van de verdragen; de vrijheid van den staat; de gelijkheid der staten; hun solidariteit. Deze vier beginselen vonden bij den Westfaalschen vrede erkenning en eerbied.

En zoo, dus meent hij, is toen de kiem gelegd voor het groote werk dat dan na den vorigen wereldoorlog in Dten Haag en in Versailles begon.

Deze Redslob geeft in weerwil van zijn vrijzinnigheid de eer van dit alles toch aan de Reformatie.

Zij bracht, dus zegt hij, in de internationale orde een geweldige omkeering. Zij wekt verbreking en schept verdeeldheid, vormt van Europa een wonderlijk mozaïek van staten vsm allerlei kleur, maar hoe die kleuren dan ook mogen zijn, wat de strijd en de harmonie der krachten betreft zijn het de confessies, die alles beheerschen.

Zoo schreef het in de vorige eeuw ook de bekende Belgische geleerde, Laurent, die constateerde, dat de Roomsche kerk feitelijk vijandig stond tegenover de vrije zelfstandige natiën. De reformatie vormde echter vrije en zelfstandige staten.

Janet, de Fransche deskundige, verklaart, dat het de reformatie was, die Europa in vuur heeft gezet. Niet in de wetenschap of in de wetenschappelijke moraal* maar in de theologie en in de politiek, waarbij de eerste de tweede beheerscht, moeten wij het groote kenmerk van den tijd der reformatie zien. Met haar begint het groote debat, dat de drie volgende eeuwen heeft vervuld.

De reformatie is voor de politieke vrijheid, zoo zeggen zij allen dan, van groote beteekenis geweest en in het bijzonder, vooral ook wat het volkenrecht betreft, wijzen zij dan op Calvijn.

Nu moeten wij met zulke lofprijzingen uiteraard wat voorzichtig zijn en wel ter harte nemen de waarschuwing van Merle d' Aubigné, dat wij steeds goed moeten onderscheiden tusschen de werkelijke refor» matie en wat de geleerden dan als het „protestantisme" willen eeren.

Onderscheiden ook tusschen het werk van Christus en Zijn ware kerk — en het „christendorn".

Want dat „Christendom" heeft veel bedorven, en zoo is het ook met het „protestantisme". Het heet dan, dat de reformatie zou beteekénen den geest van het vrije onderzoek, of van de mystiek, en men komt er dan toe het modemisme als de rijpe vrucht van die

reformatie te zien. En dan ook natuurlijk den Greneefschen volkenbond en de U. N. O., als een vrucht van de overwinning der Reformatie in 16, 48.

Maar afgezien van deze vergissing hebben ook vrijzinnige schrijvers hun waardeering voor de Calvinistische reformatie, ook wat het recht der volkeren en tusschen de volkeren betreft, niet kunnen weerhouden, al acht men zich ook gelukkig, dat dit Calvinisme dan, zooals zij meenen, zoo ver in de historie achter ons ligt.

Waaruit blijkt, dat zij juist niet waardeeren, wat voor Calvijn het allerhoogste was: de getrouwe belijdenis van het Woord Gods en de volle gehoorzaamheid aan de wet des Heeren.

Redslob maakt in zijn belemgrijke studie over het principe der nationaliteiten nog een vergelijking tusschen het ontstaan van het zelfstandige Zwitserland en dat van de vrije Nederlanden. Zwitserland, dus zegt hij, bevocht zijn zelfstandigheid op de feodaliteit. De Nederlanden verkregen die door een evenement, dat het aangezicht der wereld heeft veranderd en voor de volgende eeuwen een nieuwe inspiratie en nieuwe macht heeft gegeven. Dat evenement wortelt dan in de Reformatie.

Ten slotte nog een opmerking van Laurent, die het oordeel vajti Schiller omtrent den Westfaalschén vrede aanhaalt. Want Schiller zingt, dat deze vrede alle Europeesche volken heeft vereenigd tot één groote familie, waarbinnen voortaan vrede en vrijheid heerschen zouden.

Nu heeft de werkelijkheid weinig aan die dichterlijke bewering beantwoord, maar waardoor? Doordat de gehoorzaamheid der Reformatie in kerk en staat te loor ging, en ten slotte de revolutie der Renaissance, de verheffing van den grooten, goeden mensch, zich kon doorzetten, tengevolge van de inzinking der werkelijke Reformatie en het vergeten van de artt. 28 en 29 onzer Geref. belijdenis.

Maar — en hierop kon in de dagen na de Fransche revolutie een Duitsch diplomaat terecht wijzen: na den vrede van Westfalen was het recht en de zelfstandigheid ook van den kleinsten staat, veilig.

Welnu, dat veranderde eerst toen de belijdenis van den Christus, den Koning der koningen en Koning zijner kerk, Die ons Zijn Woord en der ware kerk haar heerlijke belijdenis schonk, werd verloochend.

Zooals Groen van Prinsterer het zegt in zijn „Geschiedenis van het vaderland" voor ons volk: „de jeugdige Republiek, gevormd door den moed en de volharding van een gering aantal christenen, die Gode meer dan menschen gehoorzaamheid hadden betoond, was het gedenkteeken van de onbedriegelijkheid der belofte: zoekt eerst het Koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid en alle deze dingen zullen u toegeworpen worden".

Maar hij vervolgt: „de wonderbare zegeningen Gods zijn bij het menschelijk bederf noch duiu-zaam, noch onvermengd". En dat hebben wij en dat heeft ook Europa ervaren. '

Ik ben echter over den vrede van Westfalen, mijn geduldige lezer moge het mij vergeven, nog niet uitgepraat. Eerst echter met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 februari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 februari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's