Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BEZWAARDEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BEZWAARDEN

Over en onder de synodocratie 54

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

De friesche predikanten, III.

Hoe reageerde nu de synode van Zwolle op het „Ge tuigenis en Gravamen" van de friesche predikanten? We willen eerst nagaan wat ze deed met de in ons vorige artikel genoemde vijf vragen.

De beteekenis daarvan was in de door de buitengewone Synode van Utrecht geschapen kerkeUjke situatie zeer belangrijk,

In die vragen werd immers aan de Synode verzocht duideUjk uit te spreken, dat het onder de vigueur van de vervangingsformule inderdaad geoorloofd was het gevoelen der bezwaarden, zooals dat in hun „Verklaring van Gevoelen" was geformuleerd en g'epubliceerd voor te staan en te leeren.

Het mooie van deze vragen was voorts, dat ze zoo prachtig concreet waren. Ze formuleerden nauwkeurig, wat de .leeruitspraken van 1942/43, blijkens de officieele bindende interpretatie van de synodes uit die jaren, omtrent de veronderstelling bij deni doop, het in-ChristuS-getieiligdzijn, hei; toekomen van de verbomdsbelofte aan de k i n d e r e n der ge-^ loovigen, den aard van die belofte, en het in-zijn van die kinderen in het verbond, bindend hadden vastgelegd en vroegen ten aanzien van elk van die punten of, dank zij de vervangingsformule, thans ook het „bezwaarde" standpunt dienaangaande rechtsgeldigheid bezat.

Waren deze vragen mooi — ze waren niet minder noodzakelijk, Zooals we reeds eerder schreven, werd door het indienen en aanvaarden van de vervangingsformule algemeen de suggestie gewekt, dat de dogmatische situatie in de Gereformeerde kerken eenigszins was gewijzigd en wel in dien zin, dat aan Ihet bezwaarde gevoelen meer „ruimte" was gegund. Maar daartegenover stond de officieele synodale verklaring, dat door de invoering van de vervangingsformule de zakelijke inhoud van uitspraken van 1905 en 1942 volstrekt niet prijsgegeven, maar volledig gehandhaafd was. En in het op deze zaa, k betreliking hebbende rapport werd bovendien nadrukkelijk uitgesproken, dat dit niet prijsgeven speciaal gold van wat de vroegere leeruitspraken hadden vastgelegd aangaande het verbond Gods, aangaande het verband van verkiezing en verbond, en aangaande het verband van doop en wedergeboorte! Dat wi^^dus zeggen: juist ten aanzien van de punten, die in de vragen van de friesche predikanten werden aangeroerd!

Natuurlijk, ze verklaarden dat nadrukkelijk, was het dezen frieschen predikanten niet te doen om een nieuwe „Toelidhting" op de nieuwe leerformules. O neen, van dergehjke stukken hadden ze reeds te veel ellende gezien, dan dat ze' ze weer zouden begeeren! Neen, ze vroegen alleen en eenvoudig opklaring van een overal duideKjk aan den dag getreden onduidelijkheid en dubbelzinnigheid.

Inderdaad, als men zoo de situatie heeft gepeild, voelt men, dat deze vragen belangrijk en noodzakelijk waren en dat het antwoord van de zwolsche synode met groote spanning tegemoet werd gezien.

Die spanning was vooral ook daarom zoo groot, omdat .— zooals we reeds opmerkten — de synodale deputaten, die na de buitengewone synode van Utrecht met deze predikanten samenspraken, de bevrijdende verklaring hadden afgelegd, dat de synode omtrent deze punten blijkbaar ruimte had wiUen laten voorde libertas prophetandi (vrijheid der profetie) en dat de genoemd© opvattingen den bezwaarden door hèn, de deputaten, niet als strijdig' met de Nieuwe Verklaring werden gekwalificeerd!

Zou het een wonder zijn geweest als in de harten van de friesche predikanten de hoop was gerezen, dat het conflict spoedig principieel zou zijn overwonnen? Want als de synode uitdrukkelijk zou verklaren, dat • de in de „Verklaring van Gevoelen" geformuleerde opvattingen in de kerken inderdaad rechtsgeldigheid zouden hebben, dan was het conflict, wat de dogmatische kwestie betreft, principieel tot een oplossing gekomen!

En wat zei nu de zwolsche synode?

De synode van Zwolle heeft, „overwegende, dat beantwoording van allerlei vragen om nadere verklaring van de vervangingsformule niet op haar weg ligt, mede omdat ziilk een beantwoording haar van het doel, dat de buitengewone Synode van 1946 zic!h gesteld had, n.l. om te geven een eenvoudige uitspraak des geloofs, te ver zou verwijderen" uitg'esproken, „dat beantwoording der gestelde vragen om bovengenoemde i'eden niet gewenscht is".

Alleen met verbazing, droefheid en diepen weerzin kan men deze synodale woorden lezen.

Is dit het woord van een kerk, die de boodschap des HEEREN spreekt tot de schapen der kudde, die door allerlei uitspraken en verklaringen in de war zijn geraakt en nu om klaarheid smeeken?

Is dit het woord van een kerk, die voor alles tot opdracht heeft Siet woord des HEEREN eenvoudig, hartelijk en blij te belijden, iedere onduidelijkheid en dubbelzinnigheid schuwend als de pest?

De synode wist — o, a, ook door het bezwaarschrift der friesche predikanten! — dat men eenerzijds verzekerde : alles blijft Volkomen bij het oude! Deze bewering vond steun in de betuiging van de utrechtscihe synode, dat de zakelijke inhoud van de verklaringen van 1905 en 1942, speciaal in wat deze leerden omtrent het verbond, het verband tusschen verkiezing en verbond en het verband tusschen verbond en wedergeboorte, niet was prijsgegeven.

En de synode wist eveneens, dat men anderzijds betoogde: er is heel wat v e r a n d e r d ! Er is toch maar een nieuwe leeruitspraak gekomen? ! Bovendien is naast het „houden voor reeds-wedergeboren" óók ruimte gemaakt voor het „(houden voor reeds-wedergeboren-of-zullende-wedergeboren-worden”.

Mocht nu de synode, nadat deze feiten haar bekend waren gemaakt, zwijgen ? Moest zij, nu vastgelegd was, dat de vroeger beleden leer omtrent verbond, verkiezing, wedergeboorte, doop, onveranderd werd gehandhaafd, niet duidelijk uitspreken of éen in de kerk voorgestane en gepropageerde opvatting met deze officieel gehandhaafde en in de vervangingsformule beleden leer al of niét in overeenstemming was?

In het profetisch, priesterlijk, koninklijk tatiezwendel te' laten bestaan?

Is het profetisch, priesterlijk, koninklijk van interpretatie-zwendel gebruik te maken?

Het oordeel dat de friesche predikanten vellen over de vervangingsformule en het msmipuleeren daarmee zooals dat door de synodes geschiedde, is in één woord vernietigend!

De alinea daarvan, waarin over het beschouwen en behandelen der kleine kinderen wordt uitgesproken is huns inziens „klinkklare en tevens duistere theologische construc1; ie", terwijl in de bekende noot daarvan „ongewenschte dubbelzinnigheid in uitdrukking gevonden wordt”.

Maar nóg dieper gaat het mes van hun kritiek als * zij over de vervangingsformule als zoodaftig spreken. Dan oordeelen zij zóó scherp, als het in de kerk maar mogelijk is. Lettend op het feit, dat eenerzijds de vervangingsformule werd opgesteld om aan allerlei bezwaar tegen de vroegere formules tegemoet te komenen ze nu dan ook gehanteerd wordt als een middel om bezwaarden-te sussen en te lokken, maar dat anderzijds óók, en tegehjk, verklaard wordt, dat in de dogmatische situatie niets werd veranderd, en er dus ook geen enkele reden is om de op grond van de vroegere uitspraken gevelde vonnissen te herzien, typeeren deze bezwaarde ambtsdragers de vervangingsformule als een ding met een J a n u s k o p ! Ze heeft n, l, „twee aangezichten”.

„Naar de zijde der bezwaarden — zoo schrijven zij •— richt zij zich met de noodiging, haar toclh te aanvaarden: de bestreden uitspraken zijn immers vervangen, aan bezwaren is tegemoet gekomen en er wordt immers niets in geleerd, dat onaanvaardbaar moet worden geacht, terwijl vele tdtdrukkingen van bezwaarden bovendien in haar verwerkt zijn. Maar zoodra op grond van de vervanging der uitspraken over herstel van geschonden recht gesproken wordt, keert zij het andere gezicht naar voren en wijzend op de inleidende formule wordt gesegd: zaJcelijk is alles ' gehandhaafd, .concrete sctuld der vorige Synode is niet aanwezig, hetzelfde wordt immers geëischt, dat ook vroeger gevraagd werd.

Wij achten deze mjze van handelen in strijd met de waardigheid van Synode en kerken. De Nieuwe Verklaring heeft hierdoor zeer aan moreele waarde ingeboet en het is gewenscht dat zij ook daarom uit ons kerkelijk samenleven verdwijnt”.

Wat nu evenwel de bezwaarde friesclie predikanten in de door deze immoreele uitspraak geschapen situatie zélf gingen doen is óók door en door verwerpelijk.

Omdat niemand heeft bewezen, aldus verklaren zij, dat de opvattingen, welke zij in hun gravamen noemen — die van de bezwaarden dus — in strijd zijn met de vervangingsformule, verklaren zij plechtig en openlijk, dat zij er voortaan'van uitgaan „dat de opvatting, tot uitdrukking gebracht inde „V erklaring van Gevoele n", rechtsgeldigheid in onze kerken heeft".

Dit is wel heel erg gemakkelijk en goedkoop gere» deneerd!

Maar de friesche predikanten weten toch wel, dat uit ihet zwijgen van de synode precies het tegenovergestelde moet worden geconcludeerd als zij doen. Dacht men heusch, dat de synode, als het maar eenigszins had gekuild, niet heel graag zou hebben verklaard, dat de „Verklaring van Gevoelen" acceptabel was in de kerken? Dan was ze immers in één slag van alle bezwaren en bezwaarden op dat punt verlost! Neen, a, ls we letten op wat reeds goed en grondig was vastgelegd — n.l. dat van den nauwkeurig omschreven zakelijken inhoud van de vervangen leeruitspraken niets werd prijsgegeven — beteekent het besluit van de synode om op de gestelde vragen niet te antwoorden niets anders dan een zeer „zachte" en zorgvuldig gecamoufleerde afwijzing van het gedane verzoek.

En deze verklaring van de friesche predikanten is een ongeoorloofd profiteeren van de synodale tactiek.

Het is een wel handig, maar niet vroom, niet profetisch hanteeren van het spreekwoord, , dat wie zwijgt, toestemt.

Het is niet een wandelen in „puurheid en waarheid”.

Met groote kracht en ernst blijven de friesche predikanten er voorts op hameren, dat de vroegere synodes schuld op zich hebben geladen.

Zij vroegen immers steeds — afwijzend iedere poging om eenige verzachting van uitdrukking te verkrijgen — dat de kinderen der geloovigen moesten gehouden worden voor kinderen, die reeds wedergeboren zijn, in wier hart dus het nieuwe leven reeds was gelegd.

De synode van Utrecht 1946 bepaalde evenwel, dat men de kinderen óók mocht beschouwen en behandelen als zulken die reeds-wedergeboren-zijn-of-anderszeker-wedergfeboren-zullen-worden.

Maar als wat de Synode van Utrecht bepaalde, werkelijk naar de Schrift is, als de Schrift deze door haar gegunde vrijheid inderdaad verleende, dan hebben de synodes van 1942 en 1943 overvraagd. Want dan hebben ze meer geëischt dan Ihet Woord des Heeren vorderde. En dat is zonde!

En als ze dan mannen, die aan dezen boven de Schrift uitgaanden eisch weigerden te voldoen, uit 't ambt hebben gedreven, is die zonde dubbel erg en moet zij worden erkend en weggedaan! En tegenover alle redeneeringen van de zwolsche synode om aan den greep van deze simpele waarheid te ontkomen houden de predikanten vol „dat terecht door ons gesproken is van concrete schuld der Synode van 1943 —1945 en van geschonden recht, en dat revisie en herstel noodzakelijk is”.

In een bondig en klemmend betoog handhaaft deze groep van bezwaarden ten slotte óók nog, tegen de betoogen van de synode van Zwolle in, hun bezv/aren tegen de kerkrechteUjke gedragingen van de synodes van 1936—1945.

Zij blijven het betreuren - en bestrijden, dat deze synode „in strijd met de regeling van ons kerkeUjk leven, in K.O. en andere kerkeUjke uitspraken van vroeger neergelegd", eigenmachtig, bulten de kerken om, zaken in haar vergadering aan de orde hebben gesteld en afgehandeld. En zij blijven getuigen tegen een dusdanige wijze van doen, welke „ons in hiërarchische richting voert”.

Zij komen in verband met het reeds ingediende rapport omtrent het tuchtrecht der meerdere vergaderingen, waarin aan deze vergaderingen een énorme macht wordt toegekend, „met alle kracht die in hen is" op tegen de daarin voorgenomen „aantasting van de zelfstandigheid der plaatselijke kerk, waarbij de Generale Synode de macht ontvangt, haar wil door te zetten, als er maar een deel der gemeente is, dat haar gelegenheid biedt op te treden". Als men let op de mogelijkheid, dat een Generale Synode kan afwijken, „wordt Ihet duidelijk en klaar, dat hier wordt voorgesteld niet alleen wat de zelfstandigheid der plaatselijke kerk principieel vernietigt, maar ook wat de reformatorische verzetskracht der plaatseüjke kerk breekt en aan een Generale Synode de mogelijkheid biedt ketterij, dwaling of onrecht tot het einde toe onweerstaanbaar door te zetten, als zij maar een deel der gemeente bereid vindt, haar hulp in te roepen. NatuurUjk zullen in dat geval de getrouwen wel weer een eigen kerkelijk leven stichten, maar zij missen ten aanzien van naam en goederen alle rechten. In deze voorstellen wordt de synodale hiërarchie in systeem gebradht". En daarom roepen zij de plaatseHjke kerken op tot waakzaamheid en actief optreden, opdat 398 wij den aanslag op haar zelfstandigheid onderkennen en afweren”.

Worden de voorstellen inzake de tuchtoefening over ambstdragers aangenomen, dan worden de kerkeraden van him primaire macht om dezen te schorsen beroofd en zijn zij „machteloos geworden tegenover het kerkverband", terwijl de dienaren des Woords zijn „overgeleverd aan de macht der meerdere vergaderingen". Want deze voorstellen zijn „een aantasting van de zelfstandigheid der plaatselijke kerk, van het plaatselijk karakter van het ambt en van de rechtspositie van ouderlingen en diakenen". Ze beteekenen „een invoering van het beginsel van hiërarchie in het presbyteriaal kerkrecht".

Dit zware requisitoir richtten de bezwaarde friesche predikanten publiek tegen de Generale Synodes der laatste jaren.

En we denken weer aan 1944.

Wanneer toen iets dergelijks was gedaan, zou kerkelijke censuur ongetwijfeld het loon op deze trouw in het waarschuwen zijn geweest.

Toen sprak de synode over een voorlichting, die zeker niet scherper was dan deze als over het zich veroorlooven van handelingen „waarin een onverantwoordelijke miskenning van het gezag der kerkelijke vergaderingen tot uiting komt". En zij sprak uit dat zij „zich met alle kracht" daartegen keerde en waarschuwde ten zeerste tegen iedere handeling, die den kerkeüjken weg verlaat en ingaat tegen de autoriteit der kerkehjke vergaderingen".

Zoo was het toen!

Nu zegt de synode niets meer, althans niet in het openbaar!

Maar wat moet men zeggen van een synode, die zidh zulke zware beschuldigingen zonder meer laat zeggen, terwijl haar voorgangsters zwaar tuchtigden en zij die vroegere tuchtoefeningen nadrukkehjk ook nu nog onveranderd handhaaft?

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 augustus 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

BEZWAARDEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 augustus 1948

De Reformatie | 8 Pagina's