Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater. neven

Willen wij een juist oordeel vellen over de groote dingen, die thans onder ons weer in discussie zijn — en gelukkig, want daaruit spreekt wezenlijke belangstelling — dan moeten wij steeds streng onderscheiden tusschen de groote werken Gods, de feiten, die wij zien, en onze beschouwingen en verklaringen. En als wij nu bemerken, dat de term „souvereiniteit in eigen kring" op allerlei wijze verkeerd wordt gebruikt, en de wijsbegeerte, die hem hoogelijk eert, ze fs dienen moet om een onjuiste kerkelijke en soortgelijke politieke en sociale positie goed te praten, dan wordt het hoog tijd ernstig over de wezenlijke waarde daarvan na te denken.

Wat dan ook geschiedt.

Maar als ons dan wordt tegemoet gevoerd: hé, gij hebt voorheen toch gezegd: hier wordt een grondbeginsel aangeduid van groote beteekenis, en dus verwerpt gij thans, wat gij eertijds loofdet, dan ligt daar uiteriard toch een grof misverstand.

Dat God de Heere Zijne ordinantiën, die Zijn knechten zijn, handhaaft voor alle levensverband, dat Hij ten fundament heeft gelegd voor de menschelijke samenleving, en dat een ieder gehouden is die ordinantiën te erkennen en te gehoorzamen, wil hij het leven waarlijk bouwen, wie onder ons zou dat ontkennen?

De vraag is: deugt de term, die deze waarheid wil behjden, is de wijsheid, die er mee werkt, wel volkomen naar Schrift en belijdenis, en moeten wij niet zoeken naar een juister woor& en beter begrip.

Wat er mee werd aangeduid, dat is en büjft. Maar het moet het doel zijn van alle Schriftgehoorzaam denken om de goede profetie te vinden. Die profetie is de roeping van de kinderen der ware kerk.

Ook van allen man van wetenschap en wijsbegeerte; maar vrij weten, dat juist in die wijsbegeerte de val des menschen ten diepste werkt, wijl de mensch niet wil profeteeren maar , 7begrijpen", het „wezen" der dingen verstaan en daarin Gode gelijk zijn.

Ons kennen en profeteeren blijft altijd aan de creatuurlijke grens gebonden. God is groot, en wij begrijpen het niet.

Wij kennen ten deele en wij profeteeren ten deele. I Oor. 13 : 9.

Merkwaardig is, dat dit ten deele ook thans weer op schijnvrome wijze wordt misbruikt, alsof het wilde zeggen: al ons denken is ten slotte maar ten deele juist. En zoo stellen wij alles relatief. Ik zag, dat zelfs de oecumenische actie door een synodocratisch predidant met dit „ten deele" werd verdedigd.

Maar dit „ten deele", waarop de Schrift wijst, wil zeker niet zeggen, dat het ons alleen maar ten halve mogelijk is iets goeds te zeggen van Gods wil en werken. Het wil alleen zeggen, dat wij die werken niet ten volle ooit zullen doorgronden.

Wij kunnen wel juist profeteeren, omdat God ons Zijn Openbaring, de Heilige Schrift, heeft gegeven, waardoor de Geest ons in alle waarheid leidt. Het komt er maar op aan, of wij gehoorzaam Willen zijn aan het Woord Gods.

Ook hier dreigt weer het gevaar, dat wij van onze ellende het "voetstuk maken, waarop wij ons eigenwil-Ug handelen kunnen plaatsen.

Zelfs van de zonde wordt, ook inzake de ware kennis - omtrent de kerk, zulk eigenmachtig gebruik gemaakt.

Als wij thans opkomen tegen de algeheel verkeerde wijze, waarop sommigen onder ons een gebroken kerkelijke eenheid willen herstellen, dan wordt gezegd: och, wij zijn allemaal zondaren en wij moeten allen beginnen met onze schuld te belijden.

En dan stelt men het recht der Reformatie aanstonds in staat van twijfel.

Ik woon, de eens een vergadering bij, waarop de voorzitter den secretaris vroeg: leest U de notuien? Deze secretaris, die wat lui was, iiad ze niet gemaakt, en hij begon met te zeggen: ik heb die notulen thans niet voorzitter, maar zie, wij blijven allemaal wel eens in gebreke en wij zijn allen zondaren, laat ons allen schuld belijden.

Maar toen zei de voorzitter: wij zijn allemaal zondaren, dat is waar, maar vrij behoeven niet allemaal notulen te maken. En dat moest U juist doen, en U is dus in gebreke, en U moet dan schuld belijden, op dit punt, en niet wij.

Was dit nu juist of niet?

Hebben wij bindingen opgelegd en hebben wij uitge^tooten?

En is het niet tegen alle gehoorzaamheid in en is het niet een verwaarloozen van het recht des Heeren en van Zijn kerk, als wij nu een hereeniging willen bouwen op gezamenlijk schuldbelijden in deze speciale zaak?

Als degenen, die zoo willen beginnen met de onderhandeling, hun eigen gerechte zaak hadden te verdedigen, zouden zij er niet aan denken, daarmee zoo slordig om te gaan.

Maar het schijnt wel, alsof, als het de kerk des Heeren betreft, die slordigheid zoo maar kan worden aanvaard. En dat nog wel met een argument van de liefde.

Maar — revenons a nos moutons — ik had het over Groen's historieopvatting. Dr Dengering wijst er op, dat Groen wel spreekt van de zelfstandigheid der verschillende levenskringen, maar dat hiermee de souvereiniteit in eigen krmg nog niet is bedoeld. Spreekt Groen er ooit van?

Hij gebruikt de uitdrukking: „souvereiniteit in eigen öfeer", en dr Dengering haalt een citaat aan uit Groen's fransche werk over de antirevolutionaire en confessioneele partij. Hij gebruikt daar de woorden: Kerk en staat „chacun dans sa sphere", elk in de eigen sfeer „onmiddellijk onderworpen aan Hem, Wien alle macht is gegeven in den hemel en op de aarde".

En dr D. merkt dan op, dat Groen hier zegt, dat kerk en staat moeten worden gezien als twee van elkander onafhankelijke levenskringen met eigen gezagsorganen, direct aan het oppergezag Gods onderworpen.

De vertaling is niet volledig. Want Groen zegt hier juist, dat beide, kerk en staat, onderworpen zijn aan Christus den Koning der kerk en den Koning der koningen. En van een volkomen van elkander onafhankelijke levenskringen lezen wij daar niet.

Ook dr Kuyper heeft veel moeite gehad om zijn gedachte omtrent de souvereiniteit in eigen kring bij Groen te vinden.

Maar hoe staat het nu met de bewering, dat Groen de historie een betrekkelijke autonomie toekent

naast de Schrift? Groen heeft, evenals Kuyper, en nu Vollenhoven en Dooijeweerd dat doen, geworsteld om het werk Gods te verstaan en goed, in gehoorzaamheid aan de Schrift, te profeteeren. En men zal, evenals bij die andere geleerden, bij hem zeker uitdrukkingen vinden, die blijken minder juist te zijn.

De geschiedenis was zulk een onderwerp, alsook de staat en de kerk. En nu heeft Groen zeker den invloed van von Stahl ondergaan, die in het historisch gewordene ook den wille Gods meende te kunnen lezen, maar Groen leerde te zeggen: Von Stahl was Lutheraan, en ik ben Calvinist.

En als wij nu zijn „Proeve" nemen en daarin lezen: „de kern der algemeene geschiedenis moet zijn de historie der christelijke kerk", en voorts: , - , niet de beschrijving der kerkgenootschappen, der plechtigheden en secten, maar der voortdurende werking van Gods Geest en Openbaring tot vorming en instandhouding van Christus' gemeente", en nog weer: „zonder dit eene, wezen en hoofdzaak, geen algemeene geschiedenis, geen wijsbegeerte der historie, geen geschiedenis der mensohheid, en der beschaving, geen wasirlijk pragmatische geschiedenis, ten ware men een bedriegeUjke schijn met het wezen der zaak gelijk stelt" — dan meen ik, dat hij hier èn inzake het verstaan der geschiedenis, èn van de kerk van Christus, door den Koning der kerk voortdurend vergaderd, op den juisten. Schriftuurlijken weg

was. Terwijl Groen boven deze beschouwing de woorden plaatst: laat ons nu zien, wat de historie is in het Evangelielicht.

gelielicht. Welnu — waarom zouden wij vasthouden aan minder juiste uitdrukkingen, waar ons zulke goede woorden ten dienste staan?

Hoe dankbaar zouden wij mogen zijn, als nu de Calvinistische wijsbegeerte bij deze gedachte van Groen omtrent de ware kerk zich had aangesloten in plaats van te handhaven Kuyper's speculatie omtrent de zichtbare 'en onzichtbare, pluriforme kerk, en kerk als organisme.

Want juist, nu de wijsbegeerte der wetsidee inzake de kerk mistast, moet men vreezen, dat zich dit voor heel het terrein van weten wreekt. Zooals mijn vriend in het buitenland mij waarschuwde.

Wij zien het voor oogen.

Vooreerst ligt hier het gevaar, dat de wijsbegeerte ten fundament wordt gelegd, voor heel het leven. Dat z ij, de structuren naspeurend, in den trant van de souvereiniteit in eigen kring, aan alle levensverband zijn plaats en grens zal wijzen, zijn zelfstandigheid en ge­

zag, maar beperkt tot die aangewezen plek. Eertijds zou de wijsbegeerte de dienstmaagd der theologie zijn. Zij werd meesteres. Wil men de theologie een vakwetenschap noemen, ik laat zulks daar, maar vast staat, dat zoowel wijslDegeerte als theologie de kerk des Heeren moeten dienen. Wat Groen goed begreep.

Al zegt de Calvinistische vrijsbegeerte heel goede dingen over de kerk, het gaat hier over de vraag, of zij zal zeggen, waar de k e r k moet staan, of dat de k e r k, die de taak van de Woordverkondiging van den Koning der kerk en den Koning der koningen ontving, de wijsbegeerte zal zeggen, waar z ij heeft te staan.

Tertulliaan zei: wat heeft Jeruzalem met Athene te maken? En het is heel merkwaardig, dat deze leus nu door een modernen wijsgeer, Leo Schestow, wordt over­ genomen, niet het nominalisme van Occam weer doet herleven; ik hoop daarvan nog wel eens iets te verta.len.

Tertulliaan had niet heeleniaal ongelijk, hoezeer zijn eigen werk leert, dat hij nog tï veel aan Athene ontleeaide.

Maar men ktua de vraag o: !ikeeren en zeggen: wat heeft Athene met Jeruzalem te maken? En ais Groen van Prinsterer gelijk heeft, dan antwoorden v/ij: heel veel. Allereerst wat het fundament betreft.

De Calvinistische wijsgeer behoort zich te voegen bij de Kerk der Reformatie, bij de ware kerk, zooals onze belijdenis dat zegt. En hij heeft getrouw de verkondiging van het Woord te beluisteren en zich gehoorzaam ook te stellen onder de tucht dier kerk naar het Woord. Wat hij dan trouwens ook bezworen heeft,

E^indament ook voor de Calvinistische vrijsbegeerte is Schrift en belijdenis.

Daar gaat niets af.

Natuurlijk heeft de ware kerk geen machtsmiddelen als de staat. En daarom is het ook zoo merkwaardig, dat de wijsgeeren ten allen tijde zoo bang waren voor de kerk. O die kerk — het was de afgedoolde kerk — heeft Guardano Bruno doen verbranden; en Calvijn zette Servet op den brandstapel. Stel eens, dat dit waar was, dan zijn het nog slechts twee voorbeelden. Maar vraag nu eens, hoeveel bloed de staat heeft doen vloeien en zie eens, hoe de absolute staat de philosofen maakt tot zijn armzalige slaven, want hoe bukte zich de wetenschap en de wijsbegeerte in Duitschland voor Hitler, in Italië voor Mussolini, en thans in Rusland voor Stalin.

Niet de wijsgeer zal der kerk haar plaats wijzen, maar de kerk heeft hem iets ze zeggen, n.l. den eisch van het Woord Gods.

En kan ook een Calvinistische wijsbegeerte niet in de fout vallen de rollen hier om te keeren? Het proefschrift van dr Dengering is wel geschikt, om ons hier wakker te maken. Maar — mijn plaatsje is meer dan bezet. Tot een volgenden brief.

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1949

De Reformatie | 8 Pagina's