Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GRONINGE •'Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGE •'Brieven

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Nog op twee fasen in het booze spel van „het absolute" en het daarmee verwante „verabsoluteer niet" wil ik wijzen.

Vooreerst op de ethische richting, van welke Chantepie de la Saussaye een der voornaamste vertegenwoordigers was. Ik doel hier op den schrijver van het in 1907 verschenen werk: „Geestelijke stroómingen".

Het absolute is voor hem een geestelijke macht. Het tart alle bepaling, maar wordt vertaald in woorden als: het oneindige, volstrekte, eeuwige, onkenbare, onuitsprekelijke.

Het behoort niet tot dit aardsche, gewoon wereldsche, maar tot een hoogere wereld; het is een negatie, maar toch het eenige werkeUjke. Men moge meenen, dat er menschen zijn in wier leven het 'absolute algeheel ontbreekt, toch is er altijd nog wel een schuilhoek in de ziel, waarin het zich verbergt.

Niemand is geheel vrij van het besef, dat er achter deze wereld van den schijn, een hoogere wereld is. Het is de kern van allen godsdienst.

De eerste, die de onderscheiding van lagere en hoogere wereld zag, is Plato.

Ook de nieuwere wijsgeeren als Kant, Spencer e.a. getuigen er van.

Hier ligt een onoplosbaar probleem.

Want het absolute is de volstrekte ontkenning van alle bepaaldheid, tegenwoordigheid, van al het relatieve, d.i. van alles, zooals het nu eenmaal bestaat.

Deze ontkenning stempelt al het vergankelijke, dat ons omringt, tot een beeld van iets hoogers, ons aardsche leven tot een droom, waaruit wij moeten ontwaken; waarbij vast staat, dat het wezenhjke ba-staat. Een besef, in alle godsdiensten aanwezig, die een gewijde sfeer afbakenen, waartoe de mensch in zijn natuurüjken staat geen toegang heeft; plaatsen, tijden, personen, verrichtingen, die heilig, s a c e r, tabu zijn.

. En waar in geestelijker godsdiensten dat afgezonderde niet meer voorkomt, daar is het om het geheele leven, als gewijd tot een hoogere wereld behoorende, op te vatten; de (ïod, die gediend wordt bUjft altijd de Heilige, de in zijn wezen voor den mensch ontoe-(gankeüjke, de boven de wereld verhevene. En zegt men, dat het Christendom hiermede toch heeft gebroken, daar het de vrees voor G!od vervangen heeft door kinderzin en vertrouwen, — de christen kent toch ook dit: dat zijn God is een verterend vuur: de negatie van wereld en leven door het absolute raakt hij niet kwijt. Te midden van onze woelige drukte komt het gevoel voor het absolute weer boven. En dan wordt gewezen op Ibsens „Brand" en Björsons j.Boven de kracht". Op Kierkegaards: „Enten-Eller". Hier is de gestalte der eeuwigheid. Ook Spinoza's woord: sub specie aetematis, in het licht der eeuwigheid, doelt hierop.

De groote vraag is nu deze: hoe van een volstrekte ontkenning wezenhjke kracht kan uitgaan: het pro-

bleem van allen godsdienst en alle zedelijkheid. wijsbegeerte kan hier de oplossing niet brengen. De

Ook het gezag van kerk en bijbel niet. Het had wel waarde voor vroegere geslachten, hoezeer de menschen toen niet zooveel geestelijker en onwereldscher waren dan tegenwoordig. De eerbied voor God doordrong niet het geheele leven en er was een naieve verdeeling tusschen het wereldsche en het alledaagsche leven en den beperkten invloed der hulde uit godsdienstigen schroom aan volstrekte beginselen gebracht. De meeste onzer tijdgenooten, zegt de schrijver, denken met weerzin aan de tijden, die ik daar aanhaal: de tijden onzer voorouders. Maar dit is wel wat eenzijdig. Want wat een mensch nog aan het absolute bindt, al is het niet de groote waarheid van zijn leven, kan toch tot een levenswaarde worden. Maar hier ligt ook een groot gevaar. En dit gevaar wordt aldus geteekend en hier komt het „verabsoluteer toch niet" te voorschijn: „zoo zijn er, in weerwil van luide en schijnbaar algemeene tegenspraak, nog tienduizenden, ja honderdduizenden voor wie het absolute belichaamd is in zekere instellingen, vormen, overtuigingen, gedragingen: kerk en leer, onfeilbare, in elk geval vaststaande openbaringen van God en Zijn wil, die geen tegen^raak of twijfel dulden en in gemeenschap daarmede gehoorzaamheid, waarvan de enkele mensch alle zegeningen geniet, die het absolute schenkt: eenheid en duur van zijn bestaan, - nadruk en kracht bij zijn zwakke pogingen. Zulk een geloof brengt rust en hoop mede: — het is evenwel niet zonder groot gevaar. En dat gevaar is: a f g o - de rij".

Zie, tijdeUjke vormen — als kerk en leer — zijn niet alleen zinnebeelden en herinneringsteekens, maar toch ook dragers van het absolute zelf. En dus, zegt men, hebben zij deel aan het volstrekte en de volstrekte geldigheid van al wat van God tot ons komt. Hier de grenzen af te bakenen is niet gemakkeUjk. Alleen zij vermogen het, voor wie de dienst en de kennis Gods geheel opgaat binnen den kring van hun kerk. Daartegenover evenwel aan dit tijdelijke alle aanspraak te ontzeggen op absolute waarde is met de geesteHjke ervaring in strijd. En zoo staan wij dan weer voor het oude probleem; maar wij hebben dan alvast .het inzicht gewonnen, dat de openbaring van het absolute in tijdelijke vormen even noodwendig als b e-d e n k e 1 ij k is, en hoe in eiken vorm van afgoderij het absolute, in schijn op den troon verheven, inderdaad te loor gaat. Stellig beleven de vromen het absolute binnen den kring en door middel dier instellingen en tijdelijke openbaringen; maar zoodra het met die vormen vereenzelvigd wordt, is het niet meer het absolute.

En dan komt de geleerde schrijver tot de mystiek, die naar zijn gedachten dan van groote beteekenis moest zijn. Men vindt die ook weer overal. 2üj is. ook wel een modezaak, en dan niet veel waard.

• Maar ernstige geesten als Emerson en Novalis hebben tot uiting gebracht wat in het diepste van hun ziel leefde.

De mystiek is echter te negatief, om aan alle behoeften te voorzien.

Men zou anders zeggen: daar was nu echt het negatieve. Ja, zoo wordt geantwoord: hier rijst wel uit ons wezen een getuigenis van het eeuwige, maar dit Het heeft noch vorm noch inhoud. Het hart, waarin dat eeuwige is opgekomen, verwerft er geen vast bezit door, het verliest zich zelf en gaat in het absolute op.

Daar moet toch, voor onze behoefte dan, eenige vastheid, iets zijn, - waaraan de mensch eenige houvast heeft. Welnu — dit is dan het absolute, zooals de ethische godgeleerde het heeft gegrepen: het absolute, dat het christelijk geloof erkent in de geschiedenis, hoewel weer niet in den loop der historische ontwikkeling, maar in de openbaring Gods, in Jezus Christus. En ook hier wortelt dan dit geloof weer in de ervaring der gemeente, 't Komt uit ons hart op.

De ethische theologen aanvaardden de bijbelcritiek, maar hun hart bleef uitgaan naar den werkeUjken Verlosser: Jezus Christus. En daaraan hadden zij dan genoeg. Zooals het nu ook heet: Christus de Heer, al bedoelt men dan slechts een idee.

Wij zien hier dus bij deze ethische mannen, die naar sommige gereformeerden dan dit voor hadden, dat zij meer letten op het „menschehjke", op de „ervaring", het „innerhjke leven", allereerst de zuiver heidensche gedachte van het absolute; daarna het ver^ maan: verabsoluteer toch niet'kerk en leer, en vervolgens het door hen vaststellen van toch iets uit die leer der kerk, dat zij moesten vasthouden, uit dé behoefte van hun ziel, n.l. de historische Christus, de „gestalte van Jezus". Buiten Hem toch is het niet mogeUjk anders dan zeer vage voorstellingen en een onvast gevoel te hebben van datgene, waarnaar alle godsdienst ten slotte uitgaat: het eeuwige leven.

En nu onze dagen.

Ik wil nu maar niet veel zeggen van de groote verleiding, die in het Barthianisme tot de menschen van onzen tijd, tot de kerkmenschen komt.

Zij hooren in de prediking spreken over 't Woord en de kerk en de groote feiten van het Christelijk belijden, alsof in echt gereformeerden zin dat alles wordt aanvaard.

Maar het is alles onwaar.

Alles wordt feitelijk verworpen. Alles omgeduid in iets anders.

En nu is dit het gevaarlijke, veel erger dan in het modemisme en ethische, dat de gevoelig getroffen luisteraar niet meer kan onderscheiden, wat gezegd

In mijn jonge jaren was er in ons dorp in de Nederlandsche hervormde kerk niet dan een moderne prediking. Maar als daar een enkele maal op een avond een ietwat orthodoxe prediker kwam, althans naar den naam, dan gingen de leden der gereformeerde kerk ook wel eens luisteren.

Ik was eens wat laat en met een paar andere menschen moest ik even wachten in het portaal tot het gebed was gedaan. De menschen in mijn buiirt fluisterden zachtjes: nou, die is wel orthodox hoor; hij heeft al driemaal het woord God genoemd.

Voor vele deftige modernen was dit al te veel. Maar als er eens een niet-modeme dominé preekte liep de kerk toch vol.

Na den afloop van den dienst luisterde ik dan op het kerkpad naar de gereformeerde hoorders, meest allen heel kleine luiden.

Maar dan frappeerde het mij steeds, hoe fijn zij onderscheidden. Nu, zoo zeiden zij dan: hij scheen er soms aan toe te komen, waar hij wezen moest, maar dan was het weer mis.

Onlangs hoorde ik vertellen van een gereformeerd man, goed onderlegd naar het heet, die een Barthiaan had gehoord en alles prachtig vond.

De waarachtige kennis der gereformeerde behj denis is er dan blijkbaar niet op vooruit gegaan. Trouwens men weet immers zelfs in den vrijgemaakten kring soms niet, wat de belijdenis van de kerk zegt en wat zij allemaal menigmaal lustig hebben onderteekend. Maar dit nu daargelaten, moet het ons niet treffen hoe thans in de pers der synodocratische kerk klanken worden gehoord als: §ij verabsoluteert de kerk? Vindingen van synoden moeten als volstrekt worden aanvaard; als, zooals wij wel eens zeggen: absoluut waar, hoewel dit in niets verschilt van het begrip waar. De bijvoeging „absoluut" is dan zoo iets als een eed, een vloek misschien.

Echter, daar schijnt toclj weer verschil te wezen tusschen waar en a b s o l u u t waar, want thans is het v o l s t r e k t e dier menschelijke leer weer voorbij. Men schorst er in elk geval niet meer op. Laat alles gaan, zelfs het meest modernistische.

Is dat misschien de nieuwe vinding: relativeer de behjdenis niet, maar verabsoluteer haar ook niet? Relativeer de kerk niet, doch verabsoluteer de kerk ook niet? Ligt het in de Ujn van Chantepie de la Saussaye: de openbaring van het absolute in tijdeüjke vormen even noodwendig als bedenkelijk?

Dat heeft het voordeel, dat men alle kanten uit kan.

De eene maal staat alles vast. Maar zoo gauw de moeilijkheden in het leven komen •— en die büjven niet uit, als wij buigen voor het vaste Woord en de daarop gegronde vaste belijdenis der kerk — dan komt de waarschuwing: verabsoluteer niet. En wij vluchten in het relatieve.

Het sterkst sprak dit uit hetgeen der christeUjke vereeniging van werkgevers, mee geleid door mannen die zich gereformeerd noemen, moest overkomen.

D!aar sprak prof. van Niftrik. De geestelijke leider voor politieke en sociale actie naar het schijnt.

Hij kwam eerlijk voor zijn belijden uit. Hij zegt: verabsoluteer de schepping niet. Weg dus de eerste hoofdstukken uit den Bijbel. Hij zegt: verabsoluteer het Koninkrijk Gods niet. Wat niet anders kan beteekenen dan: geloof ook het laatste hoofdstuk niet. En nadat zoo het ongeloof op den troon was verheven, de tegenspraak tegen wat God de Heere als de onbeweeglijke dingen heeft geopenbaard en het onbeweeglijke dus beweegUjk en vlottend is gemaakt, wordt gesproken van Jezus Christus.

En een gereformeerd man zei: de beste turf boven op. lag

Vergetende, dat dit schip van Breda, een christe-Hjke veste binnengeleid, onderin den vreeseUjksten vijand verborg, dien de kerk van Christus en alle arbeid van de belijders der geopenbaarde waarheid ooit heeft gekend.

Met harteUjke groeten en heilbede, uw toegenegen

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 april 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGE •'Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 april 1949

De Reformatie | 8 Pagina's