Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRIJMAKING VAN DEN LACH

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRIJMAKING VAN DEN LACH

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En Sara zeide: od heeft mij een lachen gemaakt; al wie het hoort, zal met mij lachen". Gen. 21 : 6.

Zou het waai' zijn, dat de „ernst" in „godsdienstige zaken" gemakkelijker is dan de „lach"?

Men zou het haast gelooven, wanneer men op menig christenmensch mag afgaan. De lach wordt door hem veelvuldig gezien als annexatieobject van de „wereld" maar de „ernst" viert zijns inziens hoogtij in de kerk. En men troost zich en elkaar met stichtelijke varianten op ordinaire spreekwoorden als „wie het laatst lacht, lacht het best", wat dan zooveel zeggen wil als: schort den lach nu maar op, ge behoort nu nog te weenen, maar voor u komt de lach eens, hiernamaals, en dan eindeloos.

Is dat laatste niet waar? Heeft Jezus niet zelf zalig gesproken degenen, die nu weenen, als züUende lachen? En wee geroepen tot en over degenen, die nu lachen, als zullende treuren?

Inderdaad. Maar Jezus heeft niet geleerd, dat „ernst" en „weenen" hetzelfde zijn, noch ook, dat de-lach der treurenden eerst hiernamaals begint.

Want, wat het laatste betreft, reeds lang voor Zijn geboorte heeft de Zoon Gods met zijn eerste vader en moeder naar het vleesch in het isolement-van-hetverbond-der-genade den strijd aangebonden op het punt van den lach. Nog lang voordat Hij zelf zou geboren worden, worstelde Hij met hen óver die geboorte en beproefde hen op dit stuk in hun eigen verstelden lichamen. En in die worsteling werd alles geconcentreerd op den lach. Niet op een tegenstelling van nu en later; vandaag niet, later, hiernamaals, w e 1 lachen. Maar op de antithese in het stuk van den lach zelf, terstond.

Hiermee was de Heere zelf bezig. Hiermee was heel bijzonder bezig de Zoon Gods, die als Logos asarkos aan Abraham verscheen. In zijn eerste gesprek waarin de geboorte van een zoon uit Sara zijn vrouw concreet werd aangekondigd, werd Hij door Abraham — die pas dien naam ontvangen had — beantwoord met gelath (Gen. 1 : 17). En aanstonds „aanvaardde" God souverein en meedoogend de „uitdaging" die Hij daarin wel beluisteren moest, door rechtstreeks te poneeren, dat in heel de geboorte van dien zoon het inderdaad zou gaan om den lach, want Abraham moet straks zijn naam noemen Isaak, d.i. „hij lacht", of „men lacht". God is bij voorbaat bezig te triomfeeren in dit stuk en zal, in dit leven, en op deze aarde reeds, den lach des Geestes (d.i. dien van Hem met Zijn volk) zeer concreet stellen tegenover en boven dien van het vleesch (d.i. die der wereld met Satan).

En nog scherper en nadrukkelijker voert Hij dien strijd later met Sara, wanneer zij over de nog nauwkeuriger omschreven aankondiging der geboorte heimelijk gelachen heeft. Hij roept haar tot verantwoording „Zou iets voor den Heere te wonderhjk zijn? " (Gen. 18 : 12 V.). En wanneer zij in antwoord op het zoo gestelde dilemma haar lach loochent, blijkt wel hoe scherp hier de zaken staan, niet maar tusschen vandaag en hiernamaals, noch tusschen tijd en eeuwigheid, noch tusschen boven en beneden, maar tusschen vleesch en Geest. Beide worstelen zij orii den lach, hier en nu, om hem te werven, te bezitten, te behouden.

In dien strijd is het, dat de Geest gewonnen heeft. ook in Isaaks geboorte. Want toen spraken daar beidj van. Abraham en Sara. Hij noemde nu den naam van het jongetje naar het bevel Gods in zijn eerste 'aanzegging. En z ij zong haar lofzang. Gelijk het later Zacharias zou doen na zijn strijd, zoo nu zij na den haren: God heeft mij een lachen gemaakt, al wie het hoort zal met mij lachen. Wie zou Abraham gezegd hebben: Sara heeft zonen gezoogd, want ik heb een zoon gebaard in mijn ouderdom.

De lofzang' van Sara dus, die als opschrift kon voeren , , De vrijmaking van den lach". Die omschrijving is niet origineel, want reeds J. C. Sikkel schreef bij dezen tekst in „Het Boek der Geboorten": „Is vroeger Sara's lachen bestraft, thans is ook dit lachen vrij gemaakt in vreugde over de wondere macht en gena­ de Gods; en Sara roemt daarin bij den naam van haar zoon". En wanneer hij verder opmerkt „De lach verklaart men uit het contrast van de gedachte met de werkelijkheid" — dan moge die formuleering al vele vragen openlaten en oproepen, maar zij helpt ons toch een eindweegs. Want inderdaad werd hier de strijd bepaald door de confrontatie van de „werkelijkheid" der menschen aan de „gedachten" Gods en van hun „gedachten" met Zijn „werkelijkheid". En zoolang Sara tegenstelling zag tusschen Gods geopenbaarde gedachten over een „zoon" én de door Hem geregeerde werkelijkheid van twee verstorven lichamen, lachte zij uit het vleesch. Maar toen God zelf triomfantelijk de werkelijkheid bleek te maken en te beheerscljen naar.en dóór Zijn gesproken beloftewoord, werd het haar te machtig; toen werd niet maar haar „weenen" veranderd in lachen (Ps. 126), maar toen bezweek de lach des v ! e e s c h e s voor dien des Geestes.

Want dien laatsten wil God hebben voor Zich èn Zijn volk, hier en nu, waar Hij Zijn werk doet. Zijn zaad geeft. Zijn Zoon schenkt, Zijn belofte spreekt en vervult. Toen wist Sara zich beschaamd. Toen wist zij, dat de vrijmaking van den lach niet pas daar mag komen, waar de werkelijkheid aan de belofte b 1 ij k t te beantwoorden, doch reeds daar wil zijn gehoord waar God Zijn belofte geeft.. Want die belofte wil erkend zijn, terstond, als de alles beheerschende en alles voorts makende werkelijkheid. Zijn belofte IS werkeUjkheid — en maakt haar vervolgens. En lachen kan hij, die zulke belofte volkomen ernstig neemt. Want de vrijgemaakte lach is daar waar een mensch ernst maakt met Gods concrete belofte. Doch waar de „ernst" wordt opgeschort, om eerst te lachen en dan te zien wat er komen gaat, daar is de revolutie. Zalig zijn zij die niet zullen gezien en nochtans zullen geloofd hebben. Zalig zijn zij, die Gods woorden ernstig namen en deswege gelachen hebben. Want „ernstig zijn" als godsdienstige houding is zoo moeihjk niet — dat wil iedereen graag

bij tijd en wijle. En „lachen" voordat het leven en de dienst Gods ernst wordt geacht te zijn, ook dat gaat een mensch der wereld heel makkehjk af. Maar lachen in het verbond der genade vanwege de beloften der genade — daarin geiat ten onder de kracht van het vleesch en de drift van het bloed naar den mensch. Daarom: „Isaak" — een naam die proclameert een fundamenteel en universeel program van al wat" komen gaat in dat principieele uur van wondergeboorte in het genadeverbond.

Want God heeft haast met Zijn lach — en daarom met dien van Zijn volk. Vrijgemaakt lachen, niet maar hiernamaals, maar hier en nu, dat is zaligheid — en daarom zwarigheid. Maar gij zult den eeuwigen lach in dit leven aanvangen en in de zwarigheid de zaligheid beërven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 mei 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

VRIJMAKING VAN DEN LACH

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 mei 1949

De Reformatie | 8 Pagina's