Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater, neven

Ik vertelde van de stijgende spanning in de Europeesche verhoudingen tegen het einde van de vorige eeuw. Gemeenlijk wordt er in zulke dagen door de humanisten veel van een. wereldvrede gesproken. Het optimisme gaat altijd weer tegen de klare feiten in.

Als het hart beeft van vrees, uit de mond groote woorden.

Leon Bourgeois spreekt dan ook, in zijn groote werk over de wereldpolitiek, van een imperialistische religie, die doet haken naar een wereldstaat. Maar voordat zulk een wereldstaat en wereldvrede er kunnen zijn, moeten eerst enkele begeerten van de machtige staten vervuld worden.

Op een vredesconferentie in het midden der vorige eeuw verscheen de Italiaansche revolutionair Garribaldi, die zei: wereldvrede, maar eerst moet ik Rome hebben veroverd en het ééne Italië moet er zijn.

Zoo schreef Nicolaus Danijewsky in 1871 zijn boek over het panslavisme en betoogde daarin, dat als Rusland Konstantlnopel zou hebben bezet, er voor altijd vrede zou zijn.

De machtigen zijn altijd geneigd om hun eigen begeerten te verwisselen met de groote belangen van de gansche mensohheid.

De Engelsche imperialisten wilden ook den wereldvrede, maar dan moest, naar Bourgeois opmerkt, Londen het centrum van de wereldpolitiek zijn.

Eerst was er rivaliteit tusschen Frankrijk en Engeland. Men denke slechts aan Fashoda nog in 1898.

Maar toen Keizer Wilhelm roemde van zijn handelsvloot en oorlogsvloot, begon men in Engeland een meer te vreezen concurrent te zien verrijzen.

Zeide Pitt niet: handel ? Engelsche politiek is Engelsche

En aanstonds werd den Duitschen keizer verweten, dat hij de wereldheerschappij wilde veroveren.

Wij behoeven de Duitsche politiek niet te prijzen, om te weten, dat de Engelsche in elk geval niet nobeler was. Niet geheel ten onrechte sprak men van het „per­

fide Albion". Maar de Engelschen z^n veel handiger in hun diplomatiek dan de Duitschers. Zij verstaan de kunst hun streven een kostelijk kleed te geven. Dat heeft Bernard Shaw in een van zijn tooneelstukken heel aardig geteekend, als hij Napoleon I tot een Engelsche dame laat zeggen: als gij Engelschen een volk, klein of groot, op uw weg ontmoet, dat u durft te weerstaan, dan zorgt gij eerst, dat dit volk als een groote zondaar wordt gezien; daarna volbrengt gij de straf op dat kwaad, en tot belooning op die edele daad neemt gij dan dat land maar tot u.

Het werd al spoedig heel de wereld duideüjk gemaakt, dat de Duitsche keizer den wereldvrede wilde verstoren, omdat hij de wereldmacht wilde veroveren. Leon Bourgeois merkt op, dat Engeland Duitschland had te vreezen, omdat het behouden wilde, waarnaar Duitschland gezegd werd te streven.

En de Fransche politicus Delcassé zag voor Frankrijk de kans groot om met den gevaarlijken Oostelijken buur eens voorgoed af te rekenen. Of in elk geval zijn aspiraties te keeren.

En zoo is het te begrijpen, hoe groot de opluchting was allerwege, toen de Tsaar van Rusland in 1898 met zijn bekende boodschap kwam. Men dacht: altijd vrede door ontwapening.

Heel de vrijzinnige wereldpers hief een juichtoon aan. Nu zou dan de hxmianistische mensch eens toonen, wat hij vermocht. Nu zouden de stoutste droomen worden vervuld.

Wij hebben dit gedaas na 1918 en na 1945 immers ook gehoord? Het was toen even gelijk.

Het is wel zeer denkbaar, dat de Tsaar werkelijk door de gedachte van den vrede was gegrepen. Aan zijn oprechtheid behoeven vrij niet te twijfelen.

Maar vorst Uchtomsky had hem toch ook duidelijk gemaakt, dat het werelddeel Azië eigenlijk een voortzetting is van Rusland, en dat Rusland dit werelddeel behoort te regeeren. Wij zien, dat de bolsjewistische politiek over heel de lijn weinig afwijkt van die der Tsaren en hun raadgevers.

Dan was er in de omgeving van den Tsaar de befaamde staatsraad Iwan von Bloch, die van de krijgsgeschiedenis zeer veel studie had gemaakt, en van meening was, dat de ontwikkeling van den oorlog dooi' het op den voorgrond komen der steeds machtiger technische wapenen steeds meer voordeel zouden geven voor den verdediger en nadeel voor den aanvaller. De oorlogsfronten zouden al maar uitgebreider worden, de strijd steeds van langeren duur zijn, en een overwüming zou niet meer betalen.

Gelijk standpunt nam later de bekende Norman Angell in, vriens werk juist, omdat het zoo oppervlakkig was, veel lezers vond.

Zulke schrijvers meenen, dat het wereldgebeuren beheerscht wordt door verstandig overleg, door verstandig denken. Zij rekenen niet met het geweldige feit van het zondig en verdwaasd menschenhart.

Hoe dit alles ook zij, de Tsaar kwam tot het besluit van zijn boodschap en al verwachtten de Russische staatslieden niet veel van zijn initiatief, het kon hun plannen dienen.

De grootsche verwachtingen, die men nu allerwege ging koesteren, waren echter in lijnrechte tegenspraak met de werkelijke feiten. Mocht het toch in Europa vrede zijn, daarbuiten was dit zeer zeker niet het geval.

Spanje werd in de maand, dat het Russische schrijven rondging door de Vereenlgde Staten, neergeslagen. Kitchener was bezig Soedan te veroveren en stiet straks aan den Bovennijl op Fransche veroveraars.

Engeland hield nauwlettend het oog op hetgeen Rusland in Azië bezig was te ondernemen en Chamberlain loerde op Transvaal.

En — de eerste vredesconferentie in den Haag ging juist op tijd naar huis; anders zou het kanongebulder van uit Zuid Afrika, naar iemand opmerkte, door de vergaderzaal dier conferentie zijn geklonken.

Maar — ik loop nu op de geschiedenis vooruit.

Den 28sten Augustus 1898 verscheen de eerste boodschap van 3en Tsaar, een boodschap, die heel de wereld in beweging zette en alom een juichkreet, een kreet van verlossing, deed opgaan.

De Tsaar richtte zich toch door zijn minister van buitenlandsche zaken tot alle regeeringen, bij welke Rusland door een gezant vertegenwoordigd was, en hield haar twee gedachten voor: die van zorg voor een durenden vrede, en die van beperking der bewapening.

De bewapening toch, schreef de Tsaar, legde zulk een geweldige last op de volkeren, vooral doordat de techniek telkens krachtiger wapenen vond, vraardoor het pas gemaakte waardeloos werd, dat deze wedstrijd op den duur niet te dragen zoude zijn.

Het was alles improductieve arbeid, die de physieke en geestelijke kracht der volkeren sloopte. De nationale cultuur, de vooruitgang der wetenschap, het voortbrengen van wezenlijke waarden werd er ten zeerste door geremd. Bovendien lag in de bewapening zelve een gevaar voor den vrede.

Het werd dus tijd om naar middelen te zoeken dit gevaar te doen verdwijnen en daarom stelde de Tsaar voor, dat de mogendheden zich in conferentie zouden vereenigen tot een krachtige samenwerking, die den wereldvrede zou bevestigen en de welvaart allerwege zou bevorderen in den weg van recht en gerechtigheid. De pacifisten roemden dien stap van den Tsaar. Wie zou ook niet blij zijn over zoo'n edele daad?

De wapens neer, dat was een kreet, die door een Dluitsche schrijfster zeer welsprekend werd vertolkt.

Ook in ons land ging al spoedig een adres ter teekening rond, welk adres aan den Tsaar zou worden ge-. zonden. Duizenden teekenden het en Petersburg werd overstroomd met sympathiebetuigingen.

Maar — de brief van den Tsaar bood voor de diplomatie geen voldoende basis voor de besprekingen. De boodschap was daartoe te vaag gesteld. En daarom zond de Tsaar II Januari 1899 een nieuwen brief, waarin hij bepaalde voorstellen deed. Twee dingen stonden daarin op den voorgrond: beperking der bewapening, en de instelling van een verplicht scheidsgerecht.

De voorstellen waren: a. stopzetting van den voortgang der bewapening; b. het niet meer aanmaken van nieuwe krachtiger, vuurwapenen; c. het gebruik van springstoffen, en verbod om die uit te werpen uit luchtschepen; d. het verbod van onderzeeërs; e. verbetering van hetgeen bij de conventie van Geneve in 1864 inzake den oorlog te land en ter zee was overeengekomen; f. het neutraliseeren van schepen gedurende den zeeoorlog, die tot niets anders dienen zouden, dan om in zee gevallenen te redden; g. ratificatie van hetgeen bij de conventie van Brussel in 1874 omtrent den oorlog v.'as overeengekomen; en eindelijk E. de instelling van een scheidsgerecht.

Het was dus feitelijk een beperking van hetgeen in den eersten brief stond, want men zou bezig gaan veel meer met een regeling van den oorlog, dan met die van den vrede.

Het zou mij te ver voeren, ook slechts een enkelen greep te doen uit den breeden litteratuurstroom, die uit dit alles te voorschijn sprong.

Ook omtrent den strijd, die er ontstond omtrent de vraag, wien eigenlijk de eer toekwam van het Tsarenmitiatief. Want de Fransche minister Delcassé beweerde, dat hij de man was, die den Tsaar tot zijn schrijven had gebracht.

De Duitsche keizer was verontrust over het doen van den Tsaar. Hij dacht, dat diens brief zijn sociaaldemocraten maar in de kaart speelde.

Engeland wilde wel meedoen, maar al spoedig bleek, dat, mocht volgens Chamberlain Siam gerust meedoen. Transvaal moest worden uitgesloten.

En toen dan tot onze regeering de uitnoodiging kwam om de conferentie in den Haag te doen vergaderen en onze regeering de zwakheid had, dit met inwilliging van Chamberlains eischen ook te aanvaarden, trad dr Kuyper op met zijn machtig protest. Hij nam^het voor de Transvaal op en toonde aan, dat dit 'n zelfstandig rijk was. Hij waarschuwde tegen Engelands pogingen, om dat kleine volk tot onderwerping te brengen.

Een woord, dat dezen grooten staatsman eerde, maar hij behoorde tot een klein volk en nam het op voor een klein volk.

En zijn stem werd dus genegeerd. Onze minister de Beaufort behoorde tot humanistische optimisten. Zelfs nog in 1914.

Zij zijn ongeneesüjk, zooals ook thans weer blijkt. De conferentie kwam dus in den Haag.

Rusland bracht aanstonds de ontwapening ter sprake. Maar de Duitschers verzetten zich, tot groote verontwaardiging van de pacifisten.

J)e Engelsche diplomaten dachten echter: het gaat alleen maar over den oorlog te land; die regardeert ons niet in de eerste plaats, en voorts, laten de Duitschers alles maar in de war brengen, dan kunnen wij zonder gevaar den vredelievende spelen en de hulde der wereld ootmoedig-in ontvangst nemen.

De Duitschers hadden ook zoo l; unnen spreken, want, och, raen kan op zulke conferenties wel allerlei mooie voorstellen aannemen, de ratificatie is nog heel wat anders.

Er werden natuurlijk veel schoone gehouden. redevoeringen

Ons interesseeren alleen de voorstellen. Wij kunnen die indeelen in: zeswenschen, drie decla-

ratjes, een resolutie en drie conventies.

De wenschen werden met algemeene stemmen aanveiard. Waaroin ook niet ? Wie wenscht nu niet den vrede?

Met de declaraties en conventies was het anders. Die vonden alleen slechts een meerderheid van stemmen en.de tegenstemmers teekenden niet.

Maar ik moef mijn verhaal hier afbreken. Tot den volgenden brief. Het verloop is toch zóó teekenend en leerzaam, dat het goed is deze dingen te onthouden. Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 juni 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 juni 1949

De Reformatie | 8 Pagina's