Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De eeredienst niet gediend door de „liturgische beweging''

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De eeredienst niet gediend door de „liturgische beweging''

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(II)

Behalve in Engeland, kunnen wij ook in andere landen een liturgische beweging opmerken, die de beweging in ons land geïnspireerd heeft.

Zoo in Fr'ankrijk, waar Bersier wel een van de voorloopers is te noemen.

In Duitschland was het Schleiermacher, die — evenals de-andere „vader" van de ethische theologie, Vinet — zich verzette tegen liberalisme, piëtisme, rationalisme e.d., welke hun schaduwen ook over den eeredienst deden vallen en de interesse en liefde ervoor zoo deden verschrompelen, dat slechts een rünpelig-akelig uiterlijk overbleef.

Religie is voor Schleiennacher een kwestie van „gevoel". Eenheidsgevoel met het universum, het heelal. Een preek is het kunststuk van het zeggen wat in den Jirediker, den menscli leeft aan zulk gevoel. Liturgie is dus ook zoo'n kunstprestatie, een Darstellung, een vertooning, uitbeelding van dit gemeenschapsgevoel met het universum, dat door God bezield is. En zoo heeft liturgie bij hem weer groote beteekerds.

Zijn volgelingen hebben deze gedachten nader uitgewerkt en weer extra aandacht voor den eeredienst gevraagd.

Bte nian echter, die het meest op den voorgrond ging treden, en die gedachten van Schleiermacher met die van andere leermeesters heeft verbonden, is Rudolf Otto.

Ook Otto ziet religie als een zaak niet van weten, maar van gevoel. In dat gevoel treden nog onuitgewerkte begrippen op. Dat gevoel bezit de mensch als zoodanig; alle menschen hebben dat. Vandaar dat Otto van meening is, dat heel wat evenwijdige lijnen te trekken zijn tusschen den Christelijken godsdienst en de niet-christelijke religies; de religies van het Westen en die van het Oosten.

Daarom, zoo zegt hij, moeten wij niet teveel redeneeren. Dat heeft het rationalisme gedaan. Wij mogen niet vergeten, dat heel wat dingen niet in verstandsbegrippen te omschrijven zijn.

Zoo kunnen wij ons ook God niet verstandelijk voorstellen. Wij kunhen Hem liefde, machtig, enz. noemen. Maar daarmee putten wij Zijn wezen toch niet uit. Achter ons Godsbegrip ligt de geheel Andere, de Deus absconditus, de Zich verbergende God.

Dien moeten wij aanbidden. Het geheel Andere, het Heilige.

Tusschen dezen God (wij als gereformeerden zouden schrijven: god, met een kleine letter, omdat dit niet de God der Schriften is) en ons verstand is geen relatie. Wel tusschen Hem en ons gevoel, ons beleven. Religie-is dus een kwestie van beleven.

Dit alles heet nu bij Otto het numineuze, het majesteitelijk-verhevene, of ook wel het mysterium tromendum, het mysterie dat je beven doet, dat ontzag wekt; ook wel het fascinöse, het fascineerende.

Die religieuze beleving moet opgewekt worden. Wij moeten tot huivering gebracht worden voor het Heilige (Otto schreef in 1917 een boek, dat den titel draagt: , , Das Heilige"). Dan komt het tot aanbidduig.

U begrijpt, dat dit alles consequenties heeft voor zijn kijk op den eeredienst. Eeredienst moet volgens hem als middelpunt deze aanbidding hebben.

Vandaar dat men niet bang moet zijn voor stille oogenblikken en dat deze zelfs zeer gewenscht zijn en een belangrijk bestanddeel der liturgie moeten vormen.

Ook de preek moet tot die aanbidding leiden. Er moet een goede harmonie zijn tusschen kansel en altaar.

altaar. Jammer genoeg, zoo zegt hij, is sinds de reformatie de liturgische ontvsrikkeling in een bepaalde richting geleid, déze richting, dat het altaar door den kansel werd verdrongen. Het altaar moet weer centraal worden. Dat geldt ook voor den kerkbouw. De preekstoel is ondergeschikt aan het altaar en moet daarom terzijde zijn plaats krijgen.

U ziet het: wat sommige dingen aangaat komt Otto tot dezelfde practische wenschen en wenken als de Oxford-beweging in de Anglikaansche Kerk.

Geen wonder, dat van beide zijden de liturgische beweging in ons land kon beïnvloed worden.

Langs heel anderen weg kwamen ook anderen tot vrijwel dezelfde gedachten op dit laatste punt.

In 1923 werd de Bemeuchener Kreis gevormd, een kring waarvan ojnder meer Karl Barth deel uitmaakte. In dezen kring waardeert men het sacrament boven de prediking, omdat het sacrament, hoewel het toch niet meer is dan een teeken en niets verzegelt, toch objectiever is dan de prediking, die altijd nog besmet is met het persoonlijke, subjectieve element van den prediker.

In dezen kring heeft zich vooral Paul Tillich geweerd. Hij verdedigt de stelling, dat-God in de sacramenten verschijnt. Daarom moeten we het Avondmaal wel het hoogtij van de christelijke Kerk noemen en dient dit sacrament in het middelpimt van den eeredienst te staan. Het aardsche wordt gebruikt door God in Zijn dienst om te zijn een transparant voor het eeuwige. De - preek kan desnoods v/el ach­

terwege blijven. U ziet, ook hier weer dezelfde slotsom: het Avondmaal moet den heelen eeredienst beheerschen.

Trouwens, deze gedachte wordt vandaag aan den dag ook elders sterk gepropageerd. Zij heeft in vele landen reeds haar vurige verdedigers gevonden.

In het 6e nummer van den 3en jaargang van , , Kerk en Eredienst, Ned. Herv. Tijdschrift voor Liturgie", December 19-48, bespreekt Ds J. M. Gerritsen verschillende werken, die in de laatste jaren over liturgie en liturgische kwesties in het buitenland zijn verschenen. Hij laat zien hoe de amerikaansche en engelsche schrij­ vers diezelfde meening en wensch. met klem naar voren brengen, dat de liturgie beheerscht wordt door het sacrament van het Avondmaal.

Deze gedachte blijft hardnekkig leven èn veld winnen. Het kon wel eens zijn, dat wij in de toekomst er heel wat harder dan tot nu toe tegen aan loopen!

De liturgische beweging in ons land.

Wij hebben hierboven al gesproken over de „voorloopers" in ons land. Ofschoon we daarbij ook reeds gezien hebben dat het woord „voorloopers" tusschen aanhalingsteekens dient gezet te worden, en met een korreltje zout genomen, omdat het tenslotte maar menschen waren die een verhoogde belangstelling toonden voor de liturgische geschriften (in de eerste periode/ en voor den eeredienst zelf (tweede phase).

Aan een , , liturgische beweging" dachten zij gansch en al niet. Terwijl zij ook niet bepaald geparenteerd zijn met de beweging die nu, gaande is.

Als nu de geschiedenis van de toegenomen interesse • voor liturgie en liturgiek het opkomen en optreden van een „beweging" gaat vertoonen, valt een en ander in een drietal stadia te onderscheiden.

Het eerste stadium is dat waarin de chaotische toestanden in de practijk al sterker het verlangen naar orde in den eeredienst, een vaste liturgie opwekken. Het tweede is, dat van de wetenschappeUjke bezinning maar tegelijk ook van het experimenteeren; er verschijnen studies en ontwerpen.

Het derde is ingetreden toen de beweging tot kerkvernieuwing in de Ned. Herv. Kerk tot aanvankelijk resultaat ging leiden, dus sinds den laatsten oorlog.

Allereerst de eerste phase. Hoe begon het?

Wel, de oude wensch naar meer orde in den dienst kwam met grooter kracht naar voren, temeer ook omdat in de vorige eeuw de verhoogde belangstelling voor de hturgie practisch weinig resultaat opgeleverd had. De roep om een vaste liturgie werd al luider.

U begrijpt dat het hier gaat om het leven in de Ned. Herv. Kerk.

Inderdaad waren daar wanhopige toestanden op dit gebied. Er was al eerder veel willekeur, maar deze werd „gereglementeerd" toen op 1 April 186-1 artikel 22 van het synodaal reglement voor kerkeraden dienst ging doen. Dit artikel bevatte de clausule: „Bij de leiding der openbare godsdienstoefeningen gaan de predikanten, zoowel in het algemeen als in het bijzonder met betrekking tot het gebruik van den Heidelbergsehen Catechismus, de liturgische geschriften, de vragen bij de voorbereiding tot het avondmaal, de psalmen en gezangen, naar eigen oordeel te rade met de godsdienstige behoefte hunner gemeente".

Het verzet tegen dergelijke toestanden werd allengs grooter, totdat werkelijk van een liturgische beweging in de Ned. Herv. Kerk gesproken worden kan.

Die beweging werd mede gestimuleerd door de jeugddiensten, die ook al om „liturgie" vroegen.

In 1911 heeft de Haagsche predikant J. H. Gerretsen een flinken stoot gegeven. Hij schreef aanvankelijk in het Kerkelijk Weekblad van 's-Gravenhage over de liturgie, later kwa, men zijn artikelen als brochure onder den titel „Liturgie" uit.

Dit boekje doet nog altijd zijn invloed gelden. Het wordt in de kringen van de liturgische beweging genoemd één van de klassieken — waaronder men ook telt Kuyper's Onze Eeredienst en Wensinck's De Nederlandsche Hervormde Kerk en de Gemeente van Christus.

Gerretsen begint met te zeggen: „In het middelpunt der protestantsche, bepaaldelijk der gereflorm!eerd-

protestantsche godsdienstoefening staat de preek". Deze heeft in hoofdzaak drieërlei karakter: kerygmatisch (getuigend, nl. dat de mensch een zondaar is en Jezus Christus een Zaligmaker), getuigend (dat is: sprekend van wat men zelf heeft gezien en gehoord van de eeuwige dingen; echt ethisch klinkt dat! G. V. R.), en onderwijzend.

, , De prediking is dus hoofdzasLk in de protestantsche godsdienstoefening. Een protestant gaat ter kerk, om zich te scharen onder de verkondiging van het Woord Gods.

Doch het luisteren naar de prediking mag niet het eenige doel zijn van onzen kerkgang.

Wij moeten niet alleen komen, om naar het Woord Gods te hooren, maar ook om te aanbidden.

Aanbidding is levensbehoefte voor iederen mensch". „Aanbidden is des menschen natuur". , , Godsdienst is aanbidding". En ook Gods natuur is het om aangebeden te worden.

Waar moet die aanbidding nu plaats vinden? , .Indien ergens, dan is in de godsdienstoefening de aanbidding op haar plaats". „Doch dan moet ook in onze godsdienstoefeningen aan 'de aanbidding een mime plaats worden geschonken". Daar ontbreekt , nog al wat as.n. „En juist in dit gebrek wil de liturgie voorzien. Liturgie wil leiding geven aan de gemeenschappelijke aanbidding".

„Wie in de kerk niet aangebeden heeft, is niet ter kerk geweest. Ja, zoozeer is de aanbidding een wezenUjk deel der godsdienstoefening, dat de prediking aan haar ondergeschikt is".

Trouwens, een derde element in den kerkdienst is de belijdenis, die nauw samenhangt met de aanbidding. En ook de belijdenis draagt een gemeenschappelijk karakter, omdat het belijdenis is van zonde en genade, en zonde ook een sociaal verschijnsel is. En dat beteekent, dat een gemeenschappehjke vorm onmisbaar is. En het is weer de liturgie, die deze gemeenschappelijke belijdenis mogelijk maakt.

Liturgie is daarom een heerlijk ding, omdat door haar de muren van het kerkgebouw worden omvergeworpen. , , Wij voelen den band, die ons bindt aan het groote verleden". „Daarom kunnen wij zeggen, dat in de liturgie de Kerk zich vereeuwigt, dat is aan de kategorieën van plaats en tijd wordt ontheven".

„In de liturgie aanbidt en behjdt de Gemeente".

Bovendien kan in de liturgie aan de aesthetische behoeften van den mensch worden voldaan. In onze diensten is het gevaar , < ? root, dat de preek deze aesthelische behoeften in verkeerde richting stuurt: de prediker wordt redenaar en deswege bewonderd. Daarom moet in de Uturgie aan die behoeften worden voldaan: op feestdagen koorzang, rhythmisch zingen, vaste avondmaalstafel, de avondmaalsdienst moet een hoogtepunt in het leven der gemeente zijn.

Zoo'n litui'gie brengt groote zegeningen. Zij heeft paedagogische kracht, wat vooral in een volkskerk zoo noodig is. „Liturgie maakt de gemeente zelfstandig". De Willekeur der dominees is weg. Liturgie laat den band van de Gemeente aan de heele Kerk zien (de bekende typisch-ethische onderscheiding Gemeente-Kerk!). Ze lost de vraag naar het kerkelijk beUjden op. Kan ook van beteekenis zijn voor het vraagstuk van de tucht. En voorts kan de liturgie meewerken „den janMner der partijschappen in de Kerk te doen ophouden". Immers de „liturgie brengt het gemeenschappelijke op den voorgrond".

In dat laatste .ligt reeds wat de liturgische beweging later zoo sterk naar voren heeft gebracht, en waarom men dan ook hartelijk met het , , oecumenische" streven meedoet, nl. dat de Ned. Herv. Kerk niet de hoogste eenheid is, maar zich moet weten een onderdeel van de heele Kerk van Christus van alle eeuwen en landen. Men vial katholiek zijn.

•Vandaar ook dat het kwam tot hooge interesse voor de liturgie in andere landen, en vooral voor de liturgische gegevens uit de eerste eeuwen van de christelijke Kerk.

Dat beteekent dan ook, dat men het werk van de reformatoren niet als het einde van alle tegenspraak ging zien. Men acht dat, wat in de 16e eeuw plaatsgevonden heeft, als het begin van nieuwen opbouw, maar dan een begin dat veelal nog is afgebrokkeld, laat staan dat het uitgebouwd zou zijn.

Het is wel duidelijk, dat men in het liturgisch herstel en voortbouwen een nieuwe reformatie ziet, die eenheid brengen zal en wijde perspectieven opent, en machtige beteekenis heeft.

Al was het niet eens om den eeredienst zelf dat we ons met deze dingen bezighielden, dan zou het nog van belang zijn serieus kennis te nemen van de ideeën, die in deze kringen leven, omdat deze zoo nauw samenhangen met wat in de Ned. Herv. Kerk gaande is en met wat in de heele wereld te zien is, nl. het sterke , , oecumenisch" streven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 juni 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

De eeredienst niet gediend door de „liturgische beweging''

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 juni 1949

De Reformatie | 8 Pagina's