Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Koninkrijk Gods

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Koninkrijk Gods

Js Christus het Hoofd in het Rijk Gods?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Js Christus het Hoofd in het Rijk Gods?

II

In verband met atjn scherpe onderscheiding van de kerk en het; koninkrijk Gods wil dr Westerink niet weten van de benaming van Christus als Koning van de kerk en evenmin van de aanduiding van Christus als Hoofd in het Rijk Gods. Kerk en koninkrijk Gods zijn aldus onderscheiden, dat Christus is Hoofd van de kerk en Koning van het rijk.

Wij hebben het eerste gedeelte van deze stelling reeds onderzocht en bevonden, dat de Schrift ook spreekt van Christus' koningschap over de kerk.

Wenden we ons nu tot het tweede gedeelte daarvan en laat ons de vraag trachten te beantwoorden, of de Schrift aan Christus de positie van Hoofd toekent in verband met het koninkrijk Gods.

Van het grootste belang is hier de tekst Col. 2 : 10, waar Paulus schrijft: en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het Hoofd is van alle overheid en macht".

Dr Westerink zegt over deze Schriftplaats, dat uit haar verband blijkt, dat hier wel degelijk sprake is van de kerk en er is z.i., gezien den samenhang van dezen tekst met heel het Schriftgedeelte, geen reden om „overheid en macht" als een aanduiding van het koninkrijk op te vatten. De twee elementen uit de pericoop Col. 2 : 1—15 zijn: waalleer en volheid in Christus. Die twee elementen vindt hij nu in vers 10 woordelijk terug. „Gij hebt de voUieid verkregen in Hem, die het Hoofd is". In tegenstelling met die volheid staat „alle overheid en macht". Dat is dan het tweede element uit dit Schriftgedeelte: e dwaalleeraars. Zoo komt dr Westerink tot dezen uitleg: Christus is het Hoofd van de kerk, Hij staat als zoodanig ook, als het (in feite ontkende) Hoofd, boven de dwaalleeraars''. En zijn conclusie is: ok deze „tegenkanting uit de Schrift tegen de scherpe onderscheiding van kerk en Koninkrijk, Hoofd en Koning blijkt geen tegenkanting tegen deze onderscheiding te zijn, integendeel het gestelde onderscheid juist te steunen".

Wij achten deze exegese van dr Westerink totaal onaanvaardbaar en een frappant bewijs van het feit, dat hij met een bril, beslagen door verkeerde philosophische vooroordeelen, de Schrift leest.

Immers naar dezen uitleg zou de uitdrukking „Hoofd van alle overheid en macht" beteekenen „Hoofd boven de dwaalleeraars'' en zij zou in het gebruik van het woord „Hoofd" gelijk zijn aan de uitdrukking „Hoofd van de kerk, die Zijn lichaam is".

Nu spreekt de Schrift wel van de pseudo-kerk en secte als van de „synagoge van Satan" (Openb. 2:9) maar zij zegt nergens, dat van zulk een synagoge Christus het Hoofd is noch dat de pseudo-kerk Christus' lichaam is. En dat zou uit de exegese van dr Westerink. van de uitdrukking „Hoofd van alle overheid en macht", die omnium consensu als een eenheid is te nemen, voortvloeien, nu hij deze uitdrukking op één üjn wil stellen met de teksten in het Nieuwe Testament, die spreken over de relatie van Christus tot Zijn gemeente als van Hoofd tot lichaam (Ef. 4 : 15, 5 : 23, Col. 1 : 18, 2 : 19 e.a.).

Daarbij voegt zich nog als volgend bezwaar tegen de exegese van dr Westerink, dat zij in de uitdrukking „overheid en macht" een zin legt, die haar, gezien het spraakgebruik van de H. Schrift en inzonderheid van den apostel Paulus, geheel vreemd is. Het begrip „overheid" (archè) in de beteekenis zooals het hier wordt gebruikt, komt in de H. Schrift bijkans altijd voor in vaste combinatie met het woord „macht" (exousia). Er worden geen twee scherp onderscheiden groepen mee aangeduid; men kan het nuanceverschil tusschen de beide woorden aldus aangeven, dat het eerste (archè, overheid) de gedachte van regeeren uitdrukt en ziet op de concrete, regeerende instantie, terwijl het andere spreekt van haar bevoegdheid (exousia). De vaste woordencombinatie „overheid en macht" of , , overheden en machten" nu is in de H. Schrift aanduiding van aardsche heerschappers of van hemelsche, terwijl soms ook aan beide (aardsche en bovenaardsche machten) is te denken.

Voor wat het gebruik van de uitdrukking inzake het eerste betreft, verwijzen wij naar teksten als Luk. 12 : 1 en Tit. 3:1.

Veelvuldig wordt de uitdrukking aangewend om bovenaardsche machten aan te duiden, hetzij goede, hetzij kwade engelen, vgl. bijv. Rom. 8 : 38.

Met name nu in den brief dien wij kennen als den brief aan de Efeziërs, en in den met dezen veelszins parallellen brief aan de Colossenzen gebruikt Paulus de uitdrukking „overheden en machten'' als aanduiding van bovenaardsche machten. Men denke aan den bekenden tekst, dat nu door de gemeente de veelvuldige wijsheid Gods bekend gemaakt wordt aan de overheden en machten in den hemel, Ef. 3 : 10, vgl. ook Ef. 6 : 12.

Dezelfde beteekenis zal men aan de uitdrukking moeten hechten in het eerste hoofdstuk van Ef. en van Col. en ook in de Schriftplaats Col. 2 : 10, welke nu in geding is.

Ef. 1 : 20 en 21 zeggen, dat God den Christus gezet heeft tot Zijn rechterhand in den hemel, ver boven alle overheid en macht. Jezus Christus is als de Koning in het rijk Gods zooveel machtiger geworden dan de engelen als de naam, dien Hij als erfdeel ontvangen heeft, boven den hunne uitsteekt, Hebr. 1 : 4. Naar aller overtuiging is hiermede de positie van Cliristus als van den theocratischen Koning van Gods rijk aangewezen.

En deze Koning nu wordt in Col. 2 : 10 genoemd het Hoofd van alle overheid en macht. Wat kunnen deze woorden, gezien het geheele spraakgebruik van de H. Schrift, anders aanduiden dan Zijn verhevenheid boven de bovenaardsche heerschappers en wat kunnen zij anders zijn dan een omschrijving van Zijn positie als Koning in het rijk Gods?

O.i. is het onmiskenbaar, dat de naam „Hoofd" in Col. 2 : 10 aan Christus als Koning van het rijk Gods wordt toegekend.

Deze exegese, tegenover welke die van Dr Westerink als zeer gev/rongen moet worden gebrandmerkt, is niet alleen in overeenstemming met het geheele spraakgebruik van de H. Schrift inzake de uitdrukking „overheid en macht" en vloeit niet slechts voort uit de overeenkomst in gedachtengang van den brief aan de Colossenzen met dien aan de Efeziërs, maar doet ook recht aan een parallellie, die binnen de eerste twee hoofdstukken van den Colossenzenbrief kan worden opgemerkt.

worden opgemerkt. Wij doelen hier op de evenwijdigheid van de uitspraken van Paulus in Col. 1 : 15 e.v. en Col. 2 : 9 e.v. In Col. 1 : 15 zegt Paulus, dat de Zoon van Gods liefde, in wiens Koninkrijk wij zijn overgebracht en in wien wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden (vs 14), het beeld is van den onzichtbaren God. Parallel daarmee staat in Col. 2 : 9, dat in den Christus al de volheid der godheid lichamelijk woont. In Col. 1 : 15 schrijft Paulus ook, dat Christus is de eerstgeborene der gansche schepping. Hij staat in rangorde boven alle creatuur, want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare ... hetzij overheden, hetzij machten. In Col. 2 : 10 staat, dat Christus het Hoofd is van alle overheid en macht. Eischt nu de parallellie in de uitspraken niet „overheid en macht" ook hier te nemen van machthebbers, hetzij hemelsche hetzij aardsche?

Ook van deze zijde gezien bUjkt de uitlegging van Dr Westerink, als zouden hier de dwaalleeraars zijn bedoeld, die de gemeente van Colosse destijds beroerden, geheel onaannemelijk.

Slotsom is dus, dat Col. 2 : 10 spreekt van de positie van Christus als Koning in het rijk Gods en dat deze positie hier omschreven wordt met de benaming „Hoofd van alle overheid en macht". De naam „Hoofd" wordt voor den Christus dus niet alleen in Zijn relatie tot de kerk maar ook in die tot het koninkrijk Gods gebruikt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 juli 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Kerk en Koninkrijk Gods

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 juli 1949

De Reformatie | 8 Pagina's