Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gewraakte apologie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gewraakte apologie

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

ii

Dr V. d. Linde merkt dan op (nog-steeds op p. 186, 5 regels verder dan het einde van het voorgaande citaat): „De eigenlijke kracht van den Heiligen Doop ligt voor Calvijn in het gebruik, dat de HeiUge Geest ervan maakt, om aan ons hart te verzegelen, dat de schuld (r e a t u s) geheel is afgedaan en de vernieuwing is begonnen." (Spatieering van dr v. d. L.). Dit citaat vinden we wèl bij dr de Bondt, niet echter het onmiddelhjk vervolg: „Daarvan spreekt de Heilige Doop tot elk, die gedoopt werd, al plukt alleen het geloof er de vrucht van. De Doop heeft zoo ook beteekenis voor ons heele leven, niet alleen, omdat ook de zonden na den Doop er door bedekt worden, maar ook, wanneer wij jon£ gedoopt werden en pas later worden wedergeboren." (Spatieering van mij, J. M. Z.).

Calvijn vond er büjkbaar niets ongewoons in te beweren dat de wedergeboorte pas na den Doop komt. Maar ook dr v. d. L. laat zich in dit opzicht niet onbetuigd. Ten aanzien van het slot van net citaat zegt hij in een voetnoot: „Een „veronderstelde wedergeboorte" als grond tot den Heiligen Doop wordt hier wel zeer klaar afgewezen, omdat hij van een verborgen „zaad der wedergeboorte", dat na jaren „kienaen" zou, zeker niet weten wil. We zijn hier in een andere gedachtensfeer dan bij dr Kuyper". Het behoeft geen betoog dat deze voetnoot niet voorkomt bij dr de B.

Het voorlaatste citaat (eindigend met het woord „wedergeboren") wordt aldus vervolgd: „De regel kan dus niet anders zijn dan: eerst geloof en Geest, dan de Heihge Doop, die ze verzegelt", (bovenaan p. 187).

Deze zin werd weer door dr de B. overgenomen. Ik kan me voorstellen dat het geheele apologeten-gezelschap der synodocratie over deze uitspraak uitbimdig jubelt. Niet alleen volgens Kuyper, maar ook volgens Calvijn, is de Doop bezegeling van aanwezige, inwendige genade. Waar het onderzoek tot zoover reeds groot wantrouwen wekte, is het geboden ook nu dr V. d. L. nog even het woord te laten. Op den zoojuist geciteerden regel volgt n.l.: „De kinderdoop schijnt hierop een uitzondering te maken en de anabaptisten verzuimen niet, Calvijn daarop attent te m.aken. Ze redeneeren: een kind heeft nog geen geloof, dus mag het ook niet gedoopt worden. Dat eerste ontkent Calvijn uiteraard, maar grondt daarop toch niet het recht tot den kinderdoop. Hij wijst hier op het verbond Gods. Door het verbond is ook het nakroost heilig en behoort dus tot Christus' hchaam. De kinderen zijn in de kerk geboren en behooren dus van den moederschoot af tot Gods koninkrijk. De zichtbare gaven van den Heüigen Geest komen bij hen na den Doop, maar de Geest was er, eer het teeken hen verleeiid werd.

Een „veronderstelde wedergeboorte" bedoelt Calvijn biemjèe toch niet. Christus laat de kinderen toe, zoo ^egt hij, opdat ze, tot hun jaren gekomen, zich als discipelen bij Hem zullen voegen en als met den Heiligen Geest gedoopten de kracht van dien Geest door het geloof zullen aannemen. Het heil der kinderen is in het Woord, het verbond, gegrond en de Doop verzegelt dat."

In dien laatsten zin staat toch in feite niets anders dan dat de Doop Gods beloften aan ons en onze kinderen beteekent en verzegelt.

In een voetnoot merkt dr v. d. L. nog dit op: „Waaneer Biesterveld bij Calvijn toch de veronderstelde wedergeboorte wil vinden (Calvijn als bedienaar des Woord s. Leiden 1897, blz. 117) en Honig dat zelfs een diepere gedachte van het Calvinisme noemt, (Co mr ie, bla. 197, 291/292) moet een verwarring van volwassenen-en kinderdoop worden vastgesteld. Verondersteld wordt de wedergeboorte bij de volwassenendoop niet, daar ze gebleken is en moet zijn."

Calvijn verweert zich ook tegen de wederdoopers c.s., die den Doop minachten. Dr v. d. L. zegt o.m. dit van Calvijn's meening (p. 188): „Wie het teeken veracht, vindt als rechtmatige straf het missen der genade, want wie teeken en Woord verscheurt, ontheiligt Gods verbond. Calvijn wil dus, met matiging, wel overnemen, dat de Heilige Doop noodzakeUjk is. Maar dan toch zóó, dat teeken en zaak niet verward worden en God niet van bedrog wordt beschuldigd."

Volledigheidshalve moet ik opmerken dat dr v. d. Linde de loffeUjke gewoonte heeft om, als hij Calvijn's meening vermeldt, in voetnoten Calvijn's eigen woorden weer te geven. Dr de Bondt nam die voetnoten (meestal met latijnschen tekst) niet over, ik kan ze dus gevoegelijk ook achterwege laten. Des te meer, waar ik het Latijn helaas niet machtig ben en de teksten voor mij dus inderdaad „latijn" zijn. Dat is niet zoo erg, ik heb niet de minste aanleiding te twijfelen aan dr v. d. Linde's correcte weergave van Calvijn's uitspraken.

Na zoo het'feiten-materiaal gegeven te hebben kan ik een aanvang maken met de beoordeeling van hetgeen door dr de Bondt geboden werd.

Men zal, na overweging van het bovenstaande, wel willen toestemmen dat dr de B. op zeer bijzondere wijze zijn citaten heeft verzameld. De onbevooroordeelde en eerlijke lezer zal, met mij, concludeeren dat hetgeen dr V. d. Linde ons als de meening van Calvijn aandiende, precies het tegenovergestelde is van wat we bij dr de B. vonden. Al is citeeren uit een geschrift vrijwel steeds een eenigszins hachelijke bezigheid, het mag toch niet zóó geschieden dat men den geciteerde een totaal andere meening opdringt.

Daarom weiger ik te gelooven dat dr de B. „toevallig" wat ongelukkig was in het zoeken van citaten. In de eerste plaats: de citaten die ik toevoegde staan in de directe omgeving van die gebruikt door dr de B. In de tweede plaats: de toegevoegde citaten bevatten veelal de sleutel tot goed verstaan van de andere, zoodat weglating van het ééne stel het andere waardeloos maakt.

Maar — en dit in de derde plaats — wat hier alles zegt: dr de E. wilde door de vermelde citaten bewijzen dat Calvijn ook al de „veronderstelde wedergeboorte" leerde, terwijl dr v. d. Linde én in den tekst, én in 2 voetnoten, opzettelijk het tegendeel beweerde. De redactie van de desbetreffende opmerkingen van dr V. d. L. laat er geen twijfel over bestaan dat hij zich opzettelijk zoo ondubbelzinnig uitdrukte. Hij promoveerde immers tn 1943!

In abstracto geredeneerd, zou een citaten-spel, als dr de B. presteerde, ' zeer wel mogelijk zijn, zonder dat daarbij aan opzettelijk bedrog moet worden gedacht. Een bejaard, eenvoudig ouderling, grootgebracht in kuyperiaansche theorieën, zou de behandelde bladzijden in dr v. d. L.'s dissertatie lezend, bij bepaalde gedeelten kunnen uitroepen: de Synode heeft dus toch gelijk gehad. Al zou ik aan de goede trouw van dezen man niet twijfelen, ik zou hem wel willen toevoegen: Uw brilleglazen zitten kenneüjk dik onder de kuyperiaansche zalf, want wat U dénkt te lezen, dat staat er niet.

Deze tegemoetkomendheid heb ik niet t. o. v. den drager van den doctor's hoed. Zoo iemand is gewend nauwkeurig en eritisch te lezen. En als theoloog van professie moet het letten op het verband hem een tweede natuur zijn geworden.

Nu is ook wel duideüjk waarom ik steeds zoo schijnbaar-overdreven aanduidde in welke relatie het ééne citaat stond tot het andere.

Ik acht, gezien de voorgaande overwegingen, o p - zettelijk bedriegelijk citeeren wettig en overtuigend bewezen. Een handig advocaat die mij aantoont dat dit vonnis niet juist is.

Iemand die wantrouwend is let dikwijls op détails, die hem anders zouden ontgaan zijn. Dan valt het op dat dr de B. zich overwegend beroept op geschriften die niet algemeen bekend zijn, zooals: Synopsis purioris theologiae, de Tweede Verdediging tegen Westphal, een artikelen-reeks van ds Bouwmeester in Geref. Theol. Tijdschrift en een artikel van prof. van Velzen. Dr van der Linde is, voor zoover mij bekend, geen bekende in onze kringen.

Dat uit deze geschriften werd geciteerd is te meer merkwaardig daar dr de B. bewijzen voor het goed recht van zijn zaak overvloedig kon vinden In de bekende brochure van dr Polman, Toelichting en Praeadvies en in het boek van dr Smilde. Dat hij dan niet het werk van ds Woelderink gebruikte zou ik hem niet al te kwaüjk genomen hebben.

Wat de diepere bedoeüng is van deze selectie, ik weet het niet. Wél weet ik dat verificatie van hetgeen geboden werd tdterst moeilijk is bij het gebruik van zulke bronnen. En dat kan van belang zijn voor iemand die wil knoeien.

Het kerkvolk van dr de Bondt zal wel weer zeer gewillig concludeeren dat „die vrijgemaakten" toch wel bijzonder eigenwijs zijn dat ze, na zoo'n overtuigend stuk, toch maar bij htm inzicht volharden. Als dr de E. verandering bij ons wil bereiken zal hij toch anders moeten te werk gaan, en eerst maar beginnen met zeer veel en gerechtvaardigd wantrouwen weg te nemen.

Overigens, als dr de B. in deze onbetrouwbaarheid een eenling was, ik zou geen woord aan zijn artikel verspild hebben. Maar helaas, zoo zijn de zaken niet. Wie regelmatig het „Gereformeerd Weekblad", „Waarheid en Eenheid" en „Eenigheid des Geloofs" leest zal moeten constateeren dat het meerendéel van de in deze bladen schrijvende synodocraten zich een toenemend wantrouwen op de hals haalt. En dat heeft verstrekkende consequenties t.a.v. samenspreking. Oosterbeek-acties en kerkel^ijke ronde-tafel conferenties. Ik kan niet gul zijn met onbevangen vertrouwen. Voor het goed recht van deze nuchtere instelling wil ik den volgenden keer de noodige bewijzen aanvoeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 juli 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Gewraakte apologie

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 juli 1949

De Reformatie | 8 Pagina's