Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Profeet als Mozes

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Profeet als Mozes

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een profeet als mij zal u DE HEERE verwekken. Deut. 18 : 15.

Met Mozes heeft Petrus zich erg vaak bezig gehouden. Ook als hij zich herinnert, dat Mozes een profeet heeft aangekondigd.

Wanneer dan ook in Hand. 3 : 22—24 Petrus, in den God der beloften den „vol-geïnteresseerden" Bondsgod eerende (vs 18), Mozes aanhaalt, uit Deut. 18 : 15, v, 18, V, Lev. 23 : 29, dan raakt hij in den grond w^er datzelfde motief. In Deut. 18 : 15 kondigt Mozes aan, dat Jahwe „een profeet'' zal verwekken voor den israëlietischen man, en dan wel „uit diens broederen".

Ons interesseert voor óns doel maar matig de oude strijdvraag, of hier door Mozes gedoeld zal zijn op „den profeet in het algemeen'' (den profetenstand, den profetencyclus), dan wel of rechtstreeks op Christus gezien wordt. Wij kiezen noch vóór, noch tégen; dat Petrus deze profetie op Christus betrekt, is buiten kijf; en dat hij haar in Christus la^t „uitmonden" (waarmee Christus gezien zou wezen als kroon op de profeten, die dan tevens zouden ingesloten zijn), ware niets nieuws, Hebr. 1 : 1 v. Wij behoeven niet van een ons opgedrongen dilemma — het eene óf het andere — hier te spreken^). Genoeg is voor óns doel, dat het juist Petrus was, die in Hand. 3, d.w.z. in de periode, waarin het spreken over de verschijning van (Elia en) Mozes op den „verheerlijkings"-of annuntiatieberg was vrijgegeven (Luc. 9 : 36, Matth. 17 : 9, Mare. 9 : 9) met nadruk voor den Profeet, door God in gansch uitnemenden zin verwekt, en zoowel „a 1 s Mozes" als „m è t Mozes" compareerende, den inmiddels verheerlijkten Heiland, erkenning vordert; waarom zou hij dat rendez-vous der twee profeten van Gods bizondere nabijheid op den annuntiatieberg vergeten hebben? Het beteekende toch een wederzijdsche legitimatie: uit B, maar B niet zonder A? Temeer had Petrus reden aan dien annuntiatieberg te denken, nu Mozes' bevel: , hóórt hem" (Deut. 18 : 15), door een bath qol, een „groote stem'', d.w.z. in een buitengewone openbaringshandeling, was herhaald. En, — zeer duidelijk, en voor Petrus' eigen ooren, was in die bath qol de spits van Mozes' woord (naar hem zult gij hooren) naar den Christus heen gekeerd •'^). Te gereeder dringt zich aan Petrus' geest deze herinnering op, omdat Petrus onder de Joden staat, die meermalen, ten onrechte verwijzende naar Deut. 34 : 9, 10, zich den weg versperden tot het zien van Jezus Christus in een qualiteit van profeet „als Mozes"; er zóu immers geen profeet meer zijn als Mozes ? ^) Voor Christus' apostelen evenwél was óók déze versperring van den weg ter Schriftopening, was óók dit „deksel" op het aangezicht bij het lezen van het Oude Testament, weggenomen: ij hadden weer verstaan, dat wel Mozes van aangezicht tot aangezicht met Jahwe sprak, maar dat hun Meester sprak hetgeen Hij „gezien had en gehoord" (Joh. 3 : 31, 32), en zelf van nu voortaan eiken dag op Vaders troon gezeten bleef. Het „als mij" uit Deut. 18 : 15 (een profeet als mij, zei Mozes) had voor deze leerjongeren en getuigen van Christus een diepen zin gekregen. Bedoelde dat woord van Mozes: als mij" uitdrukking te geven aan de tusschen hem en het volk bestaande gemeenschap: en profeet als mij zult gij gezonden krijgen, één uit uw broeders, net als ik er een was ? Dan kenden de apostelen de diepte' van genade, die daarin gelegen was, dat de Eeuwige Zoon geworden was , , als Mozes", hunner één. Wilde misschien dat „als mij" soms afstand bewaren: en profeet, net als ik, met wien God spreekt van mond tot mond? Ook dan hadden de apostelen een toch weer troostelijk kommentaar op dit woord: et was de „wandelende kommentaar" van Jezus Christus zelf. Zoon Gods èn Zoon des menschen; transcendent en immanent. Publiek Persoon uit twee naturen.

Want dat Mozes op Christus zag, dat had de Heiland zelf verzekerd (Joh. 5, slot). Aan Hem is dan ook Petrus' woord gehoorzaam. Zóó werd het góéd.


1) Bertholet's bezwaar („nur einer", das ware die messianische Auffassung, Deut. 1899, 59), gaat terug op de onjuiste theorie, dat „collectief" in tegenstelling zou staan tot , .Individueel", als ware niet aan een „akmê", een hoogtepunt, of jzelts een repraesentatie-figuur, te denken. Vgl. Inzake „zaad" Procksch, a.w. 34. Marckius, Novisslma Mosls, Opera, II, 1095, kiest voor messlaansche opvatting, maar acht toch Coccejus niet „praeter rem" te zijn In zijn conclusie uit Deut. 32 : 29, dat de bedoeling daarvan is, aan te toonen, dat In Samuel — waarschijnlijk auteur van Deut. 32 : 29 volgens Coccejus •—, in Jozua en volgende profeten de toezegging van Deut. 15 : 18 niet is „impleta"; verwijzing naar Hand. 7 : 37. De „distributieve" opvatting („je eln Prophet", Könlg, Gesch. Alttestamentl. Rel., Gütersloh, 1915, 435, vgl. Bertholet, e.a.) schijnt ons te stranden op Mozes' aanwijzingen tegen' valsche profeten, die niet voorkomen als revolutionaire antagonisten tegen een vasten, een waren, een ordinarius. Voorts: arckli, Opera, XVII, 446, V.; G. Ch. Aalders, Valsche Profetie in Isr., Wagenlngen, 1911, 56, V.; Idem, Profeten d. O. V., Kampen, 1918, 191.

-) Over de herinnering (mogelijk) aan het gebeurde op den berg o.a. Zalm, Apostelgesch, I, Komm. N.T., 1922, 158; Marckius, XVII, 1.1. Inzake bath qol o.a. Camp. Vitringa, Observatlonurti S. 1. IV, Franequerae, 1711, 357, 361, 369, 374, 378, 381, 402; Carpzov, Apparatus Hist.-Crit., annot. In Th. Goodwlnl, Francof.-Llps., 1748, register op Filia Vocis; Chr. Schotani Comm. de Divinls Revelationlbus, Franekerae, 1661, 25v. en 52v.; e.a. — Zie ook:

loh. H. Othonis Lexicon Rabblnlco-Philologicum, Genevae, 1675, 68—71, leerzaam verhaal over de bath qol, die tusschen Sjammal en HlUel het pleit zou beslecht hebben, vgl. ons Pinksterfeest.

3) Zie o.a. Chr. Schoettgenli, Horae Hebralcae et Talmudicae, Dresdae & Lipslae, 1733, 419. Tegen de „logica" van het , .beroep" op Deut. 34 : 10 o.a. C. Steuemagel, in Nowack's Handkomm., Dt. Jos., Göttingen, 1900, 130.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 augustus 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Profeet als Mozes

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 augustus 1949

De Reformatie | 8 Pagina's