Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater. neven

De bewering van prof. Zuidema was, dat Groen van Prinsterer en de afgescheidenen verschilden van overtuiging Inzake de praedestinatie, de waarde van de Dordtsche leerregels. Groen kon tijdens zijn leven de leer der uitverkiezing en verwerping niet aanvaarden. Bhjkbaar steunt deze meening op een uitlating daaromtrent van dr A. Kuyper.

Deze bewering is echter voor wie de stukken, die hier beslissen, kent, geen moment vol te houden.

Ik zal mijn lezers zoo weinig mogelijk met citaten bezig houden. Zij vinden de beslissende in ons „Gereformeerd gezinsblad" en gaarne verwijs ik naar de uitnemende artikelen, die daarin omtrent dit punt van het geding verschenen.

Ik noemde alleen enkele van Groen's werken, die hier de beslissing geven. O.a. het zeer belangrijke werk: Maurice et Bameveld. en dan het elfde hoofdstuk: Histoire des Provinces-Unies. 1617^—1619.

Groen begint in dat hoofdstuk te verklaren, dat men hem dikvrijls heeft nageliouden, dat zijn geschriften zouden' staan onder den deplorabelen invloed van het Calvinisme. De Puriteinen van de zestiende eeuw zouden zijn geloofsgenooten — mes coreligionnaires — zijn. Hij zou een sectaris, geen historicus zijn.

Welnu, zegt hij, deze veronderstelling is waard nader te worden bezien. Want in werkelijkheid ovei-heerscht de religieuze kwestie al de andere. En dan begint hij te spreken over zijn „Handboek, der Vaderlandsche geschiedenis".-Dit werk, zegt hij, verscheen voor het eerst in 1846. De tweede druk was-een herdruk.

Maar den derden druk heeft hij grondig herzien.

Hij haalt nu aan, wat hij in de „Nederlandsche gedachten" schreef: „ik reken mij verplicht nu meer dan tot dusver te doen uitkcmien, dat de derde druk geen herdruk is maar omwerking. Omwerking, die in de veelbeduidendheid van het woord en naar de geringheid mijner kracht, het regt geeft en de verplichting oprecht te verklaren, dat ik den derden druk, waaraan althans geen moeite gespaard is, alleen als het Handboek erken".

Wat door Groen dus over den tijd van den strijd der vaderen tegen de Arminianen werd geschreven, was door hem opnieuw zeer zorgvuldig overdacht. En dat is hier daarom van beteekenis, omdat hij in „Maurice et Bameveld" handelt over het verschil van meening, inzake het in den strijd zijner dagen vooropstellen van de leer der uitverkiezing, tusschen hem en dr A. Kuyper. - Mede naar aanleiding van het oor'deel in „De

standaard" gegeven — iiet was in 1874 — omtrent het oprichten van een standbeeld voor Oldenbarneveld.

Dr Kuyper was daar tegen.

Als dus Groen toenmaals van mieening inzake het belijden der uitverkiezing zelve was veranderd, zou dit iUj^ 2en derden druk van zijn Handboek gebleken

hij citeert telkens naar die uitgave.

hij citeert telkens naar die uitgave. Welnu, hij zegt in zijn „Handboek" omtrent de jaren van het Twaalfjarig bestand, dat velen, die afweken van de leer der kerk geen rechtstreeksche aanranding der christelijke belijdenis in de kerk aandurfden, maar aanvingen met het bestrijden van een verborgenheid, voor de rede onbereikbaar. Het leerstuk der voorbestemming (Praedestinatie) werd in twijfel getrokken, geloochend, bespot. Uit dezen smaad werd ergernis geboren, spanning, wederstand, strijd. Het was den Gereformeerden niet enkel om dit artikel te doen, veelmin om het onbegrijpelijke te begrijpen, allerminst om een geloofsregel boven of nevens Gods heilig Woord: om de onderwerping van het geweten aan een Formulier of aan eenig menschelijk gezag. Neen; do leer der uitverkiezing werd gewaardeerd in verband met de vrije genade Gods, met de rechtvaardiging door het geloof alleen, met het Evangelie. Geen vermetel dringen, maar nederig berusten in Gods onnaspeurlijken raad. Geen onverdraagzaamheid, maar, in de kerk, geen wegcijfering van het eenstemmig belijden, zonder hetwelk de mogelijkheid van kerkgemeenschap vervalt.

Groen geeft dan weer, wat de vaderen beleden in art. 16 der in 1562 ontworpen Nederlandsche belijdenis. De leer der uitverkiezing. En dan verklaart hij: p Gods Woord gegrond: .v. Rom. 8 : 29, 2 Tim. 1:9.

Hij zet dit dan nader uiteen, steeds: verwijzende naar de Schrift. En dan verklaart hij: deze leer der Uitverkiezing, Calvinistisch leerbegrip genoemd, is vóór Calvijn ten allen tijde, oorzaak van aanstoot en ergernis geweest. De eer der verlossing toeschrijvend aan God alleen, ondragelijk voor den menschelijkdU trots, ongerijmd voor elk, wiens gedachten niet tot de gehoorzaamheid aan Christus gevangen zijn geleid, werd zij telkens bevestigd, èn in vroeger eeuw, èn bij de Reformatie door het eenstemmig getuigenis der christelijke kerk.

Vervolgens wijst hij op het misbruik van dit leerstuk als het uit zijn verband wordt gerukt met de overige waarheden van het Evangelie. Tegen dergelijk misbruik — kende men het ook niet in den strijd tegen de wederdoopers? — geldt de lasterlijke voorstelling, dat de leer der Gereformeerde kerk een oorkussen is voor het vleesch en den duivel enz.

Dan merkt hij op, dat de voordracht riezer leer met omzichtigheid moet geschieden; vaste spijs is niel voor die melk van noode hebben.

Nift op Gods verborgen raad, maar op Christus, den weg, de waarheid en het leven, wijst de Heilige Schrift; op Hem zij het oog des geloofs gevestigd, zonder te willen doordringen tot wat gesloten voor ons is. Hebben wij zulks niet ook in den huldigen strijd tegen synodale ongerechtigheden ervaren?

Maar, zegt Groen, wordt deze verborgenheid telkens door haar bestrijders ter sprake gebacht, haar onverklaarbaarheid wettigt, als zij stoutelijk ontkend wordt, het stilzwijgen niet.

Mij dunkt dit is duidelijk genoeg.

Merkwaardig is in dit verband ook wat hij voorts nog van den strijd der vaderen vertelt. „De Hervormden", dus zegt hij, „onvermogend, zouden gaarne bij minnelijke schikking de kerken hebben verdeeld; de Remonstranten, bijkans meester, konden niet met de helft te vrede worden gesteld. Ér bleef dus, waar de prediking uitsluitend aan Remonstrantsche leeraars opgedragen was, den verongelijkten niets anders over dan, met prijsgeving van de kerkgebouwen, in huizen en schuren te gaan. Doch ziet, ook deze samenkomsten werden verboden, belet, met geldboete, ontpoorting, en uitbanning gestraft. Uit vele kerken verdreven werd de kerkleer daar buiten niet meer geduld".

Men ziet — hoe de geschiedenis zich herhalen kan.

Het ging in dezen strijd niet maar om de kerk; neen: „aldus was er wezenlijke vervolging tegen de belijdenis, waarvoor de vaderen gestreden hadden, en die tot hoeksteen van den staat gelegd was".

Ook elders verklaart Groen, dat de synode van Dordrecht, handhavende de waarachtige leer der Schrift, de republiek heeft gered.

De Arrainianen leidden terug naar Rome en de Spaansche tyrannie.

Men heeft in de z.g.n. oecumenische gereformeerde synode, die in Amsterdam bijeengeroepen werd, den moed gehad naar de synode van Dordt te verwijzen. En dat, terwijl de synodocratische voormannen, vóór zij de gereformeerden uit allerlei land hier durfden bijeen te brengen, in Amerika een eerste synode van dezen aard gingen misleiden inzake den strijd voor de goede beUjdenis, die zij hier vervalschten. Allereerst moest worden gezorgd, dat men buiten ons land de waarheid niet zou kennen.

En als men het dan nog verder aandurft de vervolgde gereformeerden, die trouw willen blijven aan de oelijdenis der vaderen, zich niet willen buigen voor menscheUjk gezag, dat zich tegen het Woord Gods verheft, en wier recht men vertrapt, uit te noodigen ook tot die synode te komen, alsof er niets is gebeurd, dan wordt het verval nog te duidelijker, het bedreven kwaad nog erger.

Maar keere ik tot Groen's belijden terug.

En dan verwijs ik naar zijri"geschrift: „Het regt der Hervormde gezindheid", waarin Groen in den breede schrijft over de handhaving der „Symbolische Schrift", de belijdenis der vaderen.

Hij denkt er niet aan de leerregelen van Dordt Ie laten varen. Voor de Kerk, dus zegt hij, als Gereformeerde kerk is de hoofdzaak en het wezen der Formulieren de onvoorwaardelijke souvereiniteit en de vrije genade Gods; en hij verwijst dan naar een woord van Merle d'Aubigné: „la doctrine caracteristique de r Eglise Reformée, s'est la grace, l'électio n".

Ik houd, dus vervolgt hij, de Leerregelen van Dordrecht voor een onwaardeerbaar gedenkteeken der genoegzaamheid van het geloof, om het ongeloof in een labyrinth der redeneering te volgen, te ontdekken, l.e overwinnen. Maar terwijl ik de voortreffelijkheid dezer onweerlegbare weerlegging erken, ben ik met haar opstellers overtuigd, dat geenszins van eenvoudigen en ongeleerden een ingewijd worden in de geheimen dezer dialectische uiteenzetting moet worden gevergd: dat voor de meesten dit theologisch Tractaat (ofschoon uitnemend en onwaardeerbaar voor het oogmerk, waartoe het te zamengesteld is) zonder schade en zelfs tot hun voordeel, een gesloten boek blijft. Wat is dan hier het wezen der zaak? De waarheid wier handhaving met het losmaken van fijngesponnen drogredenen voornamelijk bedoeld werd: de waarheid, welke de bron van ootmoed, gemoedsrust en dankbare plichtsbetrachting is: de waarheid, dat de oorzaak der zaligheid, niet in onze verdiensten, maar enkel" in het welbehagen Gods ligt, en dat wie roemt, roemie in den Heer.

Nu kan men de uitspraak omtrent dat „gesloten boek" onjuist achten, van een verloochehing der waarheid, in de Dordtsche leerregels getrouw gehandhaafd, is geen sprake.

Groen keurt ook de „dialectische uiteenzetting", het tot in den laatsten schuilhoek volgen van de dwaling, zooals hij het elders zegt, ganschelijk niet af. Hij is er dankbaar voor. Hij wijst er op, dat het ging om do genoegzaamheid van het geloof; om het ongeloof in een labyrinth der redeneering te volgen, te ontdekken, te overwinnen.

Men vergete ook niet, hoe droef de toestand in Groen's dagen was geworden wat de prediking in de Heirvormde kerk betreft.

En laten wij ook thans niet vergeten, hoe er zeer zeker in onze dagen vele kerkleden en ambtsdragers zelfs waren, die de formulieren onderteekenden bij de aanvaarding van hun ambt, maar die op de simpele vraag, of zij de Dordtsche leerregels — ik zeg niet ernstig bestudeerd, doch gelezen hadden, moeilijk een waar, bevestigend antwoord konden geven.

Maar hierin vergiste Groen zich, dat dit formulier een „gesloten boek" zou mogen blijven voor wat hij noemt eenvoudigen en ongeleerden. Ik heb zulke eenvoudigen en ongeleerden gekend, die vrij wat beter in staat bleken om deze heerlijke behjdenis te volgen dan vele zich op hun kennis beroemende „intellectueelen".

Allicht zal menigeen moeite hebben met de „weerlegging der dwalingen". Maar wij mogen allen wel de proef telkens nemen, met eerst de dwaling te lezen, dan zich af te vragen: waar zit hier het gif? , om daarna nauwkeurig het antwoord na te gaan en den Koning der, kerk te leeren danken voor het rijke inzicht en de schriftuurhjk fijne onderscheidingen daarin vervat. Waarlijk, de oogenschijnlijk onschuldige satanische dwaling wordt tot in den uitersten schuilhoek vervolgd en weerlegd. Groen van Prinsterer was dan vol bewondering en dankbaarheid. Wij moeten allen ons best doen die ook te verwerven.

Met hartelijke groeten en heilhede, uw toegenegen

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 september 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 september 1949

De Reformatie | 8 Pagina's