Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zien op een afstand

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zien op een afstand

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want wij zien door een spiegel in een duistere rede. 1 COr. 13 : 12.

Men heeft in de laatste jaren onder ons, op Kuyper's voetspoor, en daarna ook in geschriften van Hepp en ook nog in de kringen van calvinistische wijsbegeerte, de stelling geponeerd, dat alle menscber. een „geloof" bezaten. „Formeel" genomen, zei de één. Krachtens een algemeen Geestesgetuigenis, zei de ander. In een pistische functie, vulde de derde aan, die dan rechts gericht is (op God), dan wel links (naar den afgod). En als illustratie bijv., zoo niet als bewijs voor die gedachte, heeft men geweren óók op 1 Cor. 13 : 12.

Wat deze plaats betreft: we kennen allen haar inhoud: wij zien thans door een spiegel in eeij raadsel, maar dan van aangezicht tot aangezicht, lezen we daar.

Deze plaats herinnert aan Num. 12 : 8; Mozes ontvangt een voorrecht, staat daar, boven andere profeten; alle anderen ontvangen kennis in „chidooth", in „aenigma's"; maar met Mozes spreekt Jahwe van mond tot mond.

„Chidooth", dat beteekent zoo iets als: raadselspreuken; gezegden, die om interpretatie vragen; problemen. Het woord beteekent niet bepaald „woord l"o o z e" heenwijzing naar of beteekening van mysteriën of iets anders van die kiacht; en men moet vooral niet de irrationalisten-geleerdheid, die in de laatste tientallen jaren, ook vroeger trouwens, aan het begrip „aenigma"(tisch denken) gewijd is, in de bijbelsche taal indragen. Als Jahwe in , , chidooth" spreekt, dan spreekt Hij inderdaad; alleen maar: er bl ij ven vragen over; het i s licht, maar er blijft nog wel wat „o b s c u u r s" over. ^) Het woord is verwant aan 't begrip „raadselspreuk" (masjaal), dat we reeds vaak in ons blad tegenkwamen. Ook aan dat van „g e 1 ij k e n i s". Als daarom Paulus zegt: wij zien nu in „aenigma", dan is dat „zien" eerlijk gemeend, en reëel; alleen maar: men ziet in aenigma: veel wacht nog op volle verklaring, op u i t p u t t e n d e exegese (naar menschenmaat dan nog altijd).

Moeilijker is het woord „spiegel"; moeten we hier de archaeologen soms te hulp roepen, om van h é n te weten, hoe men met een spiegel-van-destijds kon zien? 't Kan zijn; en dan zou erop te. letten zijn, dat die spiegels niet zoo helder waren als de onze; ze waren van metaal; men zag dus slechts indirect niet alleen, maar ook met onvermijdelijk verlies aan scherpte voor wat het beeld betreft.

Maar er is ook een andere mogelijkheid. W e m o - gen ze niet verwaarloozen. Want van die onduidelijkheid van een spiegelbeeld praten wij wel druk, maar de b ij b e 1^) z e l'f niet: Jac. 1 : 23V. (daar is in den spiegel zien een ding, dat zou moeten helpen); vgl. 2 Cor. 3 : 18. Welnu: et hebreeuwsche woord „mar'ah", dat spiegel •') beteekent, een instrument om te zien, Kx. 38 : 8 (vrouwen !), beteekent ook: isioen, middel van openbaring: um. 12 : 6; 1 Sam. 3 : 15; Dan. 10:16; Ez. 43:3; Gen. 46:2; Ez. 1:1; 8:3; 40 : 2. Zou men niet beide beteekonissen verbinden? Zooals : n een visioen men een „, s-elijkenis'' krijgt (Ezechiö! gebruikt dat woord vaak, en Noordtzij vertaalt dan: zoo iets als ), maar die gelijkenissen vluchtig zijn, en geen aanwezige, grijpbare, tasteüjke verschijning, geen gedaante, b.v. van engelen, met wie men kan „eten en drinken", en zooals „in een spiegel zien" misschien in Paulus' tijd onder rabbijnschen invloed de vrijwel bekende algemeene beteekenis kan gehad hebben van: en profetisch gezicht ontvangen*), — zoo kunnen ook in dit woord, dat op Num. 12 : 8 toch wel teruggaat, de lezers van Paulus' brief hem alzoo begrepen hebben. Alleen maar: e hebben dan niet, zooals wij dat nog zoo vaak doen, zich afgetobd met de vraag, hoe zwak of sterk die spiegeltjes nu wel waren, die de dames van Paulus' tijd plachten te hanteeren: at voor metaal? en hoeveel weerkaatsingssterkte? Ze hebben dan veeleer de lichtbron in den hemel zich gedacht. Van d a a r uit wordt licht uitgezonden: andaar, uit die groote hoogte, uit die wereld der realiteiten, der hemelsche centrale substanties, waar óók de „eikoon" (2 Cor. 3 : 18) van hun verheerlijkt Hoofd is. Dat licht zagen ze. Ze vingen het op. Want heden zijn ze allemaal profeten (geen leeken meer, als toen Mozes leefde). En dus zijn ze allemaal gevoelig voor uitgezonden licht; ze worden er zelfs andere menschen van (2 Cor. 3 : 18).

Zóó wordt Paulus' woord uit 1 Cor. 13 : 12 duidelijk. Vandaag is de lichtbron, die naar ons heen afspiegeling doet, nog ver weg. Maar straks staan we er vlak bij. N ü krijgen we nog openbaring van God, die indirect is, ook al is ze in zichzelf een heerlijk geschenk; een openbaring, die niet van vlak nabij, in de wereld der hemelsche vervullingsvolheid en der voltooide werkelijkheden geschonken wordt, doch op een afstand daarvan blijft staan met ons, ook al is ze een mededeeling van goddeUjke werkelijkheid. Maar straks zullen we, evenals Mozes, Num. 12 : 8, van mond tot mond met God en den beteren Middelaar dan Mozes zelf was, mogen spreken, en van vlakbij God mogen aanschouwen. De „zaak" is wel vlakbij (Deut. 30 : 14, Rom. 10 : 8), maar de volle zaak is nog op een afstand en het zien van die v o 1 Ie realiteit is dus ook nog een zien uit de verte. Een zien op langen afstand.

Zóó gezien, is deze plaats eBn - directe afwijzing van het fantoom van het „algemeen geloof". Tenzij men zou willen vasthouden aan de in den tekst niet eens aangeduide gedachte, dat dat zien-in-een-spiegel „toch maar V\? einig om het lijf had". Trouwens, óók dan nog is zulk een vergel ij kenderw ij s nog niet veel om het lijf hebbende vrijcht van den 'door Gods genade gpopenden openbaringsdienst toch een geschenk van Hem aan z ij n volk. Wie uit dit woord wil afleiden, dat „alle menschen" dat hebben, zou moeten verdedigen, dat alle menschen profetische openbaring krijgen.

1) Vgl. Richt. 14 : 12, 18; Ez. 17 : 2; Spr. 1:6; Hab. 2 : 6; Ps. 49 : 5; 78 : 2; 1 Kon. 10 : 1; 2 Kron. 9 : 1; Dan. 8 : 23. , .Obscuur" wil zeggen: ergelijkenderwijs doiiker. 2) Vgl. Klttel in Kittel Wtbch., I, 178 (juist een beroep op archaeologen, die de telkens beweerde onduidelijkheid der spiegels van dien tijd betwisten). 3) Merkwaardige détails over de spiegels van de vrouwen uit Ex. 38 : 8 te vinden bij: oodwui-Carpzov, Apparatus historico-criticus S. Codicis, Prancof. & Lipsiae, 1748, 287—288.

4) Strack-Billerbeelt, Komm. z. N.T. etc, III, 452v.; Kittel, Wtbch., I, 177/8.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 september 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Zien op een afstand

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 september 1949

De Reformatie | 8 Pagina's