Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De nieuwe afgod: „De royale",

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De nieuwe afgod: „De royale",

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(slot)

In ons vorig nummer werd ter zetterij wegens plaatsgebrek ons artikel afgebroken. Het eindigde in een min of meer directe aanspraak van dr Kraan; vandaar de eigenaardige vorm van den aanvang van . dit vervolgstuk.

We mogen u vragen, dr Kraan: zoekt u „het" heusch in een ander Godsbegrip? Wij geven u de kans, het volk nog meer te alarmeeren: ik hèb geen godsbegrip, en wil het ook niet hebben.

Als U nog vrij waart, zoudt U dit zeggen heel gewoon vinden. De dogmatiek, die in dezen gereformeerd is, zegt: pas op, verlies u in geen poging om te komen tot een Godsbegrip. Dat loopt op ongelukken uit. Van God is geen begrip mogelijk; het is nooit legitiem. Het is een hoogmoedsconstructie: men gaat zich van de Schrift, die over God het ééne zegt, maar óók het andere, losmaken, kiest zich een „h ó ó f d begrip", een „grond element", dat in het „Godsbegrip" zal moeten komen tot zijn recht, en is straks rationalist, inplaats van bijbelgeloovige. U is dit vroeger ook geleerd; en u hebt in uw eerste periode dat ook goed onthouden; dat was in de dagen van uw eerste optreden. Later is U sommige dingen anders gaan zien: den Bavinck-geest hebt U op zijn zwakke punten leeren overwinnen, en U bent met de Kuyperianen, ofschoon u nooit een mond opendeedt, tenslotte gaan schorsen en zoo, kuyperiaanscher dan Kuyper zelf: die man was niet zoo dwaas, dat hij Ridderbos niet zou hebben toegeroepen: man, schei uit — met mij nu heelemaal in den grond te boren. Maar laat ik u nu eens mogen terugleiden tot uw eerste jaren: neem nu van Bavinck wéér eens iets aan, en ditmaal dan van wat hij goeds had: de erkenning van de onmogelijkheid van een Godsbegrip. En van het verboden-zijn daarvan.

Want het gaat mij niet allereerst om dien t è r m „Godsbegrip" — dat woord kan losjes zijn bedoeld, en dat zal wel gezegd worden, als er op dit woord reactie komen mocht. Neen, het gaat mij om iets anders. Dien jongen Ridderbos laten we maar gaan. Maar U, dr E. D. Kraan. U, die bullen hebt geteekend, u neem ik ernstig. U móet weten, dat onzerzijds al jaren geleden gezegd is:

liever twee woorden over God, liever twee namen voor zijn werk, liever twee qualificaties voor zijn „houding" tegenover de wereld, dan één, die zóó is Opgebouwd, dat, waar de Schrift twee lijnen teekent, er ééneaan de andere wordt opgeofferd.

Dat wil dus zeggen: het probleem van uw „veles" Ridderbos hebben we al jaren geleden aan de orde gesteld. Als hij dan ook zegt: bij Schilder komt de lankmoedigheid in de verdrukking, dan antwoorden we: neen, Saar is al lang te voren over gesproken. Bij u' komt Gods toorn in de verdrukking. De Schrift, zoo hebben we gezegd, trekt twee lijnen. Aan den éénen kant zegt ze: God heeft zijn werk lief, wat we altijd, voor zoover het z ij n werk is, ten volle aanvaarden, en waarop we geen restrictie kennen. En voorts: Hij is lankmoedig, en (ver)dragend, en doet aan allen wel. Aan den anderen kant: God t o o r n t te allen dage, Hij bewaart de goddeloozen (en bewaren is hier meer-danmilitaire of politioneele term) tot den dag des kwaads, en legt ze weg tot dezen boozen dag, zooals men een schat weglegt: er mag niets mee gebeuren, dan alleen dat ééne: en ook: die goddeloozen vergaderen zich toom.

Nu zijn er meer gevallen, zeiden we, waarin de , houding" Gods niet in één woord kanworden s a a m g e v a t (in ons „begrip", zelfs van de dingen, de werken, die Hij doet). In zulk een geval is het een liwaad, wanneer iemand, o m a a n zijn vooropgesteld „begrip" tóch maar te kunnen vasthouden, één van de twee lijnen verwaarloost, om uitsluitend aan de andere zijn „begrip" te ontleenen, en het er mee te kunnen „dekken".

Zóó nu staat het óók hier. Uw voorkeur s-term algemeene GENADE legt de ééne lijn bloot, maar retoucheert de andere. Een voorkeur s-term: algemeene grimmigheid zou hetzelfde doen. Wij hebben destijds, duidelijk uitsprekende, dat hfet geen wetenschappel ij k e term was, naast de „algemeene genade" als lossen en onnauwkeurigen term (want „genade" beteekent alles-en-nog-wat), den term „gemeeni oorde e 1" gesteld (óók als lossen en onnauwkeurigen term, want ook „oordeel" beteekent alles-en-nog-wat, b.V. kastijdingsdaad én strafdaad, vergeldingsd a a d, of zélfs - gezindheid). Dat kiezen van twee termen, met de waarschuwing erbij: denk eraan, het is geen BEGRIP, bleek niet te helpen; ' een dominee in Amerika en een in Nederland — Polman — knipte al de passages van „gratie" uit, en zei: ziehier, hij is toch vóór de gemeene gratie, en liet de andere (over dat oordeel) rustig liggen. Ons véél te rustig. Toen gingen we verder, en lieten in een reeks artikelen en in twee redevoeringen, die dr Kraan voor zichzelf zal gelezen hebben, als hij tenminste zijn klagen over een ander Godsbegrip wil kunnen motiveeren, nog eens goed en scherp uitkomen: liever méér dan één term, dan éénin één „hoofdbegri p". Ik vraag aan dr E. D. Kraan: hebt U hier bezwaar tegen, dat men liever h e e, l de Schrift laat spreken, in twee of desnoods meer dan twee termen, dan dat men éénen term erin hamert? Ik hoorde uw mede-bullenteekenaars nog al eens mompelen over eenzijdigheid. Als U daar werkelijk zoo bang voor zijt, waarom dan ons niet bijgevallen in ons verlangen: , tv/ee termen en niet één voorkeursterrn? Waarom dan zoomaar pardoes over een ander b e g r i p gepraat? Ik houd vol: U zegt van des Heeren gezindheid en werk te weinig. U laat in Uw begrip Schriftgegevens liggen. En dat moogt u niet. Zeg het nu maar duidelijk, dan zullen wij u beschuldigen, dat u het volk verleidt, niet door een ander Gods begrip (dat hebt U ook niet, net zoo min als dr S. J. Ridderbos, wanneer hij van de lezingen tot de wetenschappehjke omschrijvingen zou komen), maar vanwege dogmatisme, dat zijn grenzen niet meer ontziet.

En weet het goed, wij gaan dien afgod van den jongen Ridderbos niet dienen. Wij zijn noch kerstenianen noch kuyperianen op dit punt. Die „royale God", als 't tenminste méénens is, beteekent een cultuur-optimistisch opwarmseltje van den vroegeren „liberalen", of „philanthroopen", of „epieiken" God. Natuurlijk bhjven de vragen over: wat is die royaliteit: wordt hier Gods wezen omschreven, of zijn werk getypeerd? Maar op al die vragen is de haastige jacht van dr S. J. Ridderbos naar één vervangingsterm voor dien van Kuyper (genade) al vooruitgeloopen. Ik geloof, dat God niet maar met lankmoedigheid, maar óók met zijn toorn, èn met zijn wil-om-tebewaren-tot-den-dag-des-oordeels èn met zijn wil om tot den dag des oordeels te bewaren-als-een-schat zijn ongeloovigen qultuurmandaten „een eeuwigheid voor i s". En allen met zijn tweeërilei BESLUIT.

Maar ik geloof niet aan zijn neutraliteit. De term is al te dwaas. Als wij in ons verzet tegen den vóórkeur s-term van gratie of genade zeggen: God ziet ieder individueel mensch zeer bepaald voor zich in een volstrekte gezindheid van liefde of van haat, Ezau-Jacob, dan wil ik van u, dr Kraan, die over Jakob-Ezau nog al eens hebt gesproken in de dagen van die bullen, 1944, vragen: als God tot twee menschen zeer nadrukkelijk staat in een niet-neutrale gezindheid, welie naam is 'dan te vinden voor een aanvalsmanoeuvre, die een „raid" tegen ons onderneemt onder het opheffen van de leus: bij deze menschen is de God van allen neutraal? God is nooit neutraal. Maar Hij is óók nooit\ alleen maar „royaa 1". Die royale God is een idool, waaraan men offert, om een constructie, die men zelf gemaakt heeft, toch maar vast te houden.

Ik zie gevaren in den tijd, waarin men sprak van den God-van-menschenmin. Al eerder is dat spreken exponent geweest van een theologisch machteloos liberalisme, dat de kerk liet leegloopen, en de politiek bedierf. Ik zeg u, dat ook uw terminologie, als ze mee

nens worden mocht, terugleidt tot het liberalisme; dat U door een applausje voor een raid als van dezen schermutselaar alleen maar de gereformeerde samenleving ontkracht door dogmatische verzwakking te doen samengaan met kerkpolitieke aanvallen tegen wie uw kerken hadden kunnen helpen bouwen, en met een door-de-knieën-zakken tegenover de „oecumenische" sprekers, die hun doorbraakplannen klaar hebben, en ondanks alle nauwelijks meer overwogen zware klanken van Karl-Barth-den-dogmaticus zich verlieven op Karl-Barth-den-sooialist. Ik zie de kerk onder uw handen wegsijpelen, en ik vind het jammer, dat gij met de opstelling van het idool van een „royalen god" den God der Schriften gaat plaatsen achter een één-dags-constructie-tochtscherm. Ik wilde, dat U eens berouw had van de groote schade, die U toegebracht hebt aan de kerk, en aan het volk, toen u diegenen, die naar de Schrift terug wilden hebt gezegd, dat zij een openbare zonde deden, als zij niet volkomen spraken naar uw zestien puntjes, die geen mensch bij u nog werkelijk gelooft. Ik wilde, dat u een man geweest waart, toen Greijdanus bezwaarschriften gaf inzake een algemeene-genade-formuletje. En dat u niet met een stel andere dominees met verwaarloozing van schier alle argumenten, die zijn aangevoerd, als een stel hongerige kippen afvloogt op een improvisatieterm van een ajl te speelschen „veles".

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 december 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

De nieuwe afgod: „De royale

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 december 1949

De Reformatie | 8 Pagina's