Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Sociale slavernij als vrucht van het revolutionaire vrijheidsbeginsel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Sociale slavernij als vrucht van het revolutionaire vrijheidsbeginsel

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(II slot)

Het is nu dit libertijnsdie vrijheidsbeginsel, dat zich losgemaakt had van God als den Eenigen Wetgever, die ons in Zijn Woord Zijn wil voor het geheele leven kenbaar maakt, dat in zijn uitwerking in de 19e eeuw de slavernij van den arbeid heeft doen ontstaan en niet naar den eisch van Gods Woord heeft bestreden. Niet de machine en de uitvinding daarvan, noch het feit, dat de mensch in ondergeschikten loondienst in die fabrieken ging werken, omdat hij als zelfstandige ambachtsman den ongeUjken strijd tegen de industrie niet kon volhouden, bracht de slavernij van den arbeid, maar de doorwerking van het hbertijnsche, individualistische vrijheidsbeginsel, dat Gods wet niet in rekening bracht, wanneer deze den arbeider zijn loon waardig keurt en wanneer deze de liefde tot den naaste, ook in den arbeid, stelt als het tweede en groote gebod. In zijn „Was ist die Revolution" gaf Stahl dit kernachtige antwoord: Revolution ist die Gründung des ganzen öffentlichen Zustandes auf den Willen des Menschen statt auf Gottes Ordnungen und Fügung" (blz. 4). (Revolutie is de vestiging van den geheelen openbaren staat op den wil van den mensch inplaats van op Gods ordinanties en beschikking). Op een andere plaats zegt hij van de revolutie: „sie macht den Menschen zum Ursprung und Mittelpunkt der sittliohen Weltordnung" (blz. 8). (zij maakt den mensch tot oorsprong en middelpunt van de zedeUjke wereldordening) . Zoo bracht de van God zich afgekeerd hebbende mensch zichzelf en zijn medemenschen tot slavernij.

Ongetwijfeld heeft men in deze liberale kringen ook geworsteld met de erge wantoestanden, welke ontstonden op sociaal gebied. Er schuilt een kern van waarheid in de woorden van Mr N. E. H. van Esveld in zijn boek over „De ontplooiing van het individu in het arbeidsrecht", wanneer hij opmerkt „Zelden is een politieke richting ten onrechte zoo verguisd als het liberalisme en zelden werd de diepte van een geestesstrooming zoo foutief gepeild en haar waarde miskend". Erkend moet worden, dat én in Engeland onder den liberalen minister Gladstone èn ten onzent om te beginnen met Thorbecke en om voort te gaan met van Houten, liberale regeeringen zich ernstig hebben bezig gehouden met het sociale vraagstuk en sociale wantoestanden als van kinderarbeid e.d. door wettelijke maatregelen hebben onmogeUjk gemaakt. Waar dit liberalisme, ook als economisch-liberalisme zich met name in het werk van zijn eersten groeten econoom Adam Smith „Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations" (Onderzoek naar de natuur en oorzaken van den rijkdom der naties), evenwel in zijn oorsprong gebonden had en gebonden bleef aan dat beginsel der mensoheüjke autonomie en vrijheid, kon het niet de bevrijding uit de slavernij van den arbeid brengen. Evenmin als het uit denzelfden wortel opgroeiende socialisme. En ik voeg hieraan toe, evenmin als bepaalde christelijk sociale stroomingen onzer dagen, die èn de z.g. slavenpositie van den arbeider onjuist stellen èn de bevrijding van dien arbeider langs revolutionairen weg van medezeggenschap over het goed van een ander propageeren. Die bevrijding van den arbeider en zijn werk komt daar, waar men weer gaat leven vanuit de geloofserkenning van „De vr ij held der kinderen God s", het eenig ware beginsel der vrijheid in ons leven volgens de Schrift. Het was daarover dat Groen van Prinsterer een hoofdstuk kon schrijven en ook schreef in zijn „Vrijheid, gelijkheid en broederschap" als-Christelijk ideaal tegenover dat der Fransche revolutie. Hij kon dan ook oordeelen: „Men roemt een Vrijheid, welke slooping van elk gezag is. Eén ding weet ik: die zich tegen de macht stelt, wederstaat de verordening van God. — Eene GeUjkheid, welke zich meester maakt van hetgeen eens anderen is. Eén ding weet ik: gij zult niet stelen. — Eene Broederschap, welke zich in wangunst en haat openbaart. Eén ding weet ik: die zijn broeder haat is een moordenaar" (blz. 94). Daarom verdient ook dit zijn woord te worden doorgegeven aan den arbeidenden mensch van onzen tijd: „De bevestiging van het gezag is de voorwaarde der echte vrijheid, evenzoo is de handhaving van het eigendom de voorwaarde eener wenschelijke gelijkheid. Gferechtigheid en liefde, uit geloof, ziedaar de rechts-en zedeleer der Schrift" (blz. 106).

Wanneer er inderdaad gesproken moet worden van een slavernij van den arbeid in de vorige eeuw, dan moet daarvan niet de oorzaak gezocht worden in de eigendomsverhoudingen zelf, doch in de verkeerde, , zondige toepassing daarvan; daarin dat men arbeider en werkplaats had losgemaakt van Hem, Die den ' mensch het goed gegeven en tot arbeiden geroepen 'f had als Zijn rentmeester. Daarom mogen ook in dezen geen principieele concessies worden gedaan, nu in onzen tijd die idee van het „Corriger la fortune" (het fortuin corrigeeren) uit de Fransche revolutie, verder doorwerkt in wat men met 'n mooi woord voor een leelijke zaak noemt „de vergemeenschappelijking van de onderneming" en wat in wezen niets anders is dan het ontnemen van den eigendom, en de daarin gegeven bevoegdheid en verantwoordelijkheid tegenover God en menschen, aan den wettigen eigenaar. Hierin werkt ongetwijfeld dat andere revolutionaire beginsel, dat der g e 1 ij k h e i d uit de Fransche revolutie door. Zooals wij in één onzer vorige artikelen reeds hebben vermeld, zijn wij van oordeel, dat ook iA het C.N.V. blijkens zijn publieke optreden van den laatsten tijd, dit revolutionaire beginsel is binnen gedrongen. Een volgend maal hopen wij daarop nader in te gaan en ook de in de laatste nummers van , , De Gids" tegen ons ingebrachte critiek te beantwoorden.

Voor ditmaal willen wij besluiten met een aanhaling uit „Beginselen en Eischen" van prof. Mr. D. P. D. Fabius (Leiden, D. Donner, 1903, blz. 103), in welke woorden, naar het ons voorkomt, een beginselverklaring en een strijdprogramma voor een Schriftgetrouwe christelijk-sociale actie is begrepen, zooals naar wij hopen onder ons openbaar moge worden:

„Wij aanvaarden verschil ten aanzien ook van het stoffelijk vermogen als Goddelijke ordening.

Wij ontkennen het recht van wien ook om uit de staatskas te leven, dat de Overheid door dwang het geld des eenen nemen mag om het aan een ander te reiken.

Wij willen niet het gansche economische leven van. staatswege zien bestuurd en straks ook het private leven geheel onder staatsvoogdij zien gebracht. (Wg . veroorloven ons hieraan toe te voegen: ook niet in den verkapten vorm eener P.B.O. of Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie. G.).

Wij verdedigen het instituut van den particulieren eigendom, ook voor de middelen van productie.

Wij wraken de voorstelling, alsof alle arbeiders in ellende verkeeren en alle andere klassen in weelde, voor het minst in ruimen welstand.

Wij vloeken het stelselmatig zaaien van ontevredenheid onder de mindergegoeden.

Wij loochenen het recht tot staken in den gewonen zin, als bevoegdheid om te allen tijd, ook binnen den uitdrukkeUjk of stilzwijgend overeengekomen tijd der dienstbetrekking, het werk neer te werpen, nog wel met den eisch aan den patroon om zich niet van an-

dere hulp te voorzien, zoolang de arbeiders weigeren terug te keeren.

Wij bestrijden den geest, die meer en meer alle aandacht en de hoogste zorg samentrekt op het stoffelijk bezit.

Wij voelen niets voor de stelling, dat aardsch bezit alleen vrucht van eigen inspanning kan zijn, waar zelfs het hemelsche en eeuwige goed verkregen wordt niet door de werken, maar uit geloof alleen.

Wij weerstaan het smalen op .voorrechten door geboorte, als Ujnreoht gekant tegen de Goddehjke lotsbedeeling ook in het doen ter wereld komen.

Wij betwisten, dat er ook in de geesteUjke wereld niets onveranderlijk is, maar houden vast aan Gods eeuwige wet.

Wij staan tegenover de leer, dat al het geestelijke uit het stoffelijke voortkomt, alle zedelijke en godsdienstige voorstelling product is van het economisch leven; met de belijdenis, dat, omgekeerd, alle dingen, ook de stoffelijke, door het Woord zijn gemaakt, en dat zonder hetzelve geen ding gemaakt is, dat is gemaakt (Joh. 1:3); met de vermaning: Laat de gansche aarde voor den Heere vreezen; laat alle inwoners van de wereld voor Hem. schrikken. Want Hij spreekt, en het is er; Hij gebiedt, en het staat er" (Ps. 33 : 8 en 9).

P. GROEN.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 mei 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Sociale slavernij als vrucht van het revolutionaire vrijheidsbeginsel

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 mei 1950

De Reformatie | 8 Pagina's