Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EXHIBEEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EXHIBEEREN

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

In ons nummer van 20 Mei gaven we enkele korte opmerkingen aan het adres van dr J. Hoek, die werkelijk meende, dat dr F. L. Bos kon dienen als steun voor de in 1944 bindend verklaarde formules. Nu, als persoon steunt dr Bos, die immers net zoo is gaan „behjden", die formule. Maar zijn argumenten, dié zijn weer een ding apart. En die hebben ons nog steeds niets kunnen zeggen.

In dat korte stukje merkte ik op, dat volgens art. 33 der Behjdenis de sacramenten aan onze uiterlijke zinnen „VOORSTELLEN" (latijn: exhibere) wat God buiten ons doet, zoowel als wat Hij in ons doet. Hij heeft namehjk beloofd, niet alleen maar over ons hoofd heen te werken, maar ook b e 1 o o f d in ons te werken. De sacramenten nu beteekenen (beelden af, geven een voorstelling van) de inhouden van Gods beloften; ze moeten dus met a 1 het beloofde zich bezig houden; dus niet alleen met wat buiten ons geschiedt, doch ook met wat in ons geschiedt. In de geloovigen nl., in het volk van God. In de gemeente, die Hij wascht en reinigt, welk werk Hij volhoudt tot den jongsten dag toe.

Het latijnsche woord „exhibere" heb ik vertaald door „voorstellen", „een voorstelling geven van".

Nu kreeg ik een belangstellenden brief van een onzer lezers; ik weet niet of ik zijn naam mag noemen. Die wees mij op wat blijkens Kb. Assen door ds H. Bouma gezegd is over art. 33 der belijdenis. Dit laatste ovei'igens is wel goed om te bewaren. Want ds Bouma is sindsdien gedecoreerd, door den synodocratischen kerkeraad Assen (praeses o.a. ds D. Scheele te Assen), als hebbende met ds Bouma i n g r ij p e n-de verschillen ter zake van de belijdenis.

Onze lezer merkt nu op, dat blijkens het verslag van ds Bouma's toespraak in de vergadering met den synodocratlschen kerkeraad en dus ook met ds Scheele. ds Bouma het latijnsche woord uit art. 33 der Behjdenis (exhibere) eerst vertaalde, net als wij: nl. met voorstellen, doch dat hij daana een beetje verder ging, en toen ook als parafrase van „exhibere" het woord „p r a e s e n t e e r e n" gebruikte. Een poosje later ging ds Bouma nog een stapje verder, en gebruikte het woord „a a n b i e d e n". Waarbij door ds Bouma Calvijn werd aangehaald; de volgelingen van ds Scheele te Assen behoeven dus niet dadelijk te schrikken over zoo'n man, die door hun stad wordt geherbergd.

Als ik mijn lezer-correspondent nu goed begrijp (want er valt over alles en nog wat te praten, ook over het verband van „bondig en vast maken", grammatisch), dan wil hij van mij weten, of ik de opvatting van ds H. Bouma zie afwijken van de mijne in De Ref. van 20 Mei. M.a.w. of „exhibere" behalve voorstellen (een plaatje geven, een schilderijtje laten zien, een ); eekening geven, voor oogen stellen) ook kan beteekenen, wat ds Bouma daaraan vastknoopt, nl. praesenteeren, en aanbieden.

Nu behoef ik, meen ik, niet lang hierover te praten. Ten minste niet na mijn uitvoerige bespreking van het begrip „praesenteeren" en „aanbieden" in mijn Catechismusverklaring, deel n. Ik heb aan ds Vellenga daarvan een exemplaar gezonden, toen het liep over het „aanbod"; en daar zijn, geloof ik, geen ongelukken van gekomen. Ik wil graag aan ds D. Scheele van Assen, die blijkbaar ds Bouma een heel gevaarlijk mensch vindt, en mij (vóór en na 20 Mei) natuurlijk minstens even erg, graag denzelfden dienst „praesenteeren" als aan ds Vellenga. Eén brief kaartje, en het boek gaat naar Assen. Dan vindt ds Scheele evenals ds Bouma, die het wel weten zal, daar de gronden, waarom ik meen, dat indekerkelijke confessiioneele taal, „aanbieden" altijd een gezagselementin zich bevat. Dat „p r a e-senteeren" hetzelfde doet, alweer: in de kerkelijke sfeer. Dat „aanbieden" niets heeft uit te staan met den salon: kan ik u dienen, mevrouw, een bonbonnetje, wat zal het zijn? En dat „praesenteeren" niets heeft uit te staan met het voorhouden van den cigarettenkoker: een engelsche, of een egyptische, of een Virginia, meneertje? Wat zal het zijn, of doet u het liever niet ? dan is het ook goed. Praesenteeren beteekent hier: a m b t e 1 ij k, en m e t g e-z a g, voorstellen, voorleggen, zooals David, tegenover een brutalen rekel, die zijn broer beejitje lichten wilde, haastig Salomo praesenteert als koning. Zoo praesenteerde Koningin WiUielmina Koningin Juliana op het balcon van het Paleis. Leve de Koningin, riep Hare Majesteit. Voor Hare Majesteit. Niets te maken met: mag ik u voorstellen, die en die, aangenaam, aangenaam. Van „a a n b i e d e n" geldt hetzelfde; daar ligt de kracht en de scherpte van een ultimatum in. En óók bij diegenen, die - na geloofsbeüjdenis - man voor man gezegd hebben, dat zij den ultimatumstellenden God hebben geloofd en aangenomen, houdt toch nog het praesenteeren of aanbieden altijd weer het gezagselement. Als de roomsche priester den ouwel, Christus' lichaam „toont", is dat ook een gezagshandeling.

Waar ik nu het sacrament noemde mede een soort van preek (niet alleen maar hoorbaar, zooals eiken Zondag, maar ook zichtbaar, in een dramatischen vorm), daar is het vanzelf duideüjk, dat ik aan het „e X h i b e r e", al vertaalde ik dat door „v oorstellen" het ambtel ij k-bevelend-gebied e n d element geenszins onthouden wil. Dat het dus wel degehjk, ook naar inijn meening, de wegen openhoudt naaren associaties . heeft met: „a a n-b i e d e n" en „p raesenteere n". Mits maar los van de sfeer van de Asser en Kamper salonnetjes, en in den fermen kerkeüjken stijl. Christus oblatus! In de preek. In het sacrament. „Verhoogd": zichtbaar. Praesenteeren is trouwens in de kerk ook wel elders bekend in dezen zin. Als de dominee bij de moeder van het gedoopte kindje komt kijken na zooveel daden, mag de baker, een nichtje, oma, mama zelf wel zeggen: wilt u eens kijken, wat 'n schat toch in de wieg? Dan kan men dat noemen: praesenteeren in salonstijl. Maar ten «ioop praesenteeren als kerkelijke handeling, dat beteekent: de vader als rechthebbend lid der kerk optredend in rechte, vordert den doop óp voor zijn kind bij de commissie, daarvoor zitting houdende. Eigenlijk bij den kerkeraad. Een rechtshandel. „In de poort".

Want als ik van de sacramenten, die preeken-meteen-luidspreker, zeg: het zijn op hun manier óók preeken, dan is daarmee het woord aanbieden vanzelf al geladen met gezagsgewicht.

We kunnen trouwens het latijnsche woord „exhibere" wel „aanvoelen", als we het eens nagaan in de belijdenisschriften.

En ook bijvoorbeeld, door eens te kijken, hoe de roomsche bijbelvertaling (Vulgata) het woord gebruikt. Onze behjdenissen zijn sterk anti-roomsch, maar kunnen met geen mogelijkheid haar woordkeus los malten van het spraakgebruik van den tijd, waarin ze zelf met Rome braken. Bepaalde woorden hebben nu eenmaal een zeker „aroma", dat men niet ééntwee-drie er van af kan halen met wat reformatiebenzine.

Welnu, de Vulgata gebruikt het woord „exhibere" in Matth. 26 : 53; Hand. 28 : 7; Rom. 6 : 13 en 16 en 19; Rom. 12:1; 2 Cor. 6:4; 7:11; 11:2; Ef. 5:27; Col. 1 : 22; Col. 1 : 28; 2 Tim. 2 : 15.

In Matth. 26 : 53 zegt Christus, dat als Hij het •vraagt, de Vader Hem meer dan twaalf legioen engelen kan „zenden", blijkbaar bedoeld als „t er be-^ c h i k k i n g stelle n", zeg maar: fficieel aanbieden, om gebruik van hen te maken. Beza laat „e X h i b e r e" hier vallen; hij kiest s i s t e r e: eerzetten, naast mij zetten. Omdat het grieksehe woord (parhistêmi) niet wel met exhibere vertaald kan worden als men het nauw neemt. Hij zegt „exhibere" zou beter passen als vertaling van „parechein". En dat beteekent in den bijbel ook van alles en nog wat. Hoe het zij: ngelen ter beschikking stellen (exhibere' dan eventueel) is wat anders dan „verzegelen", dat diegene, aan Wien de zending toeiomt, ze ook al geaccepteerd heeft, (om synodaal te spreken).

In Hand. 28 : 7 is in de Vulgata „exhibere" een vertaling van gastvrijheid verleen© n. Beza laat ook daar het woord weg (griekseh is „xenizoo"). Vermoedelijk heeft de Vulgata gedacht aan een gastheer, die zijn huis en keuken en slaapjkamers en divans en bad ter b e s c h i k k i n g stelt. Op z'n oostersch.

Rom. 6 : 13 en vervolgens spreekt over het bes c h i k b a a r stellen van zijn leden niet aan de ongerechtigheidsdiensten, doch aan God in dienst der gerechtigheid. Het „exhibere" van de Vulgaat wordt door Beza weer weggenomen; hij vertaalt weer met „sister e", net als in Matth. 26. Griekseh: weer hetzelfde woord als in Matth. Beza zegt: ooals dienaren en slaven zich ter beschikking stellen van liun heer, zoo ook hier. Maar dan vindt hij dat begrip „sister e" beter dan „e x h i b e r e". H ij is er opvallend zuinig mee, wanneer het gaat om officieel ter beschikking stellen. Bhjkbaar •wil hij dat element niet eruit weglhalen, m a a r het m a g niet n u m m e r één z ij n. Ambtehjk vóór-stellen van een Koning of Borg is vanwege diens gezag niet allereerst: em ter beschikking stellen zooals men met zijn dienstpersoneel (engelen) en meubilair doet.

Precies hetzelfde gebeurt in Rom. 12 : 1 (stelt uw lichamen tot een levende offerande). Hetzelfde grieksehe woord weer (parhistêmi) en dezelfde latijnsche vertaling van Beza, die dus weer „exhibere" •wegwerkt. Vroeger werd — zegt Beza — een offerdier bij het altaar neergezet. Ter beschikking. Thans is overal een altaar. Bhjkbaar onderscheidt hij tusachen: et beest klaar zetten (sistere) en het officieel aan den Heere praesenteeren. Dan staat het dier trouwens niet meer; het is geslacht.

Als in 2 Cor. 6 : 4 Paulus zegt, dat hij en zijn medearbeiders in alles zich als goede dienstknechten (dia-Jcenen)' tot aanbeveling strekken (dezen keer „sunhistêmi")-, dan zegt Beza weer: iever n i é t de vertaling met exhibere. Neen, zegt Beza, het gaat hier niet om een vermaning, maar om^ een feitelijke mededeeling. In „exhibere" beluistert hij dus het element van een opwekking: oe nu, hier is een aanbod, neem nu aan.

, Om kort te gaan: ok in 2 Cor, 7 : 11 laat hij „e x-liibere" weg (sunhistêmi); eveneens in 11 : 2 (parhistêmi) ; ook in Ef. 5 : 27; Col. 1 : 22, en 1 : 28; ook in 2 Tim. 2 : 15.

We meenen te mogen concludeeren, dat Beza aan het •woord „exhibere" niet de voorkeur geeft voor zulk3 begrippen, die een factisch dienstbaar of ter beschikking aanduiden. Hij wijst dat element niet af, maar wil liet niet op den voorgrond gesteld zien; als het primair daarom gaat, kiest hij liever een ander woord.

Dat ligt dus in onze lijn: voor oogen stellen, en dat niet om een plaatje aan den wand te hangen, want het officieele gebaar van ambtehjk en met gezag aan-•wijzen als datgene, waarvan men „het hebben moet" ontbreekt niet. Maar voor oogen stellen is nummer één. En dit is hier geschied door den belovenden God. Die belooft o.m. geloofssterking, en heiligmaking, door en om Christus Jezus, den Kurios.

Met dit inzicht komt nu overeen, wat men van „exhibere" kan aantreffen in de b e 1 ij d e n i s-geschriften.

Dat „exhibere" in de confessioneele taal meermalen heel gewoontjes wil zeggen : „te zien geven" (a a n s c h o u w e 1 ijk maken"), en dat dit woord uiteraard dsui bij voorkeur gebezigd wordt Ingeval er sprake is van anders onzichtbare dingen, is duidelijk. Al was het alleen maar reeds door de vertalijig van het beroemde woord uit Rom. 1:20; dat woord wordt in art. 2 der Ned. Conf. zóó opgevat, dat de s c h e p s e 1 e n, (die men zien kan) Gods onzichtbare kracht en goddehjkheid op een of andere manier, of onder een of andere conditie, t e zien geven. Er staat dan: ontemplanda e x - hibent.

Heel „gezellig" is het in dit verband, dat in dat zelfde artikel de wereld met een heel mooi boek vergeleken wordt; in dat boek zijn de schepselen net zoo iets als letters. En die letters zijn het nu, die u die onzichtbare dingen te zien geven. Letters in een boek moeten nu eenmaal zichtbare t e e k e n s zijn: en als ze goed geordend zijn, dan brengen ze iets ter kennis, dat anders niet of niet zoo duidelijk gekend zou worden. De fransche belijdenis (art. 2) sprekende over hetzelfde onderwerp. drukt zich dan ook zóó uit, dat Grod Zich op twee manieren manifesteert aan de menschen, Hij manifesteert zich zoodanig als Hij is; en Hij is onzichtbaar van natuur en in eigenschappen.

Wat „exhibere" in de sacramentenleer betreft, we denken b.v. aan de Erlauthaler Beüjdenis. Deze stelt met zooveel woorden de vraag aan de orde, of de sacramenten de genade mee-of aanbrengen (conferunt) en het heil geven (dant) ? Het antwoord luidt: dat kunnen ze niet, maar ze doen niet meer dan getuigen — dit dan officieel, denk aan Beza — van Gods genade en van het heil in Christus dat geestehjk in de belofte aan Gods vérkorenen wordt getoond (exhibita). Weer hetzelfde: Gods volk krijgt te zien wat de wereld niet aanschouwt. „Ik doop u met water", zegt Johannes, „de Messias doopt met vuur en Geest", Joh. 16. Een paar bladzijden tevoren wordt „vuur en Geest" omschreven als vernieuwing, wedergeboorte (Muller 298, 296).

Dezelfde Erlauthaler Belijdenis zegt, dat er in de sacramenten twee deelen zijn. En waarom dan? Wel, omdat een m e n s c h nu eenmaal bestaat uit een g e e s t e 1 ij k èn een lichamelijk „deel". Het t e e k e n is een lic hamel ij ke werkelijkheid, zintuigelijk, uit „iets van de aarde" genomen, en dat dient nu het 1 i c h a m e 1 ij k part van den mensch, om zijn geloof te bevestigen. De beteekende zaak daarentegen is een g e e s-telijke enhemelsche (d.w.z. uit den hemel stammende) werkelijkheid, welke aan het geestelijke deel van den mensch, de ziel n.l., wordt geexhibeerd. (Muller, 294).

Nu komt de kwestie: wat beteekent dat hier? Is ditnuzakelijk meedeelen? Of: ambtelijk voor oogen s t e l l e n ? Het antwoord kan niet twijfelachtig zijn. Er staat immers: dat e x h i - b e e r e n van de beteekende zaak gebeurt aan de ziel door het geloof in die belofte. De b e l o f t e exhibeert dus: DIE laat zien met gezag. En nu is er wel bij den hier bedoelden belijder geloof, waardoor h ij die beteekende zaak ook deelachtig wordt, maar het feit blijft toch overeind staan, dat het exhibeeren gebeurt i n de belofte: die s t e 1 t dus de genade-goederen ons voor.

Het is dan ook volkomen duidelijk, dat in dezen gedachtengang „exhibere" (voor de geestelijke oogen stellen) kan worden afgewisseld met „verzeg e l e n in het h a r t". Niet het hart wordt verzegeld; doch IN het hart de belofte-inhoud. Een paar regels te voren nl. is gezegd, dat de sacramenten van Gods genade moeten getuigen, het geiloof m.oeten versterken en Gods bel often in ons hart moeten verzegelen. Dat bevestigen van den geloofsinhoud wordt in het reeds aangehaalde gedeelte betrokken op dat eerste ding: 'n mensch krijgt wat voor zijn lichamelijk part. En dat verzegelen raakt — 't staat er uitdrukkelijk bij — ons hart, d.w.z. den inwendigen mensch, onze onzichtbare zijde. M.a.w. zij v e r z e g e l e n de BELOFTE IN ons binnenste; het staat er letterUjk zoo. En dit verzegelen der belofte wordt nu afgewisseld, gelijk we zagen, met „e x-h i b e e r e n" aan de ziel. Exhibeeren beteekent dus: in bonds verkeer voor oogen stellen. En het is hier zakelijk gelijk met verzegelen. Want ook nu wordt uitdrukkelijk de b e 1 o f t e genoemd als hetgeen verzegeld wordt.

Alle twijfel is hier uitgesloten: er staat, dat de stipulatie, de beloften der genade, altijd v o o r a f g a a t aan de sacramenten, waardoor de beloften als met een zegel worden verzegeld.

De „hemelsche ZAAK" is niet een zaak-van-het-hart en daarmede uit. Neen — ze blijft een zaak, uit den hemel alleen verkrijgbaar (water, brood, wijn zelf komen als teekenen uit de aarde). Zoo heet, enkele regels verder, C h r i s t u s en Gods genade de hemelsche en beteekende zaak (of werkeüjkheid). Die hemelsche werkelijkheid wordt in het O.T. minder helder, doch in het N.T. vollediger en duideUjker geexhibeerd. M.a.w. dat is hetzelfde exhibeeren als bedoeld is in onzen Catechismus op de vraag: waaruit weet gij dat? Antwoord: uit het heilig evangelie, hetwelk God eerst enzoovoort. Zondag 6 — slotvraag. O v e r a l (d.w.z. in O.T. èn in N.T.) wordt Christus afgebeeld; maar er is verschil. In het O.T. wordt afgebeeld de Christus, die zich nog moest exhibeeren (d.w.z. opofferen, en offeren is een publieke en publiekrechtelijke handeling) ; en in het N.T. wordt Hij afgebeeld als diegene, die zich nu HEEFT geëxhibeerd, d.w.z. geofferd.

En dan staat er:

Want gehjk in het Woord, zoo wordt in het sacrament (de sacramenten, meervoud) Christus aangeboden (offertur), aan goeden e n aan kwaden.

Daar zal dus de Asser synodocratische wel kwaad tegen aan staan te kijken. kerkeraad

Maar, zegt de Erlauthaler Belijdenis er meteen bij: denk er aan, zoo staan de zaken van Gods kant.

Van 's m e n s c h e n zijde staat het zóó: dat de exhibitie en de applicatie, d.w.z. het daadwerkeUjk ter beschikking geven in toepassing van de beteekende realiteit oftewel van de efficacie (krachtdadige werking ten goede) van het sacrament geschiedt bij de uitverkoren geloovigen, die immers Christus aannemen, omhelzen door het geloof.

„Exhibitie" beteekent dus: met gezag voorstellen, aanbieden, in beeld brengen (naar de manier van het Woord) van het heilsfeit, hetgeen God dus doet in den heilsgang. Extern. En intern.

En exhibitie beteekent ook: met effect (dat aan geloof gebonden is) aan de „liefhebbende" („minnende", omhelzende) ziel haar Bruidegom voor oogen stellen, als niet maar buiten ons leven eenmaal geslacht, doch ook nu als geslacht in ons leven werkzaam. Werkzaam met die inwendige zaak, die ook van Hem komt, die ook in de belofte is begrepen geweest, en die nu den geloovige wordt verzekerd.

Den geloovige. Ursinus zegt: kinderen gelooven niet. Die krijgen dan ook pas die subjectieve zekerheid, als zij het sacrament „gebruiken" tot versterking van het geloof.

Ik meen dus, dat als men maar goed onderscheidt tusschen Gods gezags declaratie aan allen, èn zijn g e z a g s declaratie in naderen zin aan •wie geloofd heeft (door het Woord en het sacrament), tusschen wat ik schreef en wat ds Bouma zei, geen zakelijk verschil is.

Waarom zou het ook ? De verkondiging des Woords is immers ook geen „verhaal", op één lijn staande met krantennieuws, maar bediening van de sleutelmacht? Er wordt ontsloten en toegesloten. En het geloof maakt uit, wat gebeurt bij den individu A, B,

C, dan wel X, IJ, Z.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 juni 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

EXHIBEEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 juni 1950

De Reformatie | 8 Pagina's