Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord Dr. J.Hoek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord Dr. J.Hoek

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr J. Hoek komt nog even terug op wat ik hem in antwoord schreef (ons nr. van 20 Mei 1950). Eerst enkele kleinigheidjes.

a) Inzake het woord „gelijkschakelen" verklaart hij thans, te hebben gedacht aan „de geschiedenis met De Wachter"; hij denkt, dat ik „dat ook nog wel zal weten". Inderdaad weet ik {achteraf, zonder met iemand tevoren eenige relatie te hebben gehad daarover) wel iets. Dit nl., dat er geen sprake van gelijkschakeling geweest is. En dat dr Hoek niet op verhaaltjes af moet gaan.

b) Als ik — op mijn beurt — dr Hoek (en dit blijkens publieke door hem zelf onderteekende kerkrechtelijke besluiten) „gelijkgeschakeld" noem, kan hij zoo iets niet waardeeren. Ik ook niet altijd. Soms wel. Matth.-15 : 2, i. Als we elkaar maar tot nadenken brengen over de zaken, die we zelf als gewichtig aandienen.

c) Dr Hoek verzekert, dat ook naar zijn meening het dankgebed na den doop niet dankt „voor wat in den doopeling daarnet gebeurd is"; en evenmin spreekt over het „individueele kindje apart". Dat is te noteeren.

d) In dat dankgebed nu wordt volgens dr Hoek gedankt voor wat de Heere ons en onzen kinderen „in het algemeen" (vet gedrukt van mij), gegeven heeft en door den doop bezegelt. De lezer spitst nu de ooren: wat bedoelt dr Hoek met „geven? " Schenken-in-belofte? Of „het geschonkene-in-belofte" nu ook „in het hart leggen" (zij het dan „in het algemeen", naar Polman's opvatting: dat n.l. uitzonderingen te verwaarloozen zijn) ? Dr Hoek laat die vraag loopen. Maar, als hij ter zake van de nieuwe belijdenis van dr F. L. Bos c.s. iets ter zake zeggen wil, dan mag hij die vraag niet ontloopen.

e) Dr Hoek zal zeggen: ik ontliep die vraag niét; ik zei immers, dat blijkens de woorden (ons door Uw H. Geest tot lidmaten van Uw eeniggeboren Zoon aangenomen hebt) Inwendige genade verzegeld wordt in den doop ? Maar dat is het puntje niet. Ook ik zei: de doop verzegelt alles; inwendige en uitwendige belofteinhouden, als beloofd. Ik herhaal dus letterlijk, wat ik al schreef: dr Hoek, is dat nu na zooveel jaren polemiek een puntige declaratie ? Antwoord: Neen. Indien dr Hoek de formule dr Bos (plus vervangingsformule) beschermen wil, dan moet hij op zijn standpunt meer zeggen: n.l. inwendige AANWEZIGE genade. Het fijne punt niet verdoezelen s.v.p.

f. Dr Hoek legt mij in den mond: het uitwendige en inwendige werk Gods wordt In de sacramenten , , alleen maar voorgesteld". Maar dat „alleen maar" legt hij erla. Ik had het over den geciteerden passus uit den tekst van art. 33. Daar staat „exhibeeren"; zie artikel verleden week over ds H. Bounia en den kerkeraad van ds Scheele te Assen (synod.).

g) Dat de sacramenten volgens het vervolg van art. 33 teekenen en zegelen zijn van (ook) een inwendige en onzienlijke zaak, ontkent geen mensch. Maar het loopt over de vraag: van een inwendige en onzienlijke in de ontvangers van elk sacrament aanwezige za.ak, ja of neen ? Het fijne puntje niet ontloopen, s.v.p. Dr Bos, op wien dr Hoek wees, zegt Immers: de H. Geest werkt onoverwinnelijk in de kinderen tot dit en tot dat, — en wij moeten ze daarom zoo bejegenen? Men moet elk kind afzonderlijk bejegenen naar een vasten, - geopenbaarden maatstaf. „In het algemeen" kan men de kinderen niet „bejegenen"; men moet ze „zonder uitzondering" bejegenen, opvoeden, doopen. De vraag blijft dus: welke maatstaf is gegeven voor de bejegening der kinderen zonder uitzondering? Ik vind er in de confessie een: hun allen komen de beloften toe. Dr Bos zocht juist een anderen maatstaf, want hij is synodaal gaan „belijden".

h) Dr Hoek verklaart, de parallelle die ik aangaf tusschen de preek en het sacrament af te wijzen. Dat is jammer voor hem, want daarmee slaat hij alle gereformeerden „uit den bloeitijd" in het gezicht. Ursinus, den vader van den Catechismus, eveneens. Het Woord, zegt deze (Exp. Gat., ed 1634, 367), het Woord gedraagt zich als een diploma (se habet ut diploma); en de sacramenten als zegelen, die aan het diploma zijn gehecht (signa diplomat! annexa). Diploma Is het evangelie, gaat hij onverstoord verder, de sacramenten zijn daaraan toegevoegd (verbonden, gehecht, annexa) als zegelen van GODS WIL (sigilla voluntatis Del). Wat ook (quicquid), zoo gaat Ursinus rustig verder, wat ook (Inwendig of uitwendi, »' zijnde) in het Woord beloofd wordt over het door Christus te verwerven heil, dat bevestigen (conflrmant) nu de sacramenfen als teekenen en zegelen die aan het Woord oftewel het „diploma" zijn toegevoegd (apposita). Dr Hoek kan meer citaten krijgen, als hij wil. Hij verlaat hier het spoor der gereformeerde theologie. Wat wij allang beweerd hebben. Sinds 1944. *

i) Ja, maar, zegt dr Hoek: het Woord komt tot ieder, het sacrament Is alleen voor de geloovigen bestemd. Nu IS dat laatste niet gereformeerd: de sacramenten zijn bestemd voor de geloovigen en hun zaad. Maar goed, laten we den term „geloovigen" maar zoo ruim laten, als hij meestal bedoeld is. Dan vragen we nog aan dr Hoek: wilt U beweren, dat het Woord in de vergaderingen der geloovigen-met-hun-zaad nèt zoo wordt gebracht als b.v, in zending en evangelisatie? Spreekt dr Hoek ingeval van straatpredïking eerst den zegen uit?

j) Dr Hoek zegt: „als het sakrament alleen verzegelt wat ook 't Woord al zegt, zonder persoonlijke verzekering wat dan? " Ik vraag: wie van ons beweert, dat het Woord (in den kring der geloovigen-met-hun-zaad) geschiedt zonder persoonlijke verzekering? Wij niet. Maar u wel; want U spreekt van een „in het algemeen geven". Het Woord verzekert aan iedereen, in de kerk, dat de beloften hem toekomen. Maar niet, dat hij inwendig aanwezig geloof of zoo iets heeft. Het Woord verzekert „credentibus unlversis & singulis", en dus óók den enkelen goloovige individueel, dat hem, zoo dikwijls hij deze gewisse belofte Gods gelooft, waarachtig al zijn zonden vergeven zijn, en wat daar verder volgt (over de blijvende inwendige genade).

k) Verder verwijs ik naar artikel „Exhibeeren" vorig nummer (geschreven en verzonden, eer ik dr Hoek's kerkblad ontving); en wil ik eindelijk vragen:

1) Dr Hoek verklaart: om deze redenen moet Ik de sakramentsbeschouwing van mijn geachten opponent afwijzen. Ik doe het de zijne. Maar dat is toch niets nieuws meer ? Dat weten. we toch al van elkaar sedert 1944 ? Alleen maar; de één werpt den ander daarom de kerk uit, de ander den een niet. De een verbiedt een candidaat het preeken in Gods Naam, de ander niet, die denkt: studeer liever eerst nog eens wat gij verbieder, en stuur Ursinus niet de laan uit. Preek liever net als hij en doe die handelingen van '44 van u. Royaal. En word zoo weer gereformeerd in deze dingen. K. S.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 juni 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Antwoord Dr. J.Hoek

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 juni 1950

De Reformatie | 8 Pagina's