Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

voor het aanvragen ervan.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

voor het aanvragen ervan.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

voor het aanvragen ervan.

Vandaar, dat ons studenten-corps aan de Theologische Hoogeschool van „De Gereformeerde Kerken in Nederland" Maandag 25 September j.l. in Buitengewone Corps-vergadering bijeen kwam tot het bespreken van de situatie, ontstaan door het arrest van het Gerechtshof te Arnhem, d.d. 27 Juni 1950, inzake het geding tusschen bovengenoemd Corps en het Studenten-corps aan de Theologische Hoogeschool, Oudestraat 6, Kampen. Na opening der vergadering las de praetor Hebr. 12 en ging voor in gebed. Daarna werd aan de leden, die reeds bij schrijven van den Senaat, d.d. 28 Juni, op de hoogte gesteld waren van de gerechtelijke uitspraak, nu voorlezing gedaan van het volledig arrest, waarin het gebruik van den naam „Fides Quaerit Intellectum" aan geïntimeerden (dat waren de onzen dan) werd ontzegd, en afgifte van in het vonnis aangeduide goederen, waaronder het vaandel, enkele Senaatslinten en het Archief, werd gelast.

Hierop las de ab-actis de binnengekomen adviezen van de geraadpleegde rechtskundigen, waaruit bleek, dat zij geen genoegzame cassatie-middelen aanwezig achtten.

Nu richtte de Praetor zich tot de vergadering en gaf te kennen, dat de weg langs de rechtsinstanties in Nederland, waar naar waarheid en recht het Corps zijn eischen toegewezen kon krijgen, thans ten einde toe bewandeld is. Nu het Gerechtshof te Arnhem het vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Zwolle, d.d. 15 December 1948, heeft vernietigd, en de eischen van het studentencorps aan de Theologische Hoogeschool, Oudestraat 6, heeft toegewezen, bevindt het Corps zich in de noodzakelijkheid, zich bij de uitspraak van het Gerechtshof neer te leggen en daaraan uitvoering te geven.

Voorts legde de Praetor er sterk den nadruk op, dat naar het oordeel van den Senaat geen der overwegingen van het arrest door het Corps kan worden aanvaard. De argumentatie is veelal onjuist.

Hij wees onder meer op de iii het arrest voorkomende passage, „dat in 1945 als gevolg van de scheuring in de „Gereformeerde Kerken in Nederland" een tweede Theologische Hoogeschool in Kampen is opgericht door de Stichting voor de financiëele verzorging van de Opleiding tot den Dienst des Woords in de Gereformeerde Kerken in Nederland" (Vrijgem. naar Art. 31 K.O.)....

alsook op de weerlegging van het standpunt van het Corps, „dat de Vrijgem. Gereformeerde Kerken zijn de voortzetting van „De Gereformeerde Kerken in Nederland" en de Theologische Hoogeschool van deze Kerken te Kampen mitsdien is de voortzetting van de voor de scheuring bestaande Theologische Hoogeschool van „De Gereformeerde Kerken in Nederland" te Kampen".

Aan het einde van zijn rede sprak de Praetor als de overtuiging van den Senaat uit, dat het Corps onrechtmatig gedwongen is af te zien van het voeren van den naam „Fides Quaerit Intellectum" en alle rechten en voorrechten aan dien naam verbonden.

Hierop nam het Corps een door den Senaat ingediend voorstel met eenige wijzigingen en amendementen aan, waarmee het o.a. besloot, dat het, „gezien het arrest van het Gerechtshof te Arnhem, d.d. 27 Juni 1950;

overwegende, dat, hoewel dit arrest in zijn overwegingen reeds ten aanzien van de feiten beweringen heeft gesteld, welke als aperte onjuistheden af te wijzen zijn, toch ernstig rekening te houden is mët het oordeel van geraadpleegde deskundigen, volgens hetwelk in den tekst van het vonnis binnen het kader van de Nederlandsche jurisprudentie geen voldoende aantknoopingspunten liggen voor het opnieuw doen stellen van de feitelijke kwestie en ook overigens er geen genoegzame middelen aanwezig, zijn om de gronden, waarop bedoeld arrest rust, in cassatie te doen toetsen;

overwegende, dat uiteraard bovenvermeld arrest niet de ontbinding van de aan de Theologische Hoogeschool van „De Gereformeerde Kerken in Nederland" bestaande studentenvereeniging vordert, doch, voor wat den naam van het Corps betreft, slechts aan deze vereeniging het recht ontzegd wordt den naam „Fides Quaerit Intellectum" te voeren en zich te gedragen als den rechtspersoon, de vereeniging het Studentencorps „Fides Quaerit Intellectum";

besluit, hoewel onverzwakt staande in de overtuiging, dat het is de eenige voortzetting , van het Studentencorps aan de Theologische Hooge-school van „De Gereformeerde Kerken in Nederland", welk corps in 1863 is opgericht,

zich onder volstrekte afwijzing van elk der overwegingen van het arrest bij meergenoemde gerechtelijke uitspraak neer-te leggen,

en Art. I der Statuten te doen luiden: „Art. I. Er bestaat aan de Theologische Hoogeschool van „De Gereformeerde Kerken in Nederland" een vereeniging, het Studentencorps „Fides Quadrat Intellectum".

En dit is dan de historie der laatste dagen.

Wat wij nu bedoelden op dezen dag is dit.

We zijn allen teleurgesteld. De naam Fides Quaerit Intellectum was ons lief, met name om den band aan het verleden. Het corps, dat Greijdanus vóór zijn sterven - tot eerelid gemaakt heeft, ziet nu den naam, die op zijn bul stond, toegewezen aan een agglomeraat van eenige menschen, die uit een vergadering is weggeloopen, omdat ze waarlijk zich dorsten conformeeren met een kerkelijke bewering, dat deze man Gods een openbare grove zonde begaan had en niet meer preeken mocht. Ik geloof niet, dat van de jongelieden, die weggeloopen zijn uit die mooie corpsvergadering, velen Greijdanus hadden gezien of gehoord.

Maar dacht u, dat we gingen klagen?

We hebben niet eigenmachtig onzen naam prijsgegeven; d.w.z. niet op eigen houtje ons van de vaderen geïsoleerd. Dat lieten we over aan die synodale jongelieden, die thans worden grootgebracht in de leer, dat de eerste dogmaticus van Kampen, Hel. de Cock, niet zuiver stond. Want die heeft OPENLIJK weersproken wat aan „cand. Schilder" bevolen werd te gelooven, wijl bindend gemaakt door een misleidende synode.

Maar nu het zóó geleid is, dat wij die in den geest en in de leer voor de vaderen van 1863 plaats overhielden in kerk tn ieerzaal, den naam zijn kwijtgeraakt, dien zij gekozen hebben, en dit door dwang, die niet eens wist te argumenteeren met feitenkennis (kras is dat vonnis door zijn feitenvervin: ingen wel!), wel, nu zijn wij blij, dat wij een nieuwen naam hebben, die BETER is dan de oude.

Want het geloof, dat Gods openbaringsinhouden aanneemt, brengt orde in de wanorde van ons verduisterd verstand. Dat staat in artikel 14 der Belijdenis. Niet

wij brengen quadratie in' de ruïnes, dat doet God door zijn Woord, dat wij gelooven: fides quadrat intellectum. Het kwade is ten goede gekeerd: uit verlies kwam winst. Want God quadreert tenslotte alles wat gebroken is, ook een gebroken en verslagen hart, ook een verbijsterd verstand, ook een door onrecht gekneusden geest. En ook een verbroken ver­ band. Deus quadrat.


1) Vergelijk André Combes, Un Inédit de St. Anselrao? Le traite de imitate divinae essentiae et pluritate creaturarum d' après Jean de Ripa, Paris, 1944, 176.

2) Vgl. E. Littré, Dictionn. de la langue Fr., IV, en I, Paris 1875, quadrer en cadrer (intransitief): passen bij, in een bepaald kader (!) passen.

3) Muller-Renkema, Bekn. Lat. Wdbk.

4) Engelbregt, • Lat. Wdbk.

5) Lexicon Catholicon Lat. Ling., Llpsiae, 1794.

6) Bas. Faher, Thes. Eruditionis Scholasticae, Llpsiae, 1726, s.v. vg. 1, Calepinus, Forcellinl, e.a. Du Gauge, . Lewisand, etc.

7) Circuitum et quasi orbem („all round"!) verborum conficere. Verba finire; rhythmisch: sententiam in quadrum numerumque redigere (Meliler, Ned.-Lat. Wdbk., op „afronden").

8) Zie b.v. Corpus Scriptorum Eccleslastlcorum Latlnorum, vol. xxjcviii, Itinera Hlerosolymitana, ex ree. P. Geyer, Vindobonae, 1898; daarm op bl. 230 het opschrift: DE ILLO LAPIDE QUI AD HOSTIUM MONUMENTI EIUS ADVOLUTUS EST, QUEM ANGELUS DOMINI DE CAELO DBSCENDENS POST RESURRECTIONEM EIUS REVOLVIT. Op bl. 232:

_ de steen, quem Arculfus intercisum et in duas diVisum partes refert, cuius pars minor ferramentls dolata quadratum altare In rotunda supra scripta ecclesia ante hostium saepe illius memoratl tegurii, hoc est dominlci monumentl, stans constitutum cernitur; maior vero illius lapidis pars aeque circumdolata in orientali eiusdem ecclesiae loco quadrangulum allud altare sub llntearalnlbus stabilltum exstat (Adamnanus). - Op blz. 266: In extremitate vero fluminis quaedam habetur parva quadrata ecclesia In eo, sic traditur, fündata loco, ubl dominica vestlmenta hora lila custodita sunt, qua baptizatus est Dominus (Adamnanus); bl. 266 nog: ibldemque et ecclesia In honorem sancti baptizatoris lohaimis fundata eodem monasteril circum.datur muro quadratis constructo lapidibus (Adamnanus); en op bl. 260: Horum locus sepulehorum quadrate humlll circum venitur muro.

9) Vgl. Rufinus, Comment, in metra Terent., GL. VI, 564, 7—565 (Corpus Scriptorum Latinorum, vol. XXVCI. Vindobonae 1893, L. Caeli Firmiani Lactanti Opera, p. II, fase. I), 156: modo enim trimetros, modo addito quadrante vel seraisse posuerunt ld est vel semipede aölecto vel Integro pede lambo vel sesquipede.

10) Vgl. L. Caeli Firmiani Lactanti, Dl^mae Instltutiones et Epitome Dlvlnarum Institutionum, pars I, ree. S. Brandt, Corpus Script. Eccl. Lat., Vindobonae, 1880, 266: x hac desperatlone confesslo illa Socratis nata est qui se nihil scire dixit nisi hoc unum, quod nihil sclat, hinc Academlae disciplina manavit, si tanaen discipllna dici potest In qua Ignoratio et discitur et docetur, sed ne 1111 quidem qui scientiam slbi adsumpserunt, id ipsum, quod scire se putabant constanter defendere potuerunt. Qu*, quoniam ratio illls non quadrabat per ignorantiam rerum divlnarum, tam varii, tarn Incerti fuerunt. Eveneens, uit het zelfde werk:591 (over den god van Plato): uodsl ei ratio quadraret. Intellegeret perlturum essie quia factus est, nee posse m aeternum manere nisi quod ' tangi nou potest.

11) Vgl. hierboven de voorgaande noot en nog uit Lactantius, a.w. 596: hlc cardo rerum est, quem qui non tenuerit, Veritas 1111 onmls elabltur, hoc est denlque, quod efficiat lUis non quadrare rationem. En, bl. 608: alils refellentibus defendere id quod invenerant nequiverunt, quia singulis ratio non quadravit, nee ca quae vera senserant in summan redigere potuerunt.

12) Zie Lactantius, Dlvin. mst., a.w., bl. 407: haec est enim mendaelorum natura, ut cohaerere non possint Ulorum autem tradltlo quia vera est, quadrat undlque ac slbi tota consentlt (lllorum: Petrus, Paulus tegenover Plato, Aristoteles, Eplcurus-Zenon). Vergelijk nog tenslotte:

Form. Lactanti, De opiflelo del Uber, Corpus Script. Lat., Vindobonae, 1883, Opera, p. Il fase. 1, ree. S. Brandt), p. 16/17 (de mensch moet sterven en is sterfelijk m qualibet aetate) quadrat Igitur neeessitas undlque nee debuisse fieri allter nee fas fuisse. (Hier een voorbeeld van quadrare met ace. e. inf.).

13) zie Bduardi Leigh, Critica Sacra, i.e. Obs. Phil.-Theol. in omnes voces graeeas N.T., Franeofurtl & Llpsiae, 1696, 596 b: tetragoonos, quadrangularis, Apoe. 21 VS 16. Quadrangulos quadratus, Thueyd. Arist. Hlppoc. Tetragoonos anêr, apud Arist. Rhet. 1. metaphonice decltur de bono viro. Quadratus homo, Erasm. Adag.

14) Vervolg V. d. voorgaande noot uit Leigh: Quadratl figura est aequalium laterum, & angulorum rectorum: vocant Graeei tetragoonon, firmum, constans & omnibus numeris absolutum. Vide Piseat. In loc.

15) Coccejus, Lexicon et Comm. Sermonls Hebr., Opera, t, X, p. ? .90, b, 'nr 785 in marg.).

l6) Vgl. Gispen, K.V., op Ex. i. 1.

17) Gispen, a.w. bl. 153.

18) Thiersch, aangehaald ta Gispen, a.w. 154.

19) Noordtzij, Ezechlël, 1. 1 (bl. 461).

20) D. C. Cambot, Oeuvres Théologiques et Grammaticales de Godesealc d' Orbais, Louvaln, 1945, 236 geeft voorbeelden van het laatste:236, 5; 251, 21; 297, 7. Nee illud quoque quadrat concumat consouat veritate (236, 5). — Nee illud quadrat ullatenus quod dleit (251, 21).

21) Zie Casiodorus in Godesealc d'Orbais, a.w. 297: Ipse nos agnus qui secundum suam humanitatem lapis abscisus de monte sme manlbus factus est mons magnus, excidat quadret poliat deeoret comat consolidet et mter septem excisas eolumnas suas videlicet cum una sua sieut ipse testatur ecclesia magna nobis optatissimum praesentialiter ac perpetualiter commercium eontubernlum consortium det. — Op bl. 296: septem quas exeldit columnae septem simt ut reor ecclesiae propter septem dona spiritus sancti.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 september 1950

De Reformatie | 16 Pagina's

voor het aanvragen ervan.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 september 1950

De Reformatie | 16 Pagina's