Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Voor iemand zijn"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Voor iemand zijn"

(Inzake „Amerika")

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Inzake „Amerika")

We hebben ons bezig gehouden met de amerikaansche uitspraak over 't „voorwaardelijk"-dan wel „onvoorwaardelijk"-zijn van Gods belofte in het verbond. En we kwamen tot de conclusie: de amerikaansche uitspraak is niet duidelijk, want men kan voorwaardelijke beloften afwijzen, en ook zoo stellig mogelijk leeren: het komt er maar op aan, hoe men het woord opvat. Een kerk, die met

een o n d u i d e 1 ij k e formule, als was 't maar voorloópig als met een werkhypothese, de menschen wil binden op die formule, handelt daarin niet naar Gods gebod voor kerkvergadering: die moet inmiers duidelijk zijn in haar bindingen. Want het komt niet er op aan, of men een onduidelijken term gehoorzaam naspreekt, doch of men de duidelijke leer der Schriften aanhangt met hart en ziel en met den mond belijdt. Laat men alstublieft in Amerika al'.e Remonstranten de deur wijzen; dat doen wij ook. Maar laat men ook niet één stap toegeven aan de domheid — die straks een oordeel wordt — waarmee in Nederland in 1944 de heele zaak bedorven is, toen men remonstrantisme aanwees, , waar het niet was, en intusschen de remonstrantismen rustig liet betijen in were'draad-van-kerken-associatieve aspiraties, en in professorale redevoeringen van de Vrije Universiteit, waarover ook prof. van der Schuit — ditmaal van die zijde pardoes cioodgez'.vcgen, 7Jch al ongerust maakte, baat '.ulk een dwang voor u niet noodig wezen, daar in Amerika. Laat geen gereformeerde menschen door uw schuld varen, die van voorwaardelijke beloften spreken, mits ze dat doen precies naar den stijl van de vaderen, die de remonstranten pas hebben uitgedreven.

Zóó nu staat het ook met de uitspraak: dat de beloften alleen „voor de uitverkorene zijn". We lezen in het concept der Prot. Ref. Ch. dienaangaande enkele uitspraken, die de moeite der overweging waard zijn.

Eerst een kleinigheid vooraf. Het stuk vangt aan (II, A) met de uitspraak: „dat de verkiezing de eenige oorzaak en bron is van al ons heil".

Is dat goed gezegd — in een bindend stuk?

Natuurlijk zijn wij zelf allicht wel eens in staat gebleken, in een los artikel, een toespraakje, hetzelfde Ie 'verklaren. We zullen geen mensch kwalijk nemen, als hij het ook zoo uitdrukt.

Maar, als men gaat vastleggen, en binden, dan zeggen we : even wachten. Is dat wel precies uitgedrukt, als daar staat: de verkiezing oorzaak en bron?

Ik geloof het niet. Wil men secuur zijn, dan moet er staan: de verkiezing is de grond. Een besluit van God is nooit de oorzaak van de uitvoering, noch de bron ervan. Oorzaak en bron vallen in den tijd, en zijn ook zelf in het besluit opgenomen.

Om elkaar tegemoet te komen, laat ik dezen keer maar eens een theoloog spreken, die sterk supralapsarisch is. Ik ben dat niet; ik ben ook geen infralapsarist, want ik geloof, met Bavinck, dat het dilemma als zoodanig ons niet toegestaan is, — in ons spreken over God. Maar als ik het goed begrepen heb, heeft meer dan één theoloog aan „gene zijde" nog al met Kuyper, en dus met het supralapsarisme op, we erkennen trouwens allemaal, ook hier, de „elementenvan-waarheid", die in dat supralapsarisch denksysteem zoo graag wilden opgeborgen zijn. Daarom kies ik een supralapsariër! Twissus.

Die spreekt (In Am. Corvini Defensionem Sententiae Jac. Arminii De Praedestinatione, Gratia et Lib. Arbitrio, & c., Amstelodami, 1649, 257, a) over de vraag, of Gods wil nu geconditioneerd is, ja dan neen.

Sommigen verzekeren: Gods wil, als WIL, is absoluut, niét geconditioneerd.

Nu, zegt Twissus, daar kunnen ze gelijk aan hebben : het is zóó wat accurater uitgedrukt.

Maar, zoo zegt onze supralapsariër, maar: loop nu weer niet te hard van stapel en pas op, dat ge niet doorslaat. Want ge kunt toch ook wel met goede bedoeling zeggen: Gods wil is geconditioneerd. Ge kunt ook goed gereformeerd wezen in het zeggen: er is tweeërlei wil Gods: een absolute en een geconditioneerde. Dat kunt ge zeggen, indien ge n.l. niet bepaald het oog hebt op Gods HANDELEN als WILLENDE God (want, zóó gezien, is Gods wil altijd absoluut), doch indien ge het wilt hebben over de ZAKEN, die door dit handelen Gods zijn gewild. Want God zelf immers wil, dat sommige dingen absoluut gebeuren, en andere alleen maar onder zekere conditie (d.w.z. nevenomstandigheid, zie artikel vorige week).

Zoo wil God voor zijn uitverkorenen ABSOLUUT geloof, wedergeboorte, bekeering. Dat is: Hij wil absoluut, dat deze gaven in hen tot stand komen, dat ze er komen zullen. Ze kómen er ook vast en zeKer. Maar nu heeft diezelfde God — let op, het gaat nog steeds over de uitverkorenen! — hun ZALIGHEID gebonden aan geloof en bekeering, en uiteindelijke volharding. Hij wil die ZALIGHEID dus onder voorwaarde van geloof en bekeering en duurzame volharding.

Nu niet tegen Twissus uitvaren: ketter! Niet Twissus met een formuletje buiten de kerk zetten, 't Zou zonde zijn van Twissus en van je kerk. Twissus, supralapsariër, denkt er geen seconde over: te beweren: geloof, bekeering, volharding zijn VERDIENENDE OOR­ ZAKEN der zaligheid. Twissus haalt het ook geen seconde in zijn klaren kop, te leeren: God moet lijdelijk en afhankelijk wachten op dat geloof, die bekeering, die volharding, anders kan Hij zijn zaligheidsgeschenken niet aan u kwijt. Twissus zou ons direct met een glimlach van hoe-kom-jlj-zoo-dwaas aankijken, als we zulke nonsens, zulke remonstrantsche ketterij, hem in de schoenen schoven. Hij zou zeggen: man, schei uit, ik heb je immers zelf wel beter onderwezen ? Maar hij zou eraan toevoegen: word jij nou geen hollend paard; denk liever eens even door. God heeft nu eenmaal VAN ZIJN KANT geordineerd, dat de avond volgt op den middag, en deze op den morgen. Als Hij dus mij belooft: in uw avond zult gij het heil des Heeren zien, dan spreekt het vanzelf dat Hij bedoelt: ge moet dus eerst uw morgen en uw middag door. Wat heelemaal geen verdienste is, noch een conditie die Hem afhankelijk maakt.

Als zóó een supralapsariër spreekt, kunnen dan de amerikaansche broeders' ook niet eens leeren, wat Twissus leert: de zaligheid der uitverkorenen wordt door God ABSOLUUT gewild, en DAAROM onder conditie van geloof en bekeering en volharding; en daarom zal Hij ook absoluut zorgen, dat we die weldaden van Hem ontvangen? Waar blijven we toch, als we met formules over onze beste menschen heenloopen ? Zonder op de er achter liggende kwestie in te gaan?

Welnu, in samenhang met deze eenvoudige dingen krijgt het toch wel zijn beteekenis, dat we even zeggen : — pas op, dat ge niet grond en oorzaak verwart. Als ik verklaar: de verkiezing is oorzaak en b r o n van al ons heil, dan loopen we gevaar, iemand te laten denken, en straks heel de kerk te laten denken: als de verkiezing er is, wel, dan is de „bron" aan het borrelen, dan is de „o o r z a a k" aan het werken, de zaak is al aan den gang. Neen, zegt Twissus, dan is er nog niets aan den gang. Hij vermaande de Remonstranten, met name Corvinus, tot drie keer toe, ook p. 263, a, toch asjeblieft niet de verkiezing met deten-uitvoer-legging van de verkiezing (dat besluit) te verwarren. Besluit en besluitsuitvoering zijn twee. Niet die verkiezing is de oorzaak; want de verkiezing, het besluit, is „vrij", en „eemvig". Als ik besluit, naar Amsterdam te reizen, dan gebeurt er nog niets. De oorzaak van mijn komst in Amsterdam is, dat ik tenslotte mijn jas aan trek, naar den trein stap en bonjour zeg tegen het mooie silhouet van Kampen-over-de-rivier. Als IK wat besluit, dan kan dat bij MIJ nog een verandering veroorzaken, want ik besloot eerst heelemaal niet, en misschien had ik wel eerst wat anders zoogenaamd besloten, b.v. naar Enschede te reizen. Doch in God zijn alle besluiten onveranderlijk, een besluit causeert, veroorzaakt, dus niets. In Hem niet. En in ons niet. Hetgeen in ons causeert, en dus oorzaak en bron van , , al het heil" is, dat is iets, datindentijdkomt. De „oorzaken" werken allemaal met en in den tijd. Natuurüjk weten de broeders ginds dat evengoed als wij.

Maar nu verder.

Welnu, zegt Twissus tegen Corvinus, houd nu eindelijk eens op, met ons allerlei leehjks in de schoenen te schuiven, b.v. door een kettingredeneering als volgt op te zetten:

a) de gereformeerden beweren, dat de uitverkiezing oorzaak en bron is van alle heil;

b) een bron, die God laat vloeien, zal ook water geven, een oorzaak, die God laat werken, zal ook werken;

c) de gereformeerden leeren dus: een uitverkorene zal zéker gelooven, dat kan hij niet ilaten, wie zal een bron stoppen, die God laat vloeien?

d) ze maken de menschen dus maar slordig, en lui en zorgeloos: mooie zieleherders, die gereformeerden!

Man, schei uit, zegt Twissus nu, jij vergeet, dat het besluit, eigenlijk, heelemaal geen bron en oorzaak is. We zeggen niet tegen onze kinderen, onze menschen: jij bent uitverkoren, dat is je tenminste in den doop wel zoo ten naaste bij te verstaan gegeven, en dus: de ader van Gods klare genezend water IS al aan het vloeien gegaan. Neen, zegt Twissus, jullie remonstranten vergeten dit ééne ding: de leer der verkiezing Is geen oorzaken-, of bronnen-leer. Voor oorzaken en bronnen moeten we in den tijd wezen. In wat God hier beneden in-gang-zet. Bijvoorbeeld, en dan wel allereerst : de prediking des Woords. Daar begint de bron te spuiten, daar is de oorzaak aan het werk. Daar is een causa efficax, d.w.z. een oorzaak, die werkingsKRACHT heeft, al moet je nu nog niet beweren, zegt Twissus erbij, dat ze nu ook al werkelijk EFFICIENT is, d.w.z. al concreet het beoogde doel aan het bereiken is. (In Arminii eum

lunio de Praed. C!oll. Animadc, 25, a). Ehi dus laten we de menschen n i e t op de uitverkiezing als grond en bron zich verlaten, doch op het WOORD.

Ik ben het daaxmee eens.

En als ik nu in de Dordtsche Leerregels aantref deze woorden:

Gelijk het God nu betield heeft dit zijn werk dec-genade DOOR (daar heb je bron en ootzaa k!) de prediking des Evangelies in ons te beginnen, alzoo bewaart, achtervolgt, en volbrengt Hij het door het hoeren, lezen en overleggen daarvan, mitsgaders door VERMANINGEN, BEDREI­ GINGEN, beloften en het gebruik der H. Sacramenten, — wel, dan zou ik, daarop wijzende, willen zeggen: als ik in Amerika kwam, en me zou melden als lid van de kerk, die daar is, en die bekend stond, tot op korten tijd, als op de drie formulieren en op niets anders gegrond, en zè zouden me zeggen: kom maar binnen, mits: eerst deze verklaring teekenen, dan zou ik zeggen: 't valt me een beetje tegen; ik dacht dat jullie geleerd hadden van Kalamazoo, maar ik TÉEKEN DAT NU NIET. Ik zou het met genoegen aangehoord hebben als het geen formule was, die als criterium wou dienen. Maar nu het dat wèl is, zeg ik: ik doe het niet, en de schuld is niet bij mij, als we elkaar nu verder groeten tot de tijd wat beter is; want ik héb me gemeld, en ik meen gereformeerd te wezen, en ik ga noch voor Berkouwers misverstanden, noch voor die van anderen, al zijn ze ook nog zoo goed gereformeerd, op zij. Zijn ze supralapsariër? Twissus ook. Maar die zei nog: verkiezing geen bron, geen oorzaak, maar grond. En oorzaak is: het Woord. Inclusief de bedreiging.

En een bedreiging is zinloos, als ge het evangelie laat op gaan in een niet nader verklaarde onvoorwaardelijke belofte, en daarmee uit. Onvoorwaardelijk, dat is een term met duizend wendingen. Twissus zei: zelfs de zaligheid der uitverkorenen, zelfs die wil God nog voorwaardelijk, onder conditie — die Hij overigens zelf wel scheppen zal. Maar Hij houdt mij aan een woord-met-dreiging: w a n t v o o r s p e l l e n is wat anders dan beloven.

En zoo komen we dan vanzelf aan die meergenoemde uitdrukking, die we nu eens nader moeten bekijken: hier z\jn ze:

a) „dat dezegeningen des verbonds alleen voor de uitverkorenen zijn" (let op: er staat: zegeningen; is de roeping ook een zegening, en dus ook alleen voor de uitverkoFCUCU ? ^'

b)„dat de belofte des Evangelies alleen den geloovigen geldt, ie. den uitverkorenen" (vraag: wat beteekent dat moeilijke woord „gelden", waarover vandaag alle filosofen aan 't schrijven zijn? );

c) „a 1 s de belofte Gods hun (den kleinen kinderen) geldt, dan moet die belofte onfeilbaar en onvoorwaardelijk zijn, en kan d a a r o m alleen den uitverkorenen gelde n" (vraag: wat is nu al weer die nieuwe term : o n f e i l b a a r ? Mag Calvijn soms niet meer zeggen, dat men door ongeloof Gods belofte „irrita" doet zijn, d.w.z. dat ze dus niet doorgaat, omdat ze, met vermijding van den V o o r spellingsvorm, slechts was gegeven op de manier van Twissus: een toezegging van den avondzegen, de eeuwige zaligheid, onder conditie van 's morgens, 's middags, naar het Woord luisteren? )

e) „Het volgt dus, dat de belofte vod'r de uitverkorenen alleen i s".

Daar staan we dus weer.

O n f e i 1 b a a r". Dat is ook weer zoo n woord, waaraan men in bepaalden zin onvoorwaardelijk vast moet houden, maar dat men in een anderen zm rustig kan beschouwen als niet ter zake doende, omdat het over deze vraag loopt: of aan iemand, die gedoopt is met een aan eisch en dreiging verbonden belofte, de zaligheid toch ontgaat, z o n d e r dat God gelogen heeft, of de kerk heeft laten liegen of — zeuren. Indien God tevoren aan ongeloovigen zoo iets GEDREIGD heeft, dan^ gaat zijn CONCRETE aanzegging „onfeilbaar" door.

Daar staan we dus weer.

Wat beteekent „gelden"? R e c h t s k r a c h t hebben? Dan zeggen we: die belofte GELDT IEDEREEN tot wien ze komt. Onfeilbaar. Of — beteekent het: d o o r s t o o t e n van het effiCAX zijn tót het efficiENT zijn voor de bereiking van Gods oogmerk: de zaligheid der verkorenen? Dan zeggen we: onvoorwaardelijk ALLEEN voor de uitverkorenen.

Daar staan we, nog eens:

Wat beteekent „ZIJN VOOR"? Wil dat zeggen: rechtskrachtig, en rechtsgeldig, en naar de letter den aangesproken mensch aangaan, hem onder beslag leggen, en voor alle eeuwigheid onder een nooit weg te werken rèchtsk'.em zetten? Dan zeggen we: „het is voor allemaa 1". Of wil „z ij n v o o r" zeggen: tot op de laatste vezels van het onder conditie van Twissus in uitzicht gestelde kleed der zaligheid In handen, en dat blinkende kleed om uw verheerlijkt heme'.lichaam krijgen? Dan zeggen we: asjeblieft, zeg het duidelijk: alleen voor de uitverkorenen.'

Daar staan wij.

Een f or mule, die alle kanten uit kan, en die toch binden zou?

Daar staan we nu.

Want de groote kwestie wordt nu: wat gebeurt er bij den doop? Krijg ik daar een dogmatische uitspraak: God maakt de uitverkorenen allemaal zalig? Of word ik aangesproken met een réchtswoord, waarin ik persoonUjk en individueel betrokken ben?

Een dogmatische uitspraak, die kan luiden: God schiep de wereld, of: Christus' bloed rechtvaardigt, of: Maria is niet ten hemel opgenomen naar het lichaam, of: als het weer mooi is, dan heeft God dat gedaan.

Maar een dogmatische uit spraak meekrijgen i s mij niet genoeg. Ik wil geen uitspraak, maar een aanspraak. En nu is de groote kwestie: wat krijgen wemee bij den doop?

Daar staan we nu: hoe kunnen we, ik citeer een beetje ondeugend Twissus, hoe kunnen we op de Pacific varen? Neen, zoo staat het er bij Twissus eigenlijk niet. Hij zegt tot de remonstranten, dat ze (257, a, in Corv.) met hun leer over een vooruitgezien geloof als grond voor de verkiezing net zoo makkelijk kunnen filosofeeren, als een zeiltochtje organiseeren op een kalme zee: een mare pacificum. Een pacifieke zee Is natuurlijk niet de Pacific Zee. Maar toch: we moeten alle oceanen van den tijd over tot straks. Tot de horizon bereikt is. Tot we komen tot die deur, waarop God schreef, wat Twissus noemde: het eindstation: SALUS (ditmaal bedoeld als: eeuwige zaligheid aan 't eind der baan). Laat nu de levensbaan de Pacific zijn, of de Atlantische Oceaan, hoe ben ik op dat schip gezet? Met een mooie filosofische, dogmatische, orthodoxe UITSPRAAK: zaligheid is alleen voor de uitverkorenen, want a) , b) c) d)..., enzoovoort? Of ben ik op het schip gezet: met een belofte, een vermaning, een dreiging, een toezegging, stipulatie hier, stipulatie daar? Hoe vaar ik?

Omdat hier de kwestie ligt, willen we over dat „z ij n voor" volgende week nog iets opmerken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 november 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

„Voor iemand zijn

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 november 1950

De Reformatie | 8 Pagina's