Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kwestie van het evangelisten-ambt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kwestie van het evangelisten-ambt

§ 5. DE VERHOUDING TUSSCHEN DEN EVAN­ GELIST EN DE OVERIGE BIZONDERE AMBTSDRAGERS (vervolg).

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

§ 5. DE VERHOUDING TUSSCHEN DEN EVAN­ GELIST EN DE OVERIGE BIZONDERE AMBTSDRAGERS (vöHvolg).

(XIII)

Verleden week werd een begin gemaakt met 't teekenen van de verhouding tussclien de evangelisten en de apostelen, waarbij in 't bizonder Phillppus de aandacht vroeg. Het bleek dat Philippus preekte en doopte, evenals de apostelen.

2. Verder lezen we in Hand. 13 over een helper van Paulus, die op de zendingsreis meeging: arnabas. Doch deze valt buiten de categorie „evangelist", daar hij volgens Hand. 13 : 1 v.v. op gelijken voet met Paulus werd afgevaardigd en dientengevolge in 14 : 4, 14 ook „a p o s t e 1" heet. Daaruit blijkt, dat de naam apostel niet alleen aan de twaalven en Paulus, doch ook wel aan anderen werd toegekend, al weten we dat alleen met zekerheid betreffende Barnabas (in Rom. 16 VS 7 is het onzeker of Andronicus en Junias ook „apostelen" genoemd worden, en in Gal. 1 : 19 is het even onzeker betreffende Jacobus, den broeder des Heeren).

In Hand. 15 : 39 gaat Barnabas zelfstandig werken •en neemt hij zelfs een „helper" mee. En zijn werk wordt erkend. Zoodat we daaruit weten, d a t d e apostelen ook z e l f s t a n d i g e zendelingen" naast zich erkenden. Barnabas was trouwens , , geordend" in het ambt. Met hem is het dus wat ordening in het ambt als ; , apostel" én ook wat zelfstandig optreden betreft een bijzonder geval.

Met Paulus gaat dan eerst Barnabas mee (Hand. 13 : 1) en Marcus als „helper" (vs 5), samen doen ze het werk (steeds: z ij, meervoud), al heeft blijkbaar Paulus de leiding (16 : 9, 13, 16).

Op de tweede zendingsreis gaat Silas mee en dan is het afwisselend h ij (enkelvoud; ' Paulus) en zij (meervoud; Paulus en Silas en Timotheus) en wij (Lucas, de sohrijver van „Handelingen" erbij).

Gelijk wij reeds in de vorige paragraaf over de ambtstaak van den evangelist constateerden, verrichtten de „helpers" van Paulus, en ook de evangelist Timotheus onder hen, „zendingswerk" in gezelschap en dus onder leiding van Paulus, doch ook zelfstandig, n.l. dan wanneer ze opdrachten moesten volbrengen in plaatselijke gemeenten of ook uitgezonden werden zooals Crescens naar „Galatië" (het is moeilijk uit te maken, volgens Bouma op 2 Tim. 4 : 10, of het Klein-Aziatische Galatië of het Europeesche Gallië — Frankrijk —: s bedoeld), Titus naar Dalmatië (een kustprovincie van .Griekenland aan de Adriatische zee, waar mogelijk Titus voor het eerst het Evangelie heeft verkondigd, omdat we niet lezen dat Paulus er zelf ooit geweest'is).

Uit een en ander blijkt, dat de , , helpers" vafi de apostelen, onder wie de evangelist Timotheus, onder leiding van de apostelen arbeidden, soms met een betrekkelijke of algeheele zelfstandigheid (Philippus). En deze-leiding bij en dat toezicht van deapostelen op hun werklaat zich verstaan, daar zoowel de apostelen als hun „helpers" en ook de evangelist Timotheus samen bezig waren in het ééne „zendingswerk": het preeken, doopen, gemeenten stichten en consolideeren.

Daaruit valt ook te verklaren, dat sommige brieven als afzender naast Paulus óók anderen vermelden:1 Corinthe (Paulus, een geroepen apostel, en Sosthenes, de broeder) ; 2 Corinyie, Colossensen (Paulus, een apostel van Christus Jezus, en Timotheus, de broeder); Philemon (Paulus, een gevangene van Christus Jezus, en Timotheus, de broeder); len 2 Thess. (Paulus, Silvanus en Timotheus); Philippensen (Paulus en Timotheus, dienstkne-chten van Christus Jezus).

Hieruit zien we, dat Paulus zich als apostel on­ derscheidt van de anderen als „broeder s" en slechts in één geval zich mét Timotheus dienstknecht van Christus Jezus noemt (Philippensen).

Zijn de mede-genoemden medeverantwoordelijk voor den inhoud der brieven? In 1 Cor. wel niet, daar Paulus in VS 4 dadelijk in den ik-stijl voortgaat. In 2 Cor. houdt Paulus soms het meervoud w ij vol, maar niet altijd (2 Cor. 1 : 15 e.a. pi.). Zoo büjkt ook uit Philippensen, dat Paulus zelf de eigenlijke auteur is. We zullen derhalve niet meer mogen conoludeeren dan dit, dat de met Paulus genoemden hun instemming met den brief konden laten blijken. En dat hier uitkomt de ondergeschiktheid van de „helpers", ofschoon het noemen van hun naam in dat verband ook wijst op een samen arbeiden, waarin ze ook een zekere zelfstandigheid hebben blijkens dat naast elkaar noemen der namen. 3. Op grond van het bovenstaande kunnen wij omtrent de verhouding tusschen de evangelisten en de apostelen deze gevolgtrekkingen^ maken-:

a) de evangelisten preeken, doopen, " stichten en consolideeren gemeenten onder leiding en toezicht van de apostelen en soms ook zonder die leiding;

b) ze verrichten zoodoende met bewilliging en in op­ dracht van de apostelen en van kerken een deel van het apostolische ambtswerk;

c) daaruit blijkt, dat er naast het apostolische ambt een apart en zelfstandig ambt is gegeven, om dat deel van de apostolische taak over te nemen en uit te richten;

d) dat de evangelisten onder leiding en toezicht van de< apostelen hun ambtswerk doen en verleende opdrachten uitvoeren, wordt geheel verklaard uit het feit, dat ze samen mèt die apostelen in het , , zendingswerk" en de consolideering daarvan bezig zijn en hun ambtswerk een deel van die apostolische taak en roeping is, welk deel door de apostelen allengs meer uit handen gegeven en overgedragen wordt; e) uit het feit, dat Paulus in het gezicht van den dood nog sommigen uitzendt naar reeds gestichte gemeenten en mogelijk ook naar een nieuw „zendingsveld", en ook instructies geeft met het oog op de voortzetting van het evangelisten-werk, kan blijken, dat door het wegvallen van het, apostolaat het evangelistenambt geenszins zijn „wortel" heeft verloren, integendeel, juist het „her-en derwaarts" ^zenden en het uitvoerig instrueeren, gelijk dat met name door Paulus bij het ten einde loopen van zijn apostolische werk is gedaan, pleiten niet voor een vermindering, doch eerder-voor een vermeerdering en. intensiveering van de evangelistenactiviteit.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 januari 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

De kwestie van het evangelisten-ambt

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 januari 1951

De Reformatie | 8 Pagina's