Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aangaande mij en mijn huis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aangaande mij en mijn huis

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En zijne moeder maakte hem een kleinen rok".

Hanna hield haar woord! Eenmaal had zij een gelofte beloofd: „Heere der Heirscharen, zoo Gij eenmaal de ellende Uwer dienstmaagd aanziet, en mijner gedenkt, en Uwe dienstmaagd niet vergeet, maar geeft Uwe dienstmaagd een mannelijk zaad, zoo zal ik dat den Heere geven al de dagen zijns levens en daar zal geen scheermes op zijn hoofd komen".

Die gelofte heeft zij, als een vrome, geloovige vrouw, den Heere gehouden.

Want zoodra zij den kleinen Samuel gespeend had, bracht zij met Elkana het kind tot den hoogepriester Eli.

En denk nu niet klein van de geloofsdaad dezer moeder, alsof het iets heel gewoons was, als iets, dat vanzelf sprak en haar niet de minst geestelijke, geloovige inspanning kostte.

Zij ook hield van haar kind, haar eerstgeborene, tot nu toe haar eenige. Zij ook had het zoo heel graag bij zich gehouden, om aan hem al haar zorgen te wijden; om hem 's morgens te wekken en 's avonds te ruste te leggen; om hem te voeden en te kleeden, om hem den ganschen dag bij zich te hebben en met haar oog hem te bewaken; om zich in zijn voorspoedige ontwikkeling te kunnen verblijden; om met hem zijn vreugden te deelen; om hem in zijn droefheid te troosten.

Hoe zwaar valt het' teeds menige moeder, als zij haar eenige kind moet afstaan aan de school, al kan 't zelfs tusschen de middagen nog thuis komen! Hoe erg

-vindt een moeder het, als haar dertienjarige jongen het huis uitgaat, omdat hij ergens anders in den kost moet, voor het volgen van voortgezet onderwijs, en Jioe verlangend ziet zij er naar uit, hem gedurende de vacanties weer een paar weken of langer thuis te hebben. Met wat voor zorgen laat ze haar volwassen zoon naar zijn gamizoensplaats vertrekken, of naar het buitenland. Het kan vaak niet anders; de nood is haar opgelegd — maar anders?

Wat deze moeders doormaken, heeft ook moeder Hanna doorgemaakt. Alleen niemand legde het haar dwingend op. Zij had het aan zich zelf. En toch — ze heeft, toen haar jongsken nog zeer jong was (zegt •onze Statenvertaling) vrijwillig afstand van hem gedaan: vrijwillig en voor altijd. Hij zou des Heeren zijn, niet van haar! Toegewijd aan Zijn dienst, zijn leven lang! Zoo had zij het beloofd, wel wetende wat zij deed; in vollen ernst!

En daarom deed zij het — al zal het haar gesmart lebben, dat zij, aan den avond van den dag, waarop 2ij hem den Heere had overgegeven, en hem bij Eli achterliet, zonder haar jongen naar huis terugkeerde.

Te meer, omdat ze wist hoe goddeloos het in Silo toeging; hoe Eli's zonen, zelf priesters, met het heilige den spot dreven en Israël deden zondigen; en dat liet gevaar groot was, dat ook haar zoon door het voorbeeld van deze ontrouwe dienaren zou worden verleid, de heiligheden des Heeren te verachten gelijk zij zelven.

Maar toch heeft ze, gebonden door haar gelofte, niet geaarzeld, wetende, dat de Heere machtig was iem daar te bewaren, zoo goed Hij zich machtig geloond had een gesloten moederschoot te geven.

Ja, het was haar een vreugde hem te mogen wijden aan den dienst des Heeren in Zijn heiligdom; het was haar hoogste eere, dat de Heere haar had willen ver-Mezen, opdat uit haar een knecht des Heeren zou worden geboren, nog meer knecht, dan zij zelve was een dienstmaagd des Heeren — zooals zij zich gaarne noemde.

Daarmee in overeenstemming was dan ook, dat zij — geheel anders dan de aartsvader Jacob, die voor zijn meestgeliefden zoon Jozef een veelvervigen rok maakte — zij hem het liefst gekleed zag in den lijfrok, de uniform van allen, die dienden voor het aangezicht des Heeren.

Elke moeder stelt er haar eere in, dat haar kind keurig gekleed wordt; daar heeft ze haar laatste geld voor over; het is haar trots, als het zelfs anderen opvalt, hoe haar kind zoo knap voor den dag komt. Maar Hanna is er tevreden mee, dat deze haar jongen niet anders draagt dan het nederige kleed der dienstbaarheid.

Hoe heeft in later dagen de'trotsche Michal, Sauls dochter, er zich aan geërgerd, toen haar man, de koning, op den dag der blijde incomste van de ark, zijn koninklijk kleed aflegde en zich omgordde met den linnen lijfrok, alsof hij geen regeerend vorst ware, zich gelijkstellende met de geringsten des volks!

Niet alzoo Hanna. God heeft haar geleerd, hoe des Heeren welbehagen is over de armen, en de nederigen; daarom roemt ze in haar zwakheid en begeert ze voor haar zoon niets anders, en niets meer, dan dat hij moge zijn een nederige dienaar in het huis haars Gods; daarom voor hem geen mooier kleed dan de linnen lijfrok der priesterschap.

En het is haar een weelde zelf voor hem dit kleed der nederigheid te weven. Hei staat er zoo eenvoudig. „En zijn moeder maakte hem een kleinen rok, en bracht hem dien van jaar tot jaar, als zij opkwam met haar man om het jaarlijksch offer te offeren".

Evenals wij onze moeders dagelijks bezig zien, zoovaak zij er den tijd voor kunnen vinden, met breien en naaien, om voor hun kinderen wat nieuws te maken, vooral voor haar jonge kinderen — zoo, heel gewoon, roerden zich ook de handen van deze godzalige, dankbare moeder: eerst om het vlas te spinnen; en dan te weven, en eindelijk om van 't zoo gewonnen linnen den rok te maken; dankbaar daarvoor dat ze het mocht doen voor haar eigen kind; méér nog, dat zij daarin mocht bezig zijn, om een dienstknecht des Heeren te mogen toerusten tot zijn dagehjksch dienstwerk en zoo te mogen zijn, zij zelf, een dienstmaagd des Heeren; en Samuel zich mocht weten de z o o n van de dienstmaagd des Heeren, gelijk David bidden kon: „Verlos den zoon uwer dienstmaagd", en de auteur van Ps. 116 kon getuigen: „Och Heere, zekerlijk ik ben Uw knecht, een zoon Uwer dienstmaagd!"

Maar meer dan Hanna, de dienstmaagd des Heeren, de moeder van Samuel, is Maria, de dienstmaagd des Heeren, en tegelijk de moeder des Heeren;

en zalig alle moeders, die in het baren en opvoeden harer kinderen niet anders willen zijn dan dienstmaagden des Heeren en voor haar kinderen als schoonste kleed begeeren den christelijken ootmoed, den lijfrok der dienstbaarheid in het huis des Heeren, hetwelk is Zijn gemeente.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 mei 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Aangaande mij en mijn huis

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 mei 1951

De Reformatie | 8 Pagina's