Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater. neven

Kostelijke woorden worden in dagen van ergen afval, als wij thans beleven, spoedig tot ledige frasen, die brutaalweg voor de werkelijkheid worden gezet. Dit kwam opnieuw uit bij de herdenking van het feit, dat voor zestig jaar de pauselijke encycliek „Rerum Novarum" verscheen. Dat de Roomschen veel ophef daarvan maakten zal niemand hun kwalijk nemen. Anders wordt het, wanneer wij een professor aan de V.U. zien verzekeren, dat de „christen uit ds Reformatie" — daar zijn er helaas velen „uit" — de zegenrijke werking der sociale encyclieken van harte erkent en daarvoor dankbaar is, wijl zij zulk groot aandeel hebben gehad in de „vrijmaking van den arbeid". Cïewezen wordt dan op de R. Kath. arbeidersbeweging, die, evenmin als het C.N.V. in den huldigen staat, veel verschilt van de andere „bona fide" socialistische arbeidersbonden.

Vrijmaking van den arbeid? Arbeid is ten slotte een begrip; het gaat ook hier om den mensch, en dan meer bepaald om den werknemer, dien men ook wel arbeider pleegt te noemen. Alsof wij niet allen, rijk of arm, patroon of knecht, geleerde of ongeleerde, behooren te arbeiden en het ook doen; zij, die den naam arbeider niet dragen, veelal wel het meest. Lee^loopers, menschen die liever lui zijn dan moe en de ontspanning zetten vóór de inspanning, zijn er in eiken levenskrtng. Degeüjke arbeiders eveneens.

En alle eerlijke arbeid, hoe eenvoudig ook, geeft den m.ensch eere en stelt hem zijn medemenschen tot nut.

Een schoenmaker, die goed passend werk levert, dient de maatschappij stellig beter dan een minister, die mee helpt 's lands zaken te verknoeien.

Vrijmaking van den arbeid zal dus, indien het iets zal beteekenen, dit moeten inhouden, dat de arbeidende mensch waarlijk vrij is, waarbij dan ernstig moet worden overwogen, wat wij onder vrijheid verstaan. Ik meen, dat onze belijdenis in art. 36 daar nog altijd de beste definitie van geeft: nl. „dat de ongebondenheid der menschen bedwongen worde; het alles met goede ordinantie onder de menschen toega", „opdat God van een iegehjk geëerd en gediend worde, gelijk Hij in zijn Woord gebiedt".

En daartoe zijn geen pauselijke encyclieken dienstbaar, maar het is alleen de gezonde en gehoorzame prediking des Woords door 's Heeren kerk. Het is de kerk des Heeren, die den arbeid heeft vrijgemaakt; die de heidensche slavernij heeft verbroken.

Een slavernij, die juist nu, na de zestig jaar, die men dan herdacht, erger dan ooit te voren de menschen, die waarlijk vrij willen arbeiden, bedreigt.

Het is wel een bewijs van verblinding, als men thans durft roemen in de vrijmaking van den arbeid.

Thans, nu heel West-Europa beeft van vrees voor de slavernij van het communisme, die volgen zal op de geleide economie van het democratisch socialisme.

De zweep van den slavendrijver wordt over aller hoofd gezwaaid en valt straks op ieders rug.

Zegt men, dat de pauselijke encycliek, alsook de sociaal democratie voor de breede groep, die men het „proletariaat" noemde, en nu arbeiders of werknemers, materiëele welvaart heeft gebracht, dan is zulks zeker juist. Maar materiëele welvaart is iets anders dan vrijheid. Ook de slaaf en de gevangene kunnen goed gevoed worden. De stoffelijke welvaart, die communisme en socialisme beloven, wordt juist verkregen ten koste van de werkelijke vrijheid, die de Schrift den menschen predikt, als zij ons vermaant: en dat gij u benaarstigt stil te zijn en uwe eigen dingen te doen en te werken met uw eigen handen, gelijk wij u bevolen hebben, opdat gij eerlijk wandelt bij degenen die buiten zijn en geen ding van noode hebt (1 Thess. 4 : 11 en 12).

Prof. van Leeuwen vertaalde de laatste woorden: opdat gij onafhankelijk zijt.

Onze tijd staat in het teeken, dat de menschen deze hun onafhankelijkheid en vrijheid gaarne verkoopen, als er materieel voordeel aan is verbonden. Een voordeel dat echter, als de consequentie in het communisme daar is, ook algeheel verloren gaat.

Vrijmaking van den arbeid en dat door Rome?

In de Roomsche landen — ik noem bijv. Italië — houdt men zich het communisme slechts met groote

moeite en met behulp van de Amerikaansehe dollars van het lijf.

Trouwens, hier in West-Europa is het niet anders.

De socialistische economie, die volken heeft tot haar laboratorium, wekt niet dan gevaarlijke schijnwelvaart •— laat ons slechts denken aan eigen land — en de dooders van het kapitalisme zijn verzot op de dollars, die Amerika moet verstrekken, wil men het hoofd boven water houden en zal er niet een verval ontstaan, dat den communist zijn kansen geeft.

Wij hebben hier dus de geleide economie, die den weg bereidt voor het communisme, terwijl men zich verbeeldt een soort paradijs te kunnen scheppen, dat den communist den wind uit de zeilen haalt.

Het zou onjuist zijn den paus van dit alles de schuld te geven. Maar dit is zeker, dat zijn encycliek het kwaad niet heeft gekeerd. Terwijl het solidarisme van Rome niet zoo heel veel verschilt van wat de socialistische democratie wil werken. Men werkt trouwens heel rustig samen en ontvangt de hulp ook van de protestantsche organisaties.

Vrijmaking van den arbeid?

Als de staat, d.w.z. de staatsambtenaar, niet bindt, dan doet het wel de organisatie.

Onlangs ontmoette ik een werkgever, die mij zei: onze dominé's prediken gaarne eens over het kwaad, dat iii de toekomst wacht, en dat ons wordt geteekend in Openbaring 13, waar wij lezen: „en het (beest) maakt, dat het aan allen, kleinen en grooten, en rijken en armen, en vrijen en dienstknechten, een merkteeken geeft aan hunne rechterhand of aan hunne voorhoofden en dat niemand mag koopen of verkoopen dan die dat merkteeken heeft of den naam van het beest of het getal zijns naams".

Ik heb de en? aring, dus merkte hij op, dat wij daar eigenlijk al midden in zitten.

Ervaart men het ook niet reeds in christelijke organisaties van werknemers?

Waar is de vrijheid van den man, die in onzen verorganiseerden tijd, ook voor die organisatie gehoorzamen wil aan het Woord des Heeren en — 2 Cor. 6 : 14 — geen ander juk wil aantrekken met de ongeloovigen; want wat mededeel heeft de gerechtigheid mee de ongerechtigheid, en wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis?

Trouwens — de man, die men dan speciaal arbeider noemt, wil van het woord dienstknecht, een liooge titel in de Schrift, niet weten.

Patroon is een gehaat woord geworden, ook in christelijken kring. Bedrijfsleider, dat klinkt beter, en kan ook alleen worden geduld als de geleiden het werk mee kunnen bepalen.

Men spreekt daarvan, als men den arbeider zegt te willen verheffen, maar als deze rustig en verstandig doordenkt, dan leert hij zien, hoezeer hij afhankelijk en gebonden werd door die hem in de organisaties beheerschen.

Of ik dan tegen organisatie ben? Een enkel woord is voldoende om het tegendeel te bewijzen. Want een groot deel van de christelijke organisaties van patroons en arbeiders stamt hier uit de provincie Groningen en ik heb aan zoo goed als die alle van harte meegewerkt.

Maar — alles kan bederven, als wij het Woord des Heeren verlaten. En feiteüjk — ik beken het gaarne — was dit verlaten reeds aanwezig toen wij de kerk niet meer zagen en wel de pluriformiteit.

Wij zullen weinig gehoor vinden, als wij nu zeggen, dat het niet de pauselijke encyclieken zijn, die den „arbeid" hebben vrijgemaakt of konden vrijmaken. De blindheid is heel erg. Maar als er ergens waarlijk vrijmaking van den arbeid is geweest, dan was dat de vrucht van de gehoorzame prediking door de kerk des Heeren en door de gewilligheid om te luisteren naar dat Woord.

Dit geldt allen; dit geldt ook het politieke en het sociale leven, dat nu in slavenbanden wordt geklonken meer en meer, en dat wordt geleid naar de vreeselijke slavernij van het communisme.

Want iets anders kan het aan dit communisme sterk verwante democratisch socialisme, dat heden „bona fide" heet, niet doen.

Als ik terugdenk aan den tijd vóór zestig jaar, dan treft het mij, hoe juist de christelijke arbeiders van toen, getrouwe kinderen der getrouwe kerk, hoe sober zij ook moesten leven, dit gevaar, dat thans over de eens christelijke volken kwam, aanstonds zagen" en er tegen waarschuwden.

Hoe levendig stonden mij die dagen weer voor den geest, toen ik één dezer dagen een kleine brochure vond met dezen titel: Openbaar debat tusschen ds C. H. Ph. Krohne en J. H. Schaper, gehouden in het dorp van ds De Cock, Ulrum. Het was in 1896.

Het verslag van dit openbaar debat zet ons midden in den strijd, dien de kinderen van de kerk der Reformatie hadden te strijden tegen het revolutionair socialisme, dat toen de Groningsche ongeloovig geworden arbeiderswereld in sterke mate aantrok. Het waren de dagen, dat Domela Nieuwenhuis met zijn trawanten juist hier succes hadden en ook een socialist als de heer Schaper zich nog communist noemde.

Maar daarover in een volgenden brief.

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

MARNIX.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 juni 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 juni 1951

De Reformatie | 8 Pagina's