Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Generale Synode der Geref. Kerken in Nederland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Generale Synode der Geref. Kerken in Nederland

Zitting-en van Dinsdag 18 tot Vrijdag 21 September.

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

KERKLEDEN BUITENSLANDS.

Ds P. A. den Boeft bracht Dinsdag 18 Sept. rapport uit over de geest, verzorging van leden vam Ger. Kerken buitenslands, waarover commissie II ter behandeling had ontvangen het rapport van de classis Dordrecht-Gortnchem inzake deze arbeid in België en Frankrijk, met een voorstel van deze classis om de arbeid tot Zwitserland uit te breiden, alsmede rapporten van de classes Rotterdam en 's-Gravenhage, betreffende de arbeid, resp. in Amerika en in Londen.

Na enige bespreking, waarin o.a. werd aangedrongen om nadere overwegingen in het voorstel der commissie op te nemen, m verband met de koerswijziging ia deze arbeid, welke de commissie in haar voorstel tot uitdrukkmg had gebracht, nam de Synode met 26—2 stemmen en 4 onthoudingen onderstaand besluit:

De Generale Synode, enz., besluit: a. de classis Dordrecht-Gorlnchem dank te zeggen voor de arbeid op verzoek van de Generale Synode van Amersfoort onder de „verstrooiden" in België en Frankrijk verricht; b. niet m te gaan op het verzoek van de classis Dordrecht-Gorinchem om de kerk van Dordrecht te verzoeken de geestelijke verzorging uit te strekken tot de leden in Zwitserland, wijl hier geen taak voor de Gen. Synode ligt; c. de geestelijke verzorging over te laten aan het taitlatief van hen, die naar het buitenland verhuizen, of aan een plaatselijke kerk, die voor de „verstrooiden" in het buitenland bepaalde arbeid vril verrichten; en d. mitsdien voor deze arbeid geen kerk of classis meer aan te wijzen.

Voorts: De classis Rotterdam dank te zeggen voor de door haar verrichte arbeid en met de motivering, van wat gezegd is betreffende 13 A, ook hier geen verzoek meer te richten tot de classis Rotterdam.

Verder: De kerk van 's-Gravenhage-West dank te zeggen voor de door haar verrichte arbeid en met de motivering van v\fat gezegd is betreffende 13 A, ook hier geen verzoek meer te doen aan de kerk van 's-Gravenhage-West; en tenslotte de classis Dordrecht-Gorinchem en de kerk van Dordrecht en v£in 's-Gravenhage-West en de classis-Rotterdam mededeling te doen van dit besluit onder toezending van dit rapport.

De Synode besloot tevens dit rapport in de Acta op te nemen.

GEESTELIJKE VERZORGING N.O.P.

Vervolgens bracht ds Den Boeft, eveneens namens commissie II rapport uit terzake de steun aan de kerk van de Noord-Ocstpolder voor haar arbeid. Het commissievoorstel werd enigszins geamendeerd en met algemene stemmen aanvaard. Dit luidt: De Geo. Synode, enz.; erkennende het bijzonder belang van de ambtelijke arbeid in de N.O.P., alsmede de omvang en de betelcenis van de reeds verrichte arbeid; overwegende: a. dat deze kerk, omdat deze gemeente in dit nieuwe gebied nog geheel in opbouw is, zeker de steun van de zusterkerken niet kan ontberen, maar daarvoor de instelling van een generaal deputaatschap niet nodig en niet wenselijk geacht moet worden, aangezien de zelfstandigheid van deze kerk volledig behoort te worden geëerbiedigd; b. en dat deze kerk de nodige steun zelf kan vragen bij de zusterkerken, eventueel met aanbeveling van de classis Kampen; besluit: a. deputaten, benoemd door de Generale Synode van Amersfoort, dank te zeggen voor de verrichte arbeid; b. niet opnieuw deputaten te benoemen voor deze arbeid; c. van dit besluit onder toezending van dit rapport kennis te geven aan de kerkeraad van de N.Ö.P., aan die van Kampen, aan de Part. Synode van Overijssel-Gelderland en die van Zuid-Holland, de kerkeraad van Groningen en aan de classis Appingedam; d. dit rapport te doen opnemen in de acta van deze Generale Synode.

FINANCIEN EN ZENDING.

Nadat de Synode had besloten niet te voldoen aan het verzoek (voorstel) van de Geref. Kerk te Huizum (Fr.) om over te gaan tot benoeming van generale deputaten voor hulpverlening aan hulpbehoevende diacomeën (rapporteur ds J. van Bruggen, namens moderamen en het besluit werd met alg. stemmen genomen) werd de zitting geschorst.

's Avonds rapporteerde ds Van Bruggen terzake de financiën der Zending, waarover een nieuw voorstel aan de Synode werd voorgelegd. Ekiige amendementen werden door de rapporteur overgenomen. Het Synode-besluit luidt nu:

De Generale Synode, enz., kennis genomen hebbende van:1. , , het verslag van de inkomsten en uitgaven van de quaestor van de generale kas van de zending van de Gereformeerde Kerken in Nederland van 1 Januari 1948— 1 Juli 1951"; 2. een afschrift van een brief van br. E. Boer te Zwolle aan vermelde quaestor; 3. een brief van bedoelde quaestor aan de secretaris der zendingsdeputaten, d.d. 7 Sept. 1951; constaterende: . dat er op verzoek van de zendingsdeputaten tot op 21 April 1951 controle van de boeken van de quaestor heeft plaats gehad door de vanwege de kerkeraad te Zwolle aangewezen br. E. Boer, aldaar; b. dat bij deze controle is gebleken, dat de quaestor de hem toevertrouwde administratie op correcte wijze heeft mtgevoerd; overwegende:1. dat br E. Boer wel bezwaar had tegen advies tot decharge van de quaestor, omdat wegens ontbreken van opdrachten tot betaling niet kon blijken, dat de geboekte betalingen terecht waren geschied, doch dat de juistheid dezer betalingen kan blijken uit de opdrachten tot betaling, die telkens in de notulen der zendingsdeputaten zijn aangegeven; 2. dat echter een controle, als bedoeld in art. 27 Z.O. nog niet plaats had; spreekt uit: at een afsluitende controle van de gevoerde administratie alsnog nodig is; besluit:1. de generale zendingsdeputaten, benoemd door de Generale Synode te Amersfoort 1948, en met name hun quaestor, dank te zeggen voor de in dienst der zending verrichte arbeid voor de kerken; 2. aan vermelde deputaten thans nog geen decharge te verlenen van hun opdracht; 3. de boeken van de quaestor te doen controleren door het Accountantsbureau Van Dien, Van Uden en Co. te 'B-Gravenhage, met verzoek van deze controle rapport uit te brengen aan de Raad van de Geref. Kerk van Kampen; 4. de Raad van de Geref. Kerk van Kampen te verzoeken kennis te nemen van het onder 3 bedoelde rapport en deze Raad te machtigen bij accoordbevindtng de zendingsdeputaten te dechargeren van hun opdracht; 5. genoemde kerkeraad te verzoeken van zijn handelingen m deze rapport te willen bieden aan de eerstkomende generale synode en van eventueel verleende decharge mededeimg te willen doen aan de kerken; 6. van dit besluit kennis te geven aan generale zendingsdeputaten, de quaestor en de Geref. Kerken van Drachten en Zwolle.

ZENDINGSORDE OPGEHEVEN.

Ds J. Meester diende vervolgens, namens commissie III, een meuw voorstel in terzake de zendtngsorde, welke zaak reeds eerder ter Synode had gediend. Met 28—3 steinmen nam de Synode het volgende besluit:

De Generale Synode, enz.; overwegende: a. dat reeds de generale synode van Amersfoort 1948 van oordeel was dat er tegen de bestaande Z.O. ernstige bezwaren bestaan en dat geen herziening der huidige Z.O. deze bezwaren geheel zou kunnen wegnemen en de kerken voldoende ruimte zou kunnen geven om zelf haar zendingsroeping in vrijheid te volbrengen; dat het derhalve wenselijk is de Z.O. te doen vervallen; b. dat né, de synode van Amersfoort 1948, geen enkele kerkelijke vergadering zich heeft uitgesproken voor handhaving der Z.O., terwijl wel ettelijke voorstellen de opheffing daarvan beogen; constaterende: a. dat de Z.O. Innerlijk tweeslachtig en tegenstrijdig is in de bepaltag van de verhouding van de zendende kerk(en) en de meerdere vergaderingen, respectievelijk haar deputaten, doordat zij enerzijds in art. 13 stelt, dat de zendingsarbeid geschiedt door de plaatselijke kerk, doch anderzijds de zendingsactiviteit der plaatselijke kerk bindt aan tal van goedkeuringen van meerdere vergadermgen en deputaten ten aanzien van het kiezen, eventueel verlaten en wijzigen van haar terrein (art. 2), en in de beroeping tot de dienst des Woords en de verzorging der geldmiddelen (artt. 7, 8); b. dat aan generale zendingsdeputaten in art. 18 zeer grote macht wordt toegekend over alle uitzendingen en accoorden; in alle geschillen tussen de kerken hier en op het zendingsveld; tussen de kerken en haar zendingsarbeiders (sters); in de uitvoertog van de besluiten der generale synoden en wat daaruit voortvloeit; c. dat in art. 23 naast de kerkeraad een andere vergadering is ingevoerd, n.l. de „Bizondere vergadering van miss. dienaren des Woords", welke de bevoegdheid heeft om een dienaar des Woords voorlopig te schorsen, zonder dat de kerkeraad, onder wiens opzicht deze ambtsdrager staat, er iets van weet of emge opdracht ertoe heeft verleend; d. dat in art. 15 der Z.O., naast de vierderlei kerkelijke vergaderingen, waarover art. 29 K.O. spreekt, nog drie andere vergaderingen zijn ingevoerd met grote bevoegdheden als permanente bestuurscolleges over de zaken van verschillende kerken; van oordeel: dat de Z.O. in haar opzet en in onderscheidene onderdelen een hiërarchisch genootschappelijke inslag vertoont; dat de Z.O. een belemmering is voor de plaatselijke kerken om haar zendlugsroepmg in vrijheid te volbrengen; besluit: de bestaande Z.O. met Ingang van heden op te heffen.

In de zitting van Woensdagavond kwamen vervolgens aan de orde de voorstellen terzake opheffing van art. 52 K.O. Naast het voorstel der commissie, dat door een nünderheid dier commissie werd gehandhaafd, en waarin werd voorgesteld, om het verzoek van de classis Amsterdam (art. 52 blanco te laten en de materie aan de overweging der kerken overgeven) af te wijzen, alsmede het betreffende artikel door een nieuw te doen vervangen, lagen ter tafel het voorstel Doombos-DenBoeft-Jongeimg en één van ds Schilder.

Het eerste luidde: De Gen. Synode, enz., heft art. 52 van de K.O., met Ingang van heden, op.

De inhoud van het voorstel-Schilder was:

De Gen. Synode, enz., besluit: , art. 52 K.O., althans gelijk dit nu luidt, op te heffen; b. het voorstel van de classis Amsterdam, Inzake het voorlopig blanco laten van art. 52 af te wijzen; c. zich te beraden over de vraag: 1. of algemene bepaimgen voor de Zending moeten vastgesteld, en zo ja, welke; b. of deze eventuele bepalingen geheel of ten dele in de K.O. moeten worden opgenomen, hetzij ter plaatse van art. 52, hetzij elders.

Na enige discussie werd het voorstel-Doornbos c.s. met 16—14 stemmen aangenomen. Hiermede was dus tevens beslist over de smdere voorstellen.

„HULPDIENSTEN".

Hierna kwalm opnieuw in behandeling het voorstel van commissie III, met betrekking tot „barmhartlgheidsbetoon en onderwijs op het zendingsveld", waarover nader overleg' in de commissie was gepleegd. De commissie stelde nu voor:

De Gen. Synode, enz., overwegende, dat de kerken haar zendtagsroeping in vrijheid moeten kunnen vervullen; spreekt uit, dat het tot de taak van de zendende kerk (en) en haar uitgezonden dienaar(en) behoort om uit te maken, wat de werkzaamheden van de uitgezonden dienaar(en) - op het zendingsveld omvat.

Ds Vink diende een amendement in om achter „omvat" toe te voegen: „en van welke hulp zij eventueel bij de uitvoering van die taak gebruik zullen maken".

Over dit voorstel is een breedvoerige discussie gevoerd, waarin werd betoogd, dat ook dient te worden vastgelegd, dat „in vrijheid" inhoudt, en dat aan de kerken duidelijk moet worden gemaakt, op welke gronden de Synode tot deze uitspraak komt, aangezien het hier een , .nieuwe koers" betreft in het Zendingswerk. Tevens werd in twijfel getrokken, of deze simpele uitspraak de conclusie is van de voorstellen, welke terzake bij de Synode zijn ingediend, en of hiermede een gefundeerd oordeel over de uitspraken van kerkelijke vergaderingen wordt gegeven. Anderzijds werd het voorstel toegejuicht, waar de kerk alleen de taak tot Evangelieprediking heeft en al het andere uitvloeisel is van het ambt aller gelovigen.

Tenslotte werd de Synode de vraag voorgelegd, of een uitspraak wel nodig is. Gevreesd werd n.l., dat op deze wijze toch algemene bepalingen en een nieuwe Zendingsorde „In de maak" zijn.

Ds Visée diende daarom het volgende voorstel in:

De Generale Synode, enz.; overwegende: dat, Ie de Zendingsorde is opgeheven, en 2e, dat art. 52 K.O. is opgeheven; besluit: de punten 28 E en F H, IH en IV van het agendum (inzake wijziging van art. 52 K.O. en de Z.O.; , , hulpdiensten"; over de uitzending van dienaren; inzake opzicht en tucht door en over missionaire dienaren des Woords) niet verder te behandelen en aan de zendende kerken over te laten, hoe zij haar zendingstaak naar den Woorde Gods hebben te volbrengen.

Uit de vergaderingen gingen stemmen op, dat de Synode zich eerst zou beraden over dit laatste voorstel, alvorens een beslissmg te nemen. Op voorstel van de praeses werd hiertoe besloten.

NIEUWE BIJBELVERTALING.

Ds Jongeling rapporteerde vervolgens, namens commissie n, betreffende de „Nieuwe Bijbelvertaling". De commissie stelde het volgende voor:

De Generale Synode, enz.; kennis genomen hebbende:1. van een schrijven van de kerk van Nieuwendam-Amsterdam-Noord, waarin deze kerk de Synode voorstelt „uit te spreken, dat het aan de vrijheid der plaatselijke kerken staat, om, zo deze dit begeren, in de eredienst gebruik te maken van de nieuwe bijbelvertaling, bezorgd door het Nederlands Bijbelgenootschap"; 2. van een schrijven van de kerk van Dordrecht, waarin deze kerk verzoekt „het voorstel van de kerk van Nieuwendam-Amsterdam-Noord niet te aanvaarden, maar uit te spreken, dat de Statenvertaling in de Eredienst gehandhaafd blijve"; 3. van een schrijven van de classis Appingedam, waarin deze classis de Synode verzoekt niet in te gaan „op het voorstel van de kerk van Nieuwendam-Amsterdam-Noord", maar deputaten aan te wijzen om de nieuwe Bijbelvertaling te onderzoeken; overwegende:1. dat er met betrekkmg tot het gebruik ener Bijbelvertaling m de eredienst geen bmdende bepalingen bestaan; 2. dat rustige toetsing van de nieuwe vertaling van het N.B.G. nog niet heeft kunnen plaats vinden, daar immers deze vertaling voor een belangrijk deel nog met is gepubliceerd; 3. dat tegen de vertaling, voorzover zij reeds gepubliceerd is, gegronde bezwaren kunnen worden Ingebracht (zie b.v. de vertaling van 2 Tim. 3 : 16); 4. dat het evenwel niet de taak der Gen. Synode is door een commissie deze nieuwe vertaling te toetsen; spreekt uit: at ten aanzien van het gebruik ener Bijbelvertaling in de eredienst grote voorzichtigheid dient te worden betracht en het gebruik van de nieuwe vertaling van het N.B.G. voorshands beslist te ontraden is; besluit:1. geen deputaten te benoemen om de nieuwe vertaling te onderzoeken; 2. van een en ander kennis te geven aan de kerk van Nieuwendam-Amsterdam-Noord, de kerk van Dordrecht en de classis Appingedam.

Na emge discussie werd besloten de zaak aan te houden.

BEZWAARSCHRIFT,

In de zittmg van Donderdagmiddag bracht ds Doornbos rapport uit over een bezwaarschrift, met de daarop betrekking hebbende ingekomen stukken, van een aantal leden van de kerk te Rotterdam-Krallngen.

Afgevaardigden van de Part. Synode van Zuid-Holland hadden formele bezwaren tegen het voorgestelde antwoord der conomissie, terzake handelingen van de kerkeraad ter plaatse, aangezien de betrokken Part. Syn» deze niet heeft behandeld, waarom werd voorgesteld appellanten, wat dit onderdeel van het bezwaarschrift betreft, terug te verwijzen naar de Part. Syn. van Zuid-Holland. Hiertegen werden echter bezwaren geopperd, omdat de gehele zaak als één diende te worden beschouwd. Wegens tijdsgebrek werd de discussie afgebroken, zodat deze zaak nog nader ter Synode zal dienen.

SAMENSPREKING MET CHR, GEREF. KERKEN

In de avondzitting rapporteerde ds Janssen over het rapport van de deputaten van de Amersfoortse Synode voor correspondentie (eventueel samenspreklng) met de. deputaten der Chr. Geref. Kerken.

Over deze zaak Is een uitgebreide discussie van drie ronden gevoerd, welke tot Vrijdagmiddag heeft voortgeduurd. Verscheidene leden noemden de resultaten van de tot nu toe gevoerde besprekingen teleurstellend en waren van oordeel, dat beide kerkengroepen verder van elkaar afstaan dan b.v. in 1945 het geval was. Ten aanzien van de uitlating van Chr. Geref. deputaten in hun laatste missive, dat de tijd nog niet rijp is voor kerkelijke eenheid, werd opgemerkt, dat, wanneer het gebod Gods tot eenheid voor ons ligt, wij niet hebben te oordelen, wanneer de tijd rijp is om gehoorzaam te zijn aan het gebod, want op deze manier kunnen wij wel oneindig met praten doorgaan.

Het voorstel der commissie om deputaten te benoemen met de opdracht alle voorbereidingen te treffen, die nodig zijn om de vereniging van de Ohr. Geref. Kerken en de Geref. Kerken tot stand te doen komen, werd van harte toegejuicht, omdat wij van 's Heren wege verplicht zijn contact te blijven zoeken en de pogingen om te trachten tot kerkelijke samenleving te komen, niet mogen opgeven. Het mag nooit onze schuld zijn, dat degenen, die de Here vrezen en met ons in enigheid des waren geloofs Zijn Naam belijden, niet met ons a.an één Avondmaalstafel kunnen zitten. Wat betreft de verschillen, die er in de Chr. Geref. Kerken zijn, werd opgemerkt, dat er ook in onze eigen kring verschillen in opvatting zijn t.o.v. verschillende vraagstukken, doch dat wij desondanks God danken voor het ene kerkverband, waarin wij mogen leven.

Tegen het voorstel om deputaten te benoemen werden anderzijds ook ernstige bezwaren ingebracht, waarbij werd aangevoerd, dat het begeren naar kerkelijke samenleving' niet leeft in de kerken, en dat deze alleen maar ellende en narigheid ten gevolge zou hebben. Ook werd verklaard, dat het ons moet hinderen, dat de Chr. 'Geref. Kerken zo goed met onze schorsers en afzetters kunnen opschieten, waarbij zij de gebondenheid aan Kuyperiaanse opvattingen op de koop toe nemen. De indruk is gewettigd, dat de Clïr. Geref. Kerken van twee walletjes willen eten. Bovendien bestaan er binnen de Chr. Geref. Kerken allerlei spanningen en zij weten zelf niet waar zij aan toe zijn. Het pad der samenspreking is dan ook radicaal doodgelopen, aldus werd betoogd. Tevens vroeg men zich af, of 't wel waar is, dat wij met de Chr. •Geref. Kerken op één belijdenis staan, omdat men in die kring niet staat voor de belijdenis. Van dezelfde zijde werd gezegd, dat men niet overtuigd was, dat het Gods gebod zou zijn om tot eenheid te komen met deze kerken. Laten wij rustig afwachten wat de volgende Chr. 'Geref. Synode doet en niet verder samenspreken. De 'bezwaren' van Chr. Geref. zijde tegen ons kerk-zijn raken maar niet een bepaalde visie, doch ons schriftuurlijk belijden omtrent de kerk.

De rapporteur en de voorzitter van commissie I hebben het commissie-voorstel verdedigd. Hiertegenover dienden de predikanten Den Boeft, Doornbos, Van Dijk, Jongeling, Meester en de ouderlingen Kooistra en De Vries een voorstel in om geen deputaten te benoemen, welk voorstel niet in stemming 'kwam, aangezien het commissie-voorstel met 20—10 stemmen, en één onthouding, door de Synode werd aanvaard.

De tekst van het besluit, resp. commissie-voorstel in-" zake samenspreking met de Ohr. Geref. Kerken, luidt als volgt:

De Generale Synode, enz.;

A. kennis genomen hebbende:

van het rapport van de deputaten van de Gen. Synode van de Geref. Kerken, gehouden te Amersfoort, 1948, voor correspondentie (eventueel samenspreking) met de deputaten van de Chr. Geref. Kerken en van de daarbij gevoegde bijlagen;

B. constaterende:

1. dat de deputaten der Chr. Geref. Kerken, in hun missive d.d. 5 Juni 1951 aan de deputaten van de Gen. Synode van Amersfoort, hebben uitgesproken, dat naar hun overtuiging hunne en onze kerken „thans nog niet rijp zijn om in één kerkverband samen te leven";

2. dat deze overtuiging door hen gemotiveerd wordt met bedenkingen, welke eensdeels niet met Schrift en belijdenis worden gestaafd, anderdeels niet rusten op een juiste waarneming van de stand van zaken in onze kerken;

3. dat deze bedenkingen zijn geuit in een correspondentie, die van meetaf bedoeld was om gepubliceerd te worden;

C. overwegende:

1. dat blijkens de tekst 'harer besluiten de Gen. Synode van Groningen 1946 en van Amersfoort 1948 terecht zulk €en correspondentie (eventueel samenspreking) van de Here geboden achtten, welke niet alleen bedoelde het nagaan van wat ons verenigt en nog scheidt, maar ook het beramen van middelen, die onder de zegen des Heren konden leiden tot kerkelij'k samenleven;

2. dat blijkens het boven in B. I geconstateerde, de huidige deputaten der Chr. Geref. Kerken geen medewerking zullen kunnen verlenen aan de vervulling ener soortgelijke opdracht door opnieuw te benoemen deputaten onzer kerken;

3. dat de Gen. Synode te Amersfoort terecht er bij de door haar benoemde deputaten op aandrong „zo spoedig mogelijk met deputaten van de Chr. Geref. Kerken tot •overeenstemming te komen om tot publicatie van de gevoerde correspondentie over te gaan, opdat de kerken met deze zaken kunnen meeleven";

4. dat de deputaten der Chr. Geref. Kerken, althans voorlopig, afwijzend staan tegenover publicatie en van him missive d.d. 5 Juni 1951, waarin zij een samenvattende indruk hunnerzijds geven, en van het antwoord der deputaten van de Synode van Amersfoort daarop, waardoor het door de Synode van Amersfoort begeerde meeleven der kerken wordt verhinderd;

5. dat vanwege het onder C 1—4 genoemde verder contacP met de deputaten der Chr. Geref. Kerken zolang ^ij zulk een overtuiging zijn toegedaan en zulk e'en gedragslijn volgen, niet bestendigd kan worden;

D. voorts overwegende:

1. dat niet a priori de mogelijkheid mag worden uitgesloten geacht, dat de e.k. Gen. Synode der Chr. Geref. Kerken de genoemde overtuiging der deputaten dezer kerken niet deöt, noch hun handelingen ten deze approbeert;

2. dat door de deputaten der Gen. Synode van Amersfoort in hun rapport geen bezwaren zijn meegedeeld, die kerkelijk samenleven met de Chr. Geref. Kerken zouden mogen verhinderen;

3. dat vanwege het sub 1 en 2 genoemde de pogingen om tot samenleving te komen met de Chr. Geref. Kerken, die met ons belijden in gebondenheid aan Gods Woord en de Drie Formulieren van Enigheid te willen leven, niet behoeven, noch mogen worden gestaakt;

E. besluit:

1. de deputaten der Gen. Synode te Amersfoort 1948 dank te zeggen voor de door hen verrichte arbeid en hun handelingen goed te keuren;

2. de e.k. Gen. Synode der Chr. Geref. Kerken om 's Heren wil, onder verwijzing naar het Woord des Heren (o.a. Johannes 17 : 20 en 21, Phil. 2 : 1 en 2, Efeze 4 : 3—6) en de daarop rustende belijdenis (o.a. Art. 28 van de Ned. Geloofsbelijdenis) en naar de verklaring van de Vaderen „tevens gemeenschap te willen uitoefenen met alle ware Gereformeerde lidmaten en zich te willen verenigen met elke op Gods Woord gegronde vergadering (Acte van Afscheiding en Wederkering), ernstig te verzoeken, indien ook zij van oordeel is, dat verder uitstel van kerkelijke vereniging van wie hun geloof naar den Woorde Gods in één zelfde belijdenis uitspreken, niet langer verantwoord is, deputaten te benoemen, en deze in dier voege te instrueren, dat de begeerde en als geboden erkende vereniging voorbereid worde en zo mogelijk haar beslag krijge;

3. zonder ook maar een ogenbUk te menen, dat deze iets van de taak der plaatselijke kerken kunnen overnemen, opnieuw deputaten te benoemen met de opdracht om, zo de e.k. Gen. Synode der Chr. Geref. Kerken aan het sub E 2 genoemde verzoek mocht voldoen, met deputaten dezer Synode

a. alle voorbereidingen te treffen, die nodig zijn om de vereniging van de Chr. Geref. Kerken en de Geref. Kerken tot stand te doen komen;

b. de gevoerde correspondentie (eventueel verslag van de gehouden samenspreklngen) te publiceren, opdat de kerken met deze zaken kunnen meeleven;

c. van hun handelingen en bevindingen rapport uit te brengen aan en voorstellen In te dienen bij de e.k. Generale Synode.

4. aan de e.k. Gen. Synode der Chr. Geref. Kerken, alsmede aan de huidige deputaten voor eenheid onder de Gereformeerde belijders van de laatst gehouden Gen. Synode der Chr. Geref. Kerken, van het onder 1—3 beslotene en van de daaraan voorafgaande constateringen en overwegingen mededeling te doen, onder toezending van dit rapport.

DE VERONDERSTELDE WEDERGEBOORTE EN 1905.

Ds Janssen rapporteerde daarna over een verklaring van de classis Stadskanaal .en een broeder uit B., dat de Generale Synode bepaalde verklaringen van deputaten voor samenspreking met de Chr. Geref. Kerken voor rekening van deze deputaten heeft te laten. Blijkens het schrijven dezer classis zijn bedoeld de tijdens de samenspreking op 24 Mei 1950 te Amersfoort gedane verklaringen:

a) „al onze predikanten en ouderlingen antwoorden op de vraag of de leer der veronderstelde wedergeboorte schriftuurlijk is en op de vraag, of die leer tolerabel Is: neen!"

b) „Als iemand zoiets leert, zullen we hem in de practijk aanpakken met Schrift en belijdenis".

Na enige discussie, waaraan deelnamen ds De Graaff, ds Den Boeft, ds Meester, ds Vink, prof. Schilder, ds Lok en ds v. Bruggen, werd het voorstel van de commissie aanvaard met alg. stemmen en drie onthoudingen.

Het besluit luidt:

De Gen. Synode, overwegende:

a. dat in een gesprek elk woord moet gezien worden in het raam van dit gesprek en daarom niet losgemaakt mag worden uit het geheel als een uitspraak;

b. dat het deputaten vrijstond binnen het raam van hun opdracht hun mening weer te geven over diverse aan de orde gestelde zaken;

c. dat ook in dezen de binding aan de Drie Formulieren van Enigheid genoegzaam Is voor de handhaving van de zuiverheid der leer naar den Woorde Gods;

verklaart:

in dezen geen noodzaak te zien voor het doen van enige nadere uitspraak. Tenslotte las ds Janssen een volgend voorstel voor, hetwelk met alg. stemmen en 2 onthoudingen werd aangenomen :

De Gen. Synode,

kennis genomen hebbende van het volgende schrijven der Geref. Kerk te Maartensdijk:

De Raad van de Gereformeerde Kerk van Maartensdijk,

kennis genomen hebbende, door middel van verschillende publicaties van de gehouden samenspreklngen tussen Depp, der Ger. Kerken en die der Chr. Geref. Kerken.

Constaterende:

a. Dat daaruit blijkt, dat met name het besluit van de Synode van Groningen 1946, 1905 niet meer voor haar rekening te nemen.

De Depp, der Chr. Geref. Kerken sterke terughoudendheid geeft ten opzichte van een eventuele hereniging;

b. dat de Depp, der Geref. Kerken uitgesproken hebben tegen een nadere uitspraak bezwaren te hebben. , , Dan was er weer een uitspraak, en dat moet niet: wij hebben genoeg aan Schrift en belijdenis";

c. dat door Depp, onzer Kerken zulk een uitspraak is gedaan, waaruit blijkt, dat zij de Chr. Geref. Kerken het praedicaat , , ware Kerk" niet willen ontzeggen.

Geeft uw synode in overweging zich te bezinnen op de vraag, of een nadere uitspraak op grond van de Heilige Schrift en belijdenis t.a.v. de huidige betekenis van 1905 alsnog niet verhelderend zou kunnen werken, zowel in onze kerken, als in de Chr. Geref. kerken.

En verzoekt haar eventueel zulk een uitspraak te doen om ook langs deze weg de eenheid van belde kerkengroepen zoveel haar mogelijk Is, te bevorderen.

Overwegende:

a. dat een terughoudendheid, als bedoeld in bovenstaand schrijven der Geref. Kerk te Maartensdijk, zou voortkomen uit een niet juist verstaan van de duidelijke en genoegzame uitspraak van de Gen. Synode te Groningen 1946;

b. dat in het samenvattend schrijven der deputaten van de Chr. Geref. Kerken van ziük een terughoudendheid niets meer is gebleken;

spreekt uit:

geen nieuwe uitspraak in dezen noodzakelijk of wenselijk te achten.

De praeses sprak tenslotte uit, dat het zijn wens was dat de heden genomen beslissingen mochten strekken tot heil van Christus' Kerk.

GEEN DEPUTATEN VOOR DE NIEUWE BIJBELVERTALING.

Ds Jongeling beantwoordde daarna de sprekers, welke Woensdagavond gesproken hadden over de voorstellen i.z. de Nieuwe Bijbelvertaling. Hij stelde voor om de vierde overweging te wijzigen en in plaats van „der" Gen. Sjmode te lezen: , , deze" Gen. Synode. Het wordt dus: „dat het o.a. gezien overweging 2 niet de taak dezer Gen. Synode is door een commissie dezfe nieuwe vertaUng te laten toetsen".

Het besluit werd aanvaard met algemene stemmen, zodat geen deputaten zullen worden benoemd om de nieuwe vertaling te onderzoeken.

Op een verzoek van de Part. Synode van Friesland, om de mogelijkheden te onderzoeken of ook de Prot. Ref. Churches de zendingsarbeid op West-Borneo al of niet in samenwerking met deze kerken ter hand kunnen nemen, besloot de, synode alleen reeds hierom niet in te gaan, daar er geen correspondentie tussen de Prot. Ref. Churches en onze kerken bestaat.

Verder besloot de synode niet t© voldoen aan het verzoek van de Part. Synode van Groningen om uit te spreken „dat de besluiten van de Sjmode van Utrecht 1943 voor ons geen rechtskracht bezitten, omdat zij niet op officiële wijze ter kennis van de kerken zijn gebracht". De synode overwoog daarbij o.m., dat het hier geen concreet beshiit of concrete uitspraak betreft, waaromtrent een nadere uitspraak noodzakelijk is.

Tenslotte besloot de synode niet te voldoen aan een verzoek van br v. d. V. te N. om in overweging te nemen de terugname van het besluit inzake gezangen, genomen in 1933.

Daarna werd de Synode verdaagd tot na de Schooldagweek. De e.k. vergadering zal gehouden worden op Maandag 1 October om 19 uur.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 september 1951

De Reformatie | 12 Pagina's

De Generale Synode der Geref. Kerken in Nederland

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 september 1951

De Reformatie | 12 Pagina's