Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uneven Als wij ingaan tegen de revolutionaire gedachte van een federatief Europa, zoals het thans inzonderheid van anti-revolutionaire zijde aangeprezen wordt, zegt men, dat wij dus de oorlog stellen boven de vrede. Het nationalisme boven de eenheid der volken tot ke­

ring van de gruwel van de krijg. Ook in de dagen, toen men na de eerste wereldoorlog bezig ging de Geneefse volkenbond te vormen, werd tegenover hen, die bezwaren hadden, aangevoerd: dus gij wilt de toestand van heden, de ongebreidelde oorlogsvrijheid der staten en het huidig militaire stelsel

handhaven. Gij vindt dit zeker mooi. Zelfs de voorzichtige diplomaat, die van Kamebeek heette, onthield zich niet geheel van deze door en door valse argumentatie. Hij deed het uiteraard diplomatiek.

Hij zei: het zou zo kunnen zijn. Wanneer, zo heette het in de memorie van toelichting op het ontwerp tot aansluiting bij de volkenbond, wanneer men bezwaar maakt, dan zou men kunnen behoren tot degenen, die niet een andere organisatie begeren, maar integendeel de ongebreidelde oorlogsvrijheid der staten en hun tegenwoordige in zijn verdere ontwikkeling niet vol te houden militaire stelsel

wensen te zien bestendigd.

Hiertegen kwam de heer Lohman aanstonds op. Hij hechtte aan de volkenbond weinig waarde, sprak zelfs van een windel, maar hij liet de zo diplomatiek aangeklede opmerking niet zonder fijn protest voorbijgaan.

Ik behoor, zo zeide hij, niet tot degenen, waar de minister het oog op heeft. Integendeel, ik acht een oorlog geoorloofd, doch alleen dan geoorloofd voor Nederland, wanneer hij moet strekken tot verdediging van het land of tot handhaving van het recht.

Een bond gesloten ter handhaving van daarin uitgedrukte rechtsbeginselen acht ik zeer aannemehjk. Er zijn er, die menen dat een zodanig tractaat met andere mogendheden de souvereiniteit van het eigen land — en daaronder verstond Lohman altijd de souvereiniteit des konings — in gevaar brengt. Ik ben niet van die mening, omdat ik meen, dat de toetreding tot een zodanig tractaat niet is een afstand doen van eigen souvereiniteit, maar, integendeel, een uiting van die souvereiniteit, een daad, welke de hoogste macht in de staat verrichten kan in de uitoefening van haar functie, venqits het sluiten van een bond, om het recht te handhaven, iets is wat elke mogendheid eigenlijk zou moeten en behoren te doen, omdat de handhaving van de gerechtigheid een van de eerste functies is van iedere souverein en wanneer men dan met elkander een bond sluit om de gerechtigheid te handhaven, doet men niets anders, dan datgene, waartoe elke souverein verplicht en gerechtigd is.

Nu zou iemand, die niet geleerd heeft te onderscheiden, kunnen opmerken: maar het gaat bij U dus slechts om een naam. En halen dan Shakespeare er bij aan: what is in a name, hoezeer het nog zeer de vraag is, of die grote man werkehjk de rechte naam voor enige zaak een onverschillig ding achtte. Zelfs daar, waar men die overbekende woorden leest, is daarvan zelfs geen sprake.

Het zou dan hier slechts gaan om een naam.' De een zegt: verdeling der nationale souvereiniteit, er stukken afnemen en die aan een macht boven de staten geven. De ander: verdeling van de uitoefening. Wel — komt dat niet op hetzelfde neer?

Er is echter geen sprake van, dat hier zowel in theorie als voor de practijk hetzelfde zou worden bedoeld. Het een staat lijnrecht tegenover het ander.

Daar is geen menselijk gezag, dat de steun van wie daaraan onderworpen zijn, niet behoeft.

Vooreerst legt God gezag op een mens, maar dit kan eerst als gezag worden gevoeld, als het erkenning vindt in de aan Gods woord gebonden conscientie. Eerst dan ligt het gezag vast en zijn druk wordt niet gevoeld. Integendeel, het wordt met vreugd aanvaard. Een mens kan zich niet gelukkig gevoelen, als hij zulk gezag boven zich, waar dan ook, mist.

Denk maar aan een huisgezin, waar het gezag niet werkt èn van de kant van de gezagsdrager èn van de zijde van die er aan moeten gehoorzamen. Het is eea diep ongelukkig gezin.

Wij kwamen eens in een sehoolklasse, waar de onderwijzer blijkbaar geen gezag kon oefenen. Wij zagen aan de gezichten der kinderen, dat zij zich ergerden, hoezeer zij zelf geen weerstand konden bieden aan de zucht tot wanordelijkheid.

Een onderwijzer vertelde ons eens, dat hij, benoemd aan een school, waar het hoofd niet in staat was de orde in zijn klassen te handhaven, op een goede dag van dit hoofd vernam: ik ben morgen afwezig, u zult dus de hele school voor uw rekening hebben.

Ik kan u verzekeren, zo zeide deze jonge onderwijzer, dat ik die nacht nauweüjks sliep en met een benauwd hart des morgens op weg naar de school ging.

Tot zijn grote verwondering ontmoette hem op het schoolplein een vertegenwoordiging van de kin-deren der hoogste klassen. Zij zeiden: meester, zouden wij vandaag eens een ordelijke dag mogen hebben?

De onderwijzer deed net, of het helemaal niet nodig was hem zulk een vraag te stellen; hij zei: natuurlijk jongens, dat spreekt vanzelf. En hij verzekerde nog zelden zulk een prettige schooldag te hebben beleefd. En tde kinderen waren blij.

Op een school, waar geen gezag wordt uitgeoefend, gevoelen de kinderen zich ongelukkig en hun slechte stemming uit zich dan in onordelijkheid.

Zo is ook een volk diep ongelukkig, als het niet waarlijk door een gezag geregeerd wordt en niet gevoelt, dat het een gezag boven zich heeft.

De erkenning van een gezag moet echter, als wij zeiden, vastliggen in. de conscientie aan Gods Woord gebonden. Het moet worden gehoorzaamd om Godswil, zoals de Heilige Schrift het ons ook zegt.

•Waar dit ontbreekt, is er wezenlijk verzet bij een volk en geweld bij de overheden, die zich niet anders dan zó kunnen handhaven.

Dan is er geen krachtige medewerking van een volk met de overheid om het gezag te handhaven in de uitoefening daarvan.

Maar daarom wordt het gezag met zijn verantwoordelijkheid niet gedeeld; er worden geen stukken daarvan overgedragen aan anderen.

Een vader boet zijn gezag met de verantwoordelijkheid van zijn ambt niet in, als moeder heel de dag door het gezag uitoefent, of, zo zij ontbreekt, de oudste broeder, of zelfs de dienstbode.

Hij boet zijn gezag voor nog niet zo'n klein stukje in, als hij zijn kind stelt onder het gezag van een ondervsdjzer. Het blijft één en ongedeeld.

Natuurlijk kan een vader de uitoefening van zijn gezag izozeer verwaarlozen, dat er niets van overbUjft. Hij kan zich bijv. niet storen aan de wijze, waarop de school zijn taak voor haar deel verricht.

Maar dat stelt hem schxildig voor God de Here, die hem het gezag over zijn gezin opdroeg. En — het loopt dan met de opvoeding ook mis.

Ook leen vorst, die zich verbeeldt een absoluut gezag te bezitten en zegt: ik doe naar mijn „bon plaisir", zoals de z.g.n. absolute heersers, koningen en revolutionaire machthebbers, dit verstaan, kan zijn gezag wezenUjk prijsgeven. Het is honderden malen zo gezien.

Absolute heersers kunnen hun medewerkers hun eigen gang laten gaan, zoals bijv. een Ahasverus zulks een Haman deed. Maar deze werd op een goede dag toch tot zijn schrik gewaar, dat er een macht stond boven hem.

Een Nero volgde een Tiggellinus. Die deugniet regeerde in werkelijkheid. Maar hij beefde élke dag voor de ongunst van zijn heersers.

De communistische heersers gevoelen zich eensdeels oppermachtig, maar zij beven voor de „zuivering", die er elke dag kan zijn.

Het gezag en zijn uitoefening moeten streng worden onderscheiden. Elke overheid zal zich gelukkig achten, als zij in haar volk vele krachten vindt, die haar gezag kunnen uitoefenen op allerlei terrein, en hoe zelfstandiger zij dit kunnen doen des te beter voor de vrijheid van een volk. Calvijn wijst er op, dat zulke zelfstandige vertegenwoordigers van het overheidsgezag tevens zijn vertegenwoordigers van het volk en verdedigers van zijn vrijheden tegenover een gezag, dat naar willekeur wil handelen en zich niet gebonden gevoelt aan zijn wezenlijke roeping, n.l. de handha'ving van het recht.

De arm van een mensenkind reikt niet verder dan hij werkehjk is. Daar is geen z.g.n. persoonlijk absoluut gezag voor een mens mogelijk. Het is aan allerlei band en ook aan de medewerking van of uit een volk gebonden. Er is ook geen ongebreidelde oorlogsvrijheid. Anders zaten wij reeds lang in de derde wereldkrijg.

Maar bovenal is het gezag gebonden aan de roeping, die God de gezagsdrager oplegt.

De onderscheiding waarop Lohman telkens •wijst, ook in zijn geschriften, is dus wezenlijk en werkelijk.

Zij past ook inzake de samenwerking van overheden tot handhaving van het recht, inzake de verhoudingen der volken onderling en inzake haar doen tegenover haar eigen volk.

En dit hebben de mannen der reformatie in de grote dagen van de zestiende en zeventiende eeuw zeer goed beseft.

Daarover echter m een volgende brief.

Daarover echter m een volgende brief. Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 november 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 november 1951

De Reformatie | 8 Pagina's