Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Het Oever” en „De verte roept”,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Het Oever” en „De verte roept”,

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

LITERATUUR EN KUNST

twee romans door Annie Oosterbeek— Dutschun. Een uitgave van Van Holkema & Warendorf, N.V. te Amsterdam^ (Het Oever, tweede druk).

Wij hebben in deze beide boeken te doen met een opmerkelijk debuut. Deze schrijfster, die, naar wij vernemen, een engelse van geboorte is en al heel jong naar Nederland overkwam, komt uit de eenvoudige kringen van ons volk op en moet wel plotseling tot de ontdekking gekomen zijn, dat zij „het heerlijk am^bacht" machtig is.

Deze romans liggen in elkaars verlengde. Zij spelen op de Veluwe en hebben dus een regionaal karakter, wat allerminst zeggen wil, dat we nu ook met werk van klein kaliber te doen hebben.

„Het Oever" is de naam van een boerderij, ergens in de IJsselstreek. Het boeren-echtpaar heeft twee zoons, de oudste is Jaap en de jongste Albert-Jan. Het eerste boek vertelt van de oudste en het tweede van de jongste zoon.

De auteur kent de Veluwe. Ze doorgrondt het veluwse type, het karakter van de veluwse boer en boerin, de landstreek zowel als de landaard en telkens zegt men tot zichzelf bij het lezen: ja, zó zijn ze. Toch, we herhalen het, hebben deze romans zélf geen regionaal karakter. Integendeel. Haar figuren zijn wel volkomen één met de veluwse bodem, maar ze dringt zo ver door tot het diep-menselijke, dat wij er ons onmiddellijk aan verwant gevoelen. Het zijn mensen van vl'ses en bloed, zo? idig vlees en bloed, die zij beschrijft; mensen met laaiende hartstochten, met diepmenselijk leed, verterend berouw over bedreven kwaad, intens heimwee naar waarachtig geluk en biddend verlangen naar vrede voor het hart.

We willen weerstand bieden aan de verleiding een resumé te geven van de inhoud van deze boeken. Men leze zelve. Het is boeiende lectuur, de stof houdt u tot de laatste bladzijden in haar greep.

En we aarzelen niet hier van christelijke romankunst te spreken. Op geen enkele bladzijde is er de speculatie bij de schrijfster door zinnenprikkelende sensatie, succes te maken. Integendeel, zij is sober in het noemen van de zonden, zij camoufleert het kwaad nergens, door een schijn van valse romantiek.

De conceptie is in strenge lijnen getrokken. Aan het slot van haar tweede roman zegt ze: „Het schip van zijn leven komt de haven binnen. De grote Bootsman, Die het roer in handen hield, dwars door storm en getij, heeft het anker geworpen; het ligt onwrikbaar in geloof en vertrouwen ".

Dit zijn geen goedkope woorden, die een stichtelijk slot moeten geven aan het verhaal. Zij zijn het eindresultaat, het sluitstuk van de pyramide, waarmede reeds bij het leggen van de basis werd gerekend.

Een opmerkelijk ding is ook, dat het tweede deel op gelijk literair niveau bleef als het eerste deel. De uitgevers zeggen ons: , .Reeds direct na de verschijning van „Het Oever" werd de auteur van verschillende kanten de vraag naar dit vervolg gesteld".

Het is in de geschiedenis der literatuur geen ongewoon verschijnsel, dat deze drang op een auteur wordt uitgeoefend. Maar eveneens is het geen ongewoon verschijnsel, dat zo'n tweede werk een deceptie werd. De voorbeelden liggen voor het grijpen. Dat is hier niet het geval. De schrijfster Van Nes-Uilkens, die het eerste deel inleidt, zegt daar: „Resumerend: „Het Oever" is een boek, dat een volle aandacht en een grote lezerskring waard is ". We stemmen dat zonder reserve toe en zeggen precies hetzelfde, óók van het tweede boek: „De verte roept".

Wanneer wij tenslotte dan toch nog een opmerking plaatsen willen, is dit niet om het werk van deze schrijfster toch nog weer een cachet op te drukken, waardoor het voor ons onaanvaardbaar zou worden. Ik geloof, dat, wat ik hier zeggen ga, een algemeen verschijnsel is bij geheel onze christeUjke romankunst van de laatste tijd en veeleer een gevolg is van een algemeen mankement onder ons allen, dan van een speciaal tekort bij juist deze schrijfster.

Ik bedoel dit: Wat ook weer bij deze beide romans opvalt, is, dat er voor de Kerk bijna geen plaats in het verhaal blijft gereserveerd.

De Kerk komt er wel in voor, waarschijnlijk in dit boek de Ned. Herv. Kerk. Ook komt de dominé er in voor. Maar zij hebben geen centrale plaats. Ze zijn verschijnselen in de veluwse gemeenschap, die er nu eenmaal zijn en dus een plaats moeten hebben. En bij deze schrijfster liefst dan ook een sympathieke plaats. En dat is in heel veel christelijke literatuur nog niet eens het geval. Heel vaak komt er de Kerk in voor als object van scherpe critiek, dominees en ouderlingen komen er doorgaans zelfs maar bekaaid in af of worden verwrongen tot een caricatuur. Zelden wordt de Kerk als iets anders gezien dan een puur menselijke instelling, vol zonden en gebreken en ellendigheden. Dat is in het werk van deze auteur niet eens het geval. Zij waardeert en is mild in het oordeel. Maar in feite negeert toch ook zij de Kerk. En dat is een algemeen groot tekort bij geheel onze christeUjke romankunst. Een tekort — ik voeg het er in één adem aan toe — dat zijn oorzaak in het tekort der Kerk zélf heeft. Wanneer de Kerk haar eigen Schriftuurlijke positie niet meer ziet en tot gelding brengt in het leven, kan niet verwacht worden, dat de Kunst dit nog wel doet. De Kerk is ons aller Moeder en wanneer deze ontaardt zuUen de kinderen zijn als de Moeder.

Ik werd bij dit grote mankement onder ons weer sterk bepaald, toen ik in een kleine gemeente deze week een preek hoorde lezen van Ds H. J. Schilder over „Moederschap en Ouderlingschap" in de Kerk (1 Tim. 2 : 15, 3 : 1 en 2a). Hij merkt daarbij op: „Ik geloof, dat de kerk arm geworden is, omdat ze niet meer dicht of ook maar rijmt op het ouderlingschap. Er bestaat veel lyriek over het moederschap, maar wie durft een gedicht te maken, een psalm, over het ouderlingschap? En daar ziet ge een bewijs, hoezeer de dingen uiteengerukt zijn. Het moederschap is verromantiseerd; is inderdaad vaak bezongen, maar nau-welijks bezongen als een schone ambteUjke dienst aan Gods Kerk. En het ouderlingschap is geïdealiseerd, dat werd helemaal niet bezongen. Men acht het óf te plechtig óf juist anderzijds slechts te behoren tot het „tnstitutaire" leven der kerk, dat dan vaak van lager orde wordt geacht. En zo hebben we wel veel gezangen op „mijn zaligheid", maar we missen ze over het doopvont (moederschap) en bevestiging tot het ouderlingambt ".

In deze woorden ligt besloten wat wij bedoelen, wanneer we op het tekort wijzen in onze romankunst. Dit tekort is er ook in het werk, dat we hier bespraken. De Kerk, dat is ook hier hoogstens een instituut, dat ons naar de hemel moet helpen, maar

het is geen kracMcentrale, waar we de energie ontvangen om in ambtsdienst — ik bedoel het ambt der gelovigen —• bezig te zijn in ons werk van iedere ^dag. Maar nogmaals: dat is geen speciaal tekort van dit werk. Het is een tekort over heel de unie. Paulus verbindt „moederschap", dus doopvont, de taak der vrouw aan het regeerambt, ouderlingschap van de man, om zo samen bezig te zijn aan de bouw van de Kerk. Wanneer deze beide dingen wesr centraal gaan worden in ons leven, krijgt ook in de romankunst de

Kerk weer de plaats die zij hebben moet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 januari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

„Het Oever” en „De verte roept”,

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 januari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's