Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

ENKELE OPSCHRIFTEN BOVEN PSALMBERIJMINGEN OF - VERTALINGEN.

In Kerkblad van De Geref. kerken van Zwijndrecht en Zwijndrecht-Groote Lindt schrijft ds G. v, R.:

In oude Kerkboeken kunt U zulke opschriften nog wel vinden. Tegenwoordig helaas niet meer. Ze zijn toch zo leerzaam, die korte opschriften waarin de inhoud der Psalmen wordt samengevat. We laten er een paar volgen, die verband houden met „Goede Vrijdag" en Pasen", in nieuw-nederlands overgebracht.

Eerst enkele opschriften over het lijden van Christus. Psalm 22 (uit de berijming van Mamlx van Sint Aldegonde): Dit Is een zeer heerlijke profetie van Christus, in de persoon Davids afgebeeld; wiens vernedering, zware lijden en uiterste benauwdheid zeer treffelijk wordt beschreven; uit welke hij God aanroepende verhoord en verlost wordt, en door de heerlijke overwinning, met het ambt van het hoge-priestersehap en van het eeuwige alomstrekkende Koninkrijk, tot nut en stichting zijner gemeenten, begiftigd.

Psalm 40 (uit de Statenvertaling): David profeteert hier, onder zijn voorbeeld, van des Heeren Christus' bitter en geduldig lijden, vurig bidden en wonderbaar-

lijke verlossing; voorts van de afschaffing der offeranden van het Oude Testament door de offerande van Christus, en van de prediking des Evangelies ta de Kerk der Joden en heidenen, mitsgaders van de beschaamdheid en ondergang aller vijanden, en de vreugde aller gelovigen, die Zijn heil beminnen, en God daarover grootmaJten.

In Psalm 41 klaagt de dichter over het verraad van een van zijn vrienden. 2k> wel Mamix, als Datheen en de Statenvertalers hebben in die figuur een afschaduwing gezien van Judas, de verrader van Christus. Beter gezegd, ze hebben in David, die door hem verraden werd, het beeld gezien van Christus, dien Judas verried voor 30 zilverlingen. Ze lazen de Psalmen immers niet als „liedereu over de vrome mens", maar christocentrisch, als liederen over Christus. Eén voorbeeld laten we volgen.

Psalm 41 (uit de berijming van Datheen): David zijnde in de uiterste benauwdheid, noemt diegenen zalig die hem in - zijn kruis niet veroordelen. Hij klaagt over de verraderlijkheid van zijn valse vrienden. En inzonderheid over één, die met hem allergemeenzaamst omging, die een voorbeeld van Judas geweest is, zoals in Joh. 13 staat. Hij roept Gods barmhartigheid aan, met zulk een zeker vertrouwen, dat hij Hem dankt, even alsof hij van nu aan gezond ware geworden; en keert alle dingen tot Gods eer.

Deze Psalm is nuttig tot troost dengenen die zoiets ook ondervonden en geproefd hebben.

Wat nut U de opstanding van Christus? vraagt onze Catechismus. En dan is het antwoord, dat we daarvan nut hebben allereerst dat Hij de dood overwonnen heeft om zo de gerechtigheid, die Hg daarmee ons verworven had kon deelachtig maken; dat we door Zijn kracht worden opgewekt tot een nieuw leven, en dat die opstanding een zeker pand is van ónze zalige opstanding'. Ditzelfde hebben ook genoemde berijmers en vertalers uitgedrukt in de 16e Psalm.

Psalm 16 (uit de Statenvertaling): David bidt om bewaring, met verzaking van zijn verdiensten bij God, verfoeiing van alle afgoderij, en een blijde belijdenis van zijn geloof in den Messias, door welke hij en alle gelovigen met God gemeenschap hebbende, de zalige opstanding en het eeuwige leven zullen deelachtig zijn; intussen wordt de Heere Christus zelf hier Ingevoerd als sprekende van Zijn dood, opstanding, en eeuwige heerlijkheid, den Zijnen ten goede.

Datheen voegt er nog aan toe: „Dese Psalm is een schone forme (d.i. formulier, G. v. R.) eens gebets, voor den geloovigen, die in dese werelt beangst ende benaut zijn".

Van de opstanding en de hemelvaart zingt ook volgens Mamix en de Statenvertalers de 68e Psalm. Datheen heeft het blijkbaar zo niet gezien. Hij rept niet over opstanding en hemelvaart. Waaruit blijkt, dat er ook wel eens een verschillende kijk op een bepaalde Psalm is geweest, en dat de exegese niet altijd dezelfde was in de 16e en 17e eeuw. We geven daarom eerst Datheen, daarna Mamix en de Statenvertaling.

Psalm 68 (uit de berijmtag Van Datheen): David schrijft Gode al de overwinningen over zijn vijanden toe, en prijst in het algemeen al de grote kracht Gods. Daarna wijst hij Zijn vaderlijke goedheid over het volk Israël aan, hetwelk Hij vrijgekocht en bewaard heeft. Eindelijk prijst hij God, die voor hem de koninklijke kroon naar Zijn belofte heeft bewaard.

Psalm 68 (uit de berijming van Mamix): David, voor ogen stellende de heerlijke macht Gods, vermaant de Godzaligen tot Zijn lof, verhalende de wonderlijke verlossingen en verkiezing van hun voorvaderen, met een verklaring van de geestelijke kracht van Christus Jezus, waarmee Hij verrijzen zal, naar de hemel zal opklimmen, en over al zijn vijanden heersen; en dat door Zijn kracht de beloften Gods worden volvoerd, en al zijn gerichten over zijn vijanden, opdat wij op Hem alleen vertrouwen, Gode alle lof en prijs geven.

Psalm 68 (uit de Statenvertaling): Bij het opvoeren van de ark des verbonds naar Sion vermaant David dat men God love over zijn wonderbare liefde en kracht, door welke Hij Zijn volk uit Egypte verlost, door de woestijn geleid, in Kanaan gevoerd en geplant, hun vijanden beteugeld, en Sion tot woonstede voor Zich en Zijn ark verkoren heeft; onder welke zaken hij zich in de geest verheugt over onze Heere Jezus Christus, in het bijzonder over Zijn verrijzenis en hemelvaart, alsmede de heilzame gaven en weldaden, die de Kerk de Joden en heidenen daarvan geniet, zo op aarde als in het hemels Kanaan, om God eeuwig te prijzen.

We menen, dat we niets te veel hebben gezegd, toen we deze opschriften erg leerzaam noemden. Ik weet wel: ze zijn het resultaat van mensenwerk: dus feilbaar. Maar daar staat tegenover: ze zijn het resultaatvan nadenken over het Woord Gods in de Psalmen. Ik hoop, dat U mijn verzuchting deelt: hadden we nu nog maar uitgaven van een Kerkboek met die opschriften boven de Psalmen, de onbetijmde tekst ernaast, zodat we er het gemak van hadden dat we dadelijk konden zien wat we eigenlijk toch wel zingen!

’N DAG IN DIE PASTORIE.

Waarschijnlijk komen dagen als er hier een op geestige wijze beschreven wordt, ook wel eens in Nederlandse pastorieën voor, vandaar dat wij dit aardig proza uit het Z.-Afrikaanse blad „Die Huisgenoot" een plaatsje geven in deze rubriek.

„Jy moet tog seker vandag die winkelhaak in my broek onsigbaar heelmaak sodat ek hom more kan aantrek as ek weer op buitewryksbesoek uitgaan, skat, " sê Dominee toe hy vroegvroeg die oggend om half sewe vertrek om die ouderling op die uithoek van sy gemeente te ontmoet vir die dag se huisbesoek lu daardie wyk.

Ek spring fluks weg en begin huls regmaak, menende om my daarna voor te berei vir more se sustersbiduur en dan die broek heel te maak. Om half agt lui die telefoon. Om agtuur Is 'n seim by die voordeur met 'n boodskap. 'n Paar minute later bring my ou buur­ man vir my 'n plerinkie biltong wat hy self vir my fyn gekerwe het.

Om nege-uur bel die magistraatskantoor en vra 'n skrlftelike verslag oor die kinders wat ek gereeld by die pastorie kos gee. Ek Is hulwerig, want as ek moet skryf wat ek alles weet, kom die vader in die moeilikheld; maar hul reken op my samewerking.

Ek ga na die studeerkamer, trek 'n deel van Excell se Biblical Illustrator uit en begin lees oor 1 Kor. 13.

Die telefoon lui. Die hospitaal vra dat ek daarheen moet kom want mev. Venter wil my spreek. Toe ek daar aankom, vind ek dat sy deur ondervoeding en bloedarmoede gedurig koud kry en nie klere het om more, wanneer sy ontslaan word, aan te trek nie. Ek gaan by 'n winkel aan, koop 'n paar jaarts materiaal en sny twee onderrokke waaraan ek dadelik begin werk. Ek telefoneer 'n ryk ou tante en vertel haar van die geval en sy stuur vir my 'n paar warm frokkies wat vir haar te klein is. Bk trap die naaimasjlen so vinnig as ek kan; die onderrokke is amper klaar, maar daar lul die voordeurklokkie!

Ou oom Jan staan daar en sê met 'n bewoë stem: „Mevrou, dis net nege maande vandag dat my oorlede ou vrou dood is."

„Ag, oom, ek onthou; kom sit, dan bring ek vir u 'n kopple koffie."

„Ja, mevrou, maar ek kom gebooie ingee, " sê hy in glad 'n ander stem. Ek ruk my gesig in 'n ander rat en sê: „Geluk, oom! Weg, ek skryf gou die gebooie af want Dominee sal die hele week van vroeg tot laat uit wees."

Die voordeurklokkie lul' weer. Mnr. en mev. Jansens kom binne en laat my gou agterkom dat huUe nog nie geëet het nie. Ek maak iets klaar en ons almal slt aan om te eet.

'n Geklop an die agterdeur. Die Evangelis bring net die name van die naturellesondagskoolkinders aan wie die blanke moeders met Kersfees zal dink.

Voor ek weer by die tafel is, lui die voordeurklok „Mevrou, ek kom net sê dat Jannie die veldwagter se perd gegryp het en bloots met tou in die bekweggejaag het; hy sê hy laat hom nie wegstuur na 'n inrigting toe nie." „Bale dankle, ou seun, dat jy kom sê het. Gaan et assebllef by tant Sarie aan en sê vir haar sy moet haar nie meer gereed hou om vanaand te vertrek nie, want ons sal nie vir Jannie betyds terugkry sodat sy met hom vanaand kan vertrek na die lurigttng waarheen hy moes gaan nie."

Ek slt net aan die tafel en wou ook weer inval, maar die telefoon lui. Mev. Bngela vra of ek tog nie assebllef sal uitkom om haar seuntjie na die hospitaal te breng nie. Ek moet self kom, want sy weet ek sal versigtig ry oor die slegte paaie: die outjie het bale pyn. Gelukkig is Dominee met die kleta motortjle weg en kan ek met die groot motor die siek kind gaan haal. Die bywonershuisie is tog so skoon en 'n atmosfeer van liefde, maar ook van vermoeidheid, heers daarin. Die ou krulkopseuntjie lê op sy moeder se skoot en kreun van pyn in die nek, terwyl ek my bes doe om die motc^r nlot te laat stamp oor die slegte pad nie. By die hospitaal laai ek die pasiëntjie en sy moeder af, alsook mev. Venter se pakkie, en wens myself geluk dat die onderklere klaar is.

Toe ek tuis kom, staan 'n paar kinderkransdogtertjies en wag, want volgens afspraak moes hul by my 'n bos rose kom haal om vir 'n siek maatjie te gaan gee. Terwyl ek die rose vasdraai, sing hulle Psalm 121, sodat ek kan hoor of hulle nou mooi sal sing by die oorhandiglng van die blomme en die siekebesoek.

Nou moet ek darem eers na my diere gaan kyk. „Ag, nool se eendjies, toe maar toe maar! Het julle vandag verwaarloos, maar nool sal julle self toemaak vanaand, ja, julle staan mos op albei voetjies en kyk opreg in 'n mens se gesig en sê prontuit wat julle dink, al praat julle ook almal tegelyk. Toe maar toe maar, ekskuus tog, maar nool " O, daar lui die voordeurklok. Dis ouderling Japie. „Mevrou, sal u assebllef vir Dominee sê dat ek nie Vrydagaand by die vergadering kan wees nie, want my motor is in die keraats. Ek het 'n smêts gehad en die karberetter is stukkend, die konferensie is uitmekaar geruk, die kasós is af en die jessie is op twee plekke middeldeur." „Goed, oom; ek sal die boodskap gee."

Toe ek terugstap na die eendjies toe, kyk ek op in die gesig van mev. Engela. Die hospltaalbeamptes sê sy kan nie langer daar bly nie. Sal ek ooit die uitdrukking op haar gesig en in haar oë vergeet? „Kom, mevrou, ek gaan vir jou iets warms maak om te drink; jy het seker lank laas aan jouself gedlnk." „Ja, mevrou, ek het lank laas geëet." Ons weet albei dat die hospitaal nou vir ewlg die sorg uit haar arms geneem het. Ek maak gou vir haar 'n kamer reg en spreek die hoop uit dat sy 'n goeie rus sal geniet. Toe lui die voordeurklokkie weer. Dis blinde ouma Sarei en haar kleindogter. „En toe, Denie, is jou voorstellingsklere agtermekaar? " vra ek. „Ja, mevrou, ek kom nog net 'n gespe kort, " antwoord sy. „Ek dink ek het net die regte ding vir jou, " sê ek, en gaan haal uit my masjienlaaitjie die gewenste gespe. „Mevrou, ons het net vir u iets gebrlng omdat mevrou so goed is vir ons." Sy oorhandlg 't blou potjie. Ag, hoe skaam en onwaardig voel ek waar ek staan voor die arme, blinde, bejaarde weduwee.

Ek hoor voetstappe. Dis Saartjie wat kom vra of ek nie vir haar slaapplek kan gee vir haar mense wat vannag om twaalfuur aankom nie. Sy slen ek is besig en sal self gaan regmaak. Sy stryk ook sommer aan na my Unnekas. Toe ek binne kom, is al wat bed en bank is, opgemaak. Móre-aand verwag ek besoekers; dus sal ek möre-oggend vroeg twaalf lakens moet was en stryk om gereed te hê vir my besoekers.

Dis nou tienuur. Dominee kom die huis binne, moeg en vaal van die stof. Gou gee ek hom iets te ete en eet 'n stukkle saam. Hy het 'n vermoeiende dag gehad. Ou oom Koos was net bale verkeerd. Hy sê Dominee het met die laaste huisbesoek opsetlik daardie hoofstuk gelees omdat iemand seker weer vir Dominee vertel het hoe dit in sy huis en met die bure gaan. Dominee moes net mooi beduie dat hy gelees et waar hy die Bybel oopgeslaam het en dat hy nlks van die moelllkhede geweet het nie.

Het jy 'n rustige dag gehad? " v, ra hy. „'n Dag vol lig en skaduwees, " antwoord ek.

„Is my broek klaar? " vra hy. „Ek moet more weer om sewe-uur ry om die ouderling te ontmoet en wil die broek graag aantrek."

„Nee, die broek is niet klaar nie, maar ek sal dit klaar maak as jy gaan slaap ek het jou verjaardagkoek ook op die stoof, wat ek graag vannag wil klaar maak, want in die dag kan daar fout kom as ek miskien gesteur word."

„Maar wat het jy dan heeldag gedoen? " vra hy. „Dit was mos nie 'n buitengewone dag nie? "

„Nee, my man, dit was nie 'n buitengewone dag nie, " sê ek, met 'n knop in die keel en 'n sug in die hart.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 juni 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 juni 1952

De Reformatie | 8 Pagina's