Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE NIEUWE BIJBELVERTALING (VI)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE NIEUWE BIJBELVERTALING (VI)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDARTIKEL

(ENIGE VOORLOPIGE OPMERKINGEN)

In het vorige artikel maakte ik enkele opmerkingen over de toepassing van tekstcritiek als basis voor een nieuwe vertaling. Daarover zou ik nog iets willen zeggen.

Bizonder interessant uit dit oogpunt is ook 1 Sam. 6, het verhaal van de terugkeer der ark uit het land der Filistijnen. In de verzen 17 en 18 wordt daar gesproken van het schuldoffer, dat de Filistijnen brachten. Ze voelden blijkbaar, dat ze, wilden ze bevijd worden van de verschrikkelijke catastrophes die hun land teisterden, iets moesten doen om de Here weer g^unstig te stemmen. Het offer bestaat dan in gouden spenen en een aantal gouden muizen. Dit aantal wordt berekend naar het totaal van steden en dorpen. In vs 18 (St. Vert.) staat het zo: 'ook gouden muizen, naar het getal van alle steden der Filistijnen, onder de vijf vorsten, van de vaste steden af tot aan de landvlekken; en tot a a n Abel, den grooten (steen) op denwelken zij de.ark des H E E R E N nederges t e 1 d hadden, die tot op dezen dag is op den akker van Jpzua, den Beth-semiet'.

Maar in ide gespatiëerde woorden zit een grote moeilijkheid. Het woord steen heeft de St. Vert, ingevoegd; men vindt het dus niet in het oorspronkelijke. Nu kan op zichzelf zulk een toevoeging wel eens nodig zijn, wanneer nl. uit het verband blijkt dat zulks de zin verduidelijkt. Maar men blijft hier dan zitten met de moeilijkheid in de woorden 'tot aan Abel'. Want blijkens de voorafgaande woorden 'tot aan de landvlekken' is de zin, dat niet alleen de vaste steden, maar ook de dorpen elk een gouden muis als schuldoffer aanboden. 'Tot aan Abel' moet dan wel betekenen, dat ook een plaatsje Abel zorgde voor een muis. Maar dat is onzin; want Abel was bUjkens het verband de grote steen, , waarop men de ark had geplaatst, en die behoorde tot het grondgebied van Bethsemes, dus van Israël. En voorts was het klaarblijkelijk geen dorp, maar een grenssteen. Nu hebben enige handschriften en vertalingen inplaats van 'Abel' hier gelezen 'èben', het hebreeuwse woord voor 'steen', dat alleen wat de slotletter betreft in het hebreeuws zich onderscheidt van 'Abel'. Merkwaardig genoeg komt hier dus het woord 'steen' in de hebreeuwse tekst aan het licht, dat de Statenvertalers misten. En de woorden 'tot aan' kunnen, zonder enige verandering in de letters ook vertaald worden: 'als getuige'.

Men krijgt dan dus inplaats van het zinloze: 'en tot aan Abel, den grooten (steen)' een klare tekst: 'als getuige ligt nog heden ten dage de grote steen. Waarop ze de ark des Heren geplaatst hadden, op het veld van Jozua, de Beth-semiet'. Men heeft die steen dus als herinneringsmonument daar gelaten, opdat «en later geslacht zich deze grote gebeurtenis zou blijven herinneren. Terecht heeft de vertaling van N.B.G. dan ook in deze zin vertaald.

Maar nu het vervolg van dit hoofdstuk. Vers 19 begint, volgens de St. Vertaling, aldus: 'En (de HEERE) sloeg onder de lieden van Beth-Semes, omdat zij in de ark des HEEREN gezien hadden; ja, Hij sloeg van het volk zeventig mannen, (en) vijftig duizend mannen'.

De griekse vertaling heeft hier een totaal andere lezing, nl. deze: 'Doch de zonen van Jechonja verheugden zich niet onder de inwoners van Beth-Semes, toen zij de ark des HEREN met vreugde aanschouwden'.

Elders heb ik al eens uiteengezet, waarom ik hier de griekse tekst prefereer; men zie de noot op blz. 167 van mijn prekenbundel 'Tot de dag aanlicht'. Ik zal dat niet allemaal herhalen hier. Naar mijn overtuiging geeft de hebreeuwse tekst, zoals die door de St. Vert, werd gevolgd, hier geen goede zin.

En in een noot in hetzelfde boek op blz. 170 heb ik al gezegd, voor welke moeilijkheid ons het getal der slachtoffers plaatst; de grammaticale constructie is heel wonderlijk; en Bethsemes kan onmogelijk toen 50.000 inwoners hebben gehad. Daarom gaf. ik de voorkeur aan de vertaling: 'Hij sloeg onder hen zeventig man, vijftig families'.

Wat heeft N.B.G. hier nu ons geboden?

Om maar met het laatste te beginnen, we lezen bij N.B.G.: 'Hij sloeg van het volk zeventig man, v ij f - tig op de duizend'. Blijkbaar heeft men dus het slot opgevat als aanduiding van het percentage der slachtoffers op het totaal van de bevolking."Nu kan ik me vergissen, maar ik meen me te herinneren onlangs in een tijdschrift gelezen te hebben, dat Prof. Gispen deze vertaling noemde als voorbeeld van verduidelijking.

Het zou ook inderdaad een verduidelijking zijn, als het er stond in het Hebreeuws. M.i. is dat niet het geval. Ik geloof dat deze taal percentagecijfers op een andere manier tot uitdrukking brengt; en dat de hier geboden vertaling helemaal geen vertaling is, doch verk l a r i n g . Ik kan me indenken, dat de vertalers bij zichzelf gedacht hebben: dat grote getal van 50.000 mensen is onmogelijk; waarschijnlijk zal bedoeld zijn, dat er 50 op de 1000 vielen. Maar als vertaling is dit m.i. niet toelaatbaar. Ik had het best gevonden als men in een noot de aantekening had geplaatst: 'Misschien is bedoeld: vijftig op de duizend' of iets dergelijks. Maar men had naar mijn mening deze opvatting niet als vertaling mogen aanbieden.

Of ik het met die verklaring, stel dat die in een noot zou zijn gesuggereerd, eens geweest zou zijn, is weer een 'vraag apart. Voorlopig lijkt het me niet waarschijnlijk. Ik meen zelf nog te moeten vasthouden aan wat uitgangspunt was voor mijn eigen vertaling, dat het hebreeuwse woord voor 'duizend' heel dikwijls betekent 'clan, sibbe, familiegroep'. De bedoeling is m.i. deze, dat door het plotselinge sterven van deze zeventig mensen vijftig families in rouw werden gedompeld. M.i. laat de hebreeuwse tekst die vertaling wel toe. En dat klopt inzover op de resultaten der opgravingen, dat het type van huizen bewijst, dat ze niet bewoond werden door een enkel gezin, doch door verscheiden kleinere families, die gegroepeerd waren rondom een patriarchaal hoofd. Niet. dat ik zelf zoveel van die dingen weet; maar ik ga af op de publicaties van Albright, die met deze kwesties op de hoogte is als misschien geen ander.

Wat nu het begin betreft van dit vers: ik kan het natuurlijk best verdragen als de commissie in meerderheid de lezing van de hebreeuwse tekst meent te moeten vasthouden. Tenslotte moet ieder in zulke kwesties persoonUjk beslissen. Maar wel vraag ik me af: was het niet mogelijk geweest, toch de mensen ervan in kennis te stellen, dat deze lezing niet de enige is, die in aanmerking komt?

Dat brengt me tot een punt, dat ik liever bewaar

voor de volgende week.

N.B. Van een broeder kreeg ik een brief over iets, dat in een vroeger artikel door mij was gezegd. Nl. over de vertaling van het hebreeuwse woord 'sane'. Men zal zich heriimeren, dat ik betoogde, dat dit woord allerlei nuanceringen in betekenis toelaat: achteruitzetten, verwaarlozen, veronachtzamen, haten e.d. Als voorbeeld van een plaats, waar ik werkelijk zou willen vertalen met 'haten' noemde ik Maleachi 1:3; Jacob heb Ik liefgehad, maar Ezau heb Ik gehaat.

Bedoelde broeder deelt me mee — tot mijn spijt is zijn brief onder de paperassen zoek geraakt; Ut moet dus een weergave geven uit de herinnering — dat hij ook hier het liefst zou denken aan 'passeren, achteruitzetten'. Want hij vreest, dat men door de term 'haten' te kiezen licht allerlei onzuivere associaties wekt aan praedestinatie-tot-verwerplng. En als ik het goed begrijp wil schrijver dat voorkomen.

Ik kan dat bezwaar verstaan; men heeft veel te vlot in Mal. 1 : 3, via Rom. 9, Ingedragen het moment van decreet-tot-verwerping, terwijl de tekst daartoe geen aanleiding geeft en ook Rom. 9 daarvan niets zegt, als het. citaat uit Maleachi daar ter sprake komt. Ik kan het dus met deze broeder eens zijn, dat men moet oppassen dat men 'haten' hier niet maakt tot een 'haten-vaneeuwigheid' of iets dergelijks. Alleen maar, voor mijn eigen besef zit dat moment in 'haten'—als zodanig ook niet. En dat ik nu toch in Mal. 1 zelf de vertaling 'haten" prefereer, komt hiervan, dat het hier maar niet gaat over het feit, dat Edom door God is gepasseerd en op de tweede plaats gezet, doch definitief door Hem in zijn. toom Is verstoten. Mits men 'haten' maar zijn historische betekenis laat hebben, verdient in Mal. 1 vanwege die definitieve toomontladtug en afschuw de term 'haten' de voorkeur. Want als Edom blijkens vs 4 op eigen kracht pocht en zichzelf belooft de puinhopen weer op te bouwen, dreigt Jahwe dat Hrr zal afbreken; zo zelfs, dat men Edoms gebied zal noemen 'gebied der goddeloosheid' en het volk zelf het volk, waarop 'de Here voor eeuwig toomt'!

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 juni 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

DE NIEUWE BIJBELVERTALING (VI)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 juni 1952

De Reformatie | 8 Pagina's