Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gemeenschap in de arbeid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gemeenschap in de arbeid

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

POLITIEK EN SOCIAAL LEVEN

VIII

ALS R.K. SOLIDARISTISCH IDEAAL (slot).

Zoals wij in ons vorig artikel reeds opmerkten, steunt het tegenwoordig R.K. Solidarisme wat de leerstellige onderbouw betreft op twee Pauselijke Encyclieken „Rero Novarum" van Paus Leo XIII en , , Qua, dragesimo Anno" van Paus Pius XI. Laatstgenoemde, die in 1931 verscheen, was een kerkelijk leergeschrift, dat precies 40 jaren na , , Rero Novarum" als jubileumgeschrift uitkomende wilde voortbouwen op de gedachten in R.N. ontwikkeld, welke encycliek van zijn ambtsvoorganger door Paus Pius XI vanwege haar grote funderende betekenis werd genoemd de „Magna Charta" der sociale orde, welke orde in Quadragesimo Anno nader werd uitgewerkt. Het was de bedroevende sociale toestand en de felle, maatschappelijke tegenstellingen, die deze in het leven had geroepen, welke Paus Leo XIII aanleiding gaven tot het schrijven van zijn Encycliek. Hij wijst dit zelf als volgt aan: „De ongekende groei van de nijverheid, de nieuwe techniek van de bedrijven, de wijziging in de onderlinge verhoudingen tussen patroon en arbeiders, de opeenhoping van de rijkdom bij weinigen terwijl de grote menigte verarmt, het groter bewustzijn van de arbeiders en hun steeds nauwere onderlinge aaneensluiting, en eindelijk het groeiend ? edenbederf: dit alles heeft voor uitkomst gehad, dat de strijd losbrak." (R.N. § 1).

In zijn encycliek nu maakte de paus tegen beide elkander .bekampende richtingen, zowel van liberalisme als van socialisme, front. Wat het liberalisme betreft veroordeelde de paus het egoïsme en de hardvochtigheid van de patroons door deze schets van de toestand in zijn dagen te geven: „Een alles verslindende woeker heeft de ellende nog verergerd Hierbij komt nog, dat de arbeidsmarkt en het hele zakenleven in de macht van slechts weinigen zijn gebracht, zodat een zeer klein' aantal schatrijken een bijna slavenjuk aan de massa proletariërs hebben opgelegd." (R.N. § 2).

Verlossing uit de slavernij van het proletariaat, de , , redemptio proletariorum", dat was een der voornaamste doelstellingen van de beide Pausen met hun encyclieken en van het Solidarisme, waartoe ze de stoot gaven. Hun front maken naar twee kanten kan o.a. ook blijken uit deze stelling van R.N. dat „kapitaal zonder arbeid niet kan blijven bestaan, noch arbeid zonder kapitaal".

Samenwerking van Kapitaal en Arbeid inplaats van strijd op leven en dood tussen die beide, dat is wat de Pausen voorstaan en waarvoor zij een eigen R.K. sociale leer ontwikkelden, welker beleving ertoe zal moeten leiden, dat de klassenmaatschappij zal worden omgezet in een standen-maatschappij, waarbij alles zal staan onder de norm van de sociale rechtvaardigheid. Het is met name deze laatste gedachte, welke door paus Pius XI in zijn encycliek Quadragesimo Anno nader wordt uitgewerkt. Evenzeer als het R.K. Solidarisme gekant is tegen het individualistisch liberalisme, evenzeer neemt het ook stelling tegen het socialisme. Het doet dit allereerst op het punt van de eigendom. Daarbij wil het niet weten van een absoluut eigendomsrecht. In Rero Novarum stelt Leo XIII dan ook, dat „onderscheid gemaakt moet worden tussen rechtvaardig bezit en rechtvaardig gebruik van rijkdommen. Het privaatbezit is een natuurrecht van de mens en van dit recht gebruik te maken, vooral in het maatschappelijk leven, is niet enkel-geoorloofd, maar ten volle noodzakelijk Vraagt men nu, hoe men van de goederen gebruik moet maken, dan antwoordt de Kerk zonder aarzelen: Wat dit betreft moet de mens de stoffelijke goedersn niet als zijn eigendom beschouwen, maar als gemeengoed, zodat hij er gemakkelijk van meedeelt aan anderen, die in nood verkeren" (R.N. § 19). Dit rechtvaardig gebruik van rijkdommen brengt dan voorts met zicli: „Op de eerste plaats moet aan de werkman aan loon uitgekeerd worden, dat toereikend is voor zijn eigen onderhoud en voor dat van zijn gezin" (Quadragesimo Anno § 71).

Tot dat onderhoud wordt verder gerekend, dat het loon een zeker overschot zal opleveren, dat ook de van bezit beroofde massa tot bezitvorming in staat stelt. Door besparing moet verkregen worden zoals Q.A. her aangeeft dat „een zeker deel van het loon overblijft na de noodzakelijke uitgaven." Om dit te bereiken is het noodzakelijk, „dat ten spoedigste hervormingen werden ingevoerd van die aard, dat aan elke volwassen arbeider een loon als boven bedoeld (d.i. dat in deze gezinsbehoeften voorziet, G.) worde gegarandeerd" (Q.A. II, § 71). Dit loon naar sociale gerechtigheid is evenwel heel wat anders, „longe alias", zegt Pius XI, dan opgesloten'ligt in de socialistische arbeids- en loontheorie. In Q.A. zegt de paus dan ook: „Zo is het bijvoorbeeld een grove dwaling, als zonder schroom dit beginsel gepropageerd wordt, dat de arbeid zoveel v/aard is en zo hoog beloond moet worden, als de v/aarde bedraagt der vruchten, erdoor voortgebracht, en dat dus de werkman het recht heeft, al de resultaten van zijn arbeid op te eisen" (Q.A. II § 68).

Het voorgaande maakt 't ons duidelijk, dat terwijl 't socialisme streeft naar socialisatie van de eigendom

van productiemiddelen, het R.K. solidarisme zich daartegen verzet. Paus Leo XIII merkt dienaangaande op: „Daardoor dus, dat de socialisten de goederen van de , particulieren willen overbrengen op de gemeenschap, verslechteren zij het lot van alle lóontrekkenden: zij zoch benemen hun de vrijheid om hun loon te beleggen en tevens de hoop en de mogelijkheid, om hun bezit te vermeerderen en hun toestand te verbeteren" (R.N. § 4).

Pius XI stelt beide, zowel het individueel als het sociaal karakter van de eigendom voorop. Individueel als hij de eigendom een natuurrecht van de mens noemt, sociaal wat betreft de besteding ervan. Dit alles kan nu volgens de 'beide Pausen alleen worden verkregen langs de weg van het herstel der sociale orde. Dit is blijkens de titel de hoofdinhoud van de encycliek Quadragesimo Anno, die wilde voortbouwen, zoals gezegd, op de grondleggende gedachten van Rero Novarum. In de titel van deze •encycliek is toch sprake van „het herstsl der maatschappelijke orde en haie verv o l m a k i n g, v o l g e n s de wet des Evangelie s, " Dit herstel der maatschappelijke orde zal allereerst moeten brengen een hervorming van de Staat, daarin bestaande dat deze moet terugkeren tot zijn sociaal-georganiseerd karakter, waarbij het ideaal van de toestand der Middeleeuwen als lichtend voorbeeld voor ogen staat. Op deze hervorming van de Staat moet aansluiten een verandering van de Maatschappij. Daarbij moet het komen tot beëindiging van de klassenstrijd en een eendrachtige samenwerking in standen. „Het herstel van standen moet de betrachting zijn van de sociale politiek" (Q.A. II § 81, 82). Ordening van het bedrijfsleven naar beroepsstanden dat is dus het doel wat dient te worden nagastreefd. Dit dient dan vervolgens te geschieden volgens wat Pius XI in Q.A. noemt „het grote grondbeginsel der sociale wijsbegeerte, waaraan niet te tornen of te veranderen valt", namelijk dit „dat het een onrecht en tegelijk een ernstig nadeel is, ja een verstoring van de goede orde, om datgene, wat door een kleinere en ondergeschikte gemeenschap gedaan en tot stand gebracht kan worden, naar een grotere en hoger in rangorde staande gemeenschap te verwijzen" (Q.A. II § 5). Dit onwrikbaar beginsel, waaraan niet getornd

mag worden is het subsidiariteitsbeginsel. Evenals het Socialisme streeft ook het Solidarisme naar een sluitende en alles omvattende ordening van het bedrijfsleven. Terwijl evenwel eerstgenoemde daarbij als doelstelling heeft de socialisatie, waarbij geleidelijk aan de productiemiddelen in handen van de Staat kon men, daar opereert het R.K. Solidarisme van de idee u uit, dat het in de goddelijke orde Ugt besloten, dat ii iedere gemeenschap is opgebouwd uit individuen, v welke individuen zich op verschillend gebied en op v verschillende wijze organisch samenvoegen in gemeen­ s schappen, waarbij dan weer de kleinere gemeenschappen z zich voegen in grotere, elke gemeenschap met een e eigen entelechie, een eigen ordenend beginsel en alles onderworpen c aan de wet, die geldt voor het geheel. Daarbij I behouden dus de gemeenschappen haar in het g groter geheel passende, eigen zelfstandigheid, zodat 1: het Solidarisme dan ook tegenstander is van sociali­ s satie en aan de Staat alleen dan op grond van haar , „hoge eigendomsrecht" (dominium altum) het recht toekent t van onteigening tegen een . passende schade­ 1 loosstelling, „wanneer de ongelijke verdeling van ver­ r mogens een beletsel zou vormen voor gezonde sociale politiek". ï Dit recht om onteigening te bevelen kan aan c de Staat evenwel eerst dan worden toegekend, zoals - 1 Paus Pius Xn het stelde in zijn radiorede van 1 Sept. 1944 ] wanneer niet op een andere wijze een behoorlijke regeling i in de zin van een gewijzigde gebruiksregeling is i te verkrijgen (cf. Fr. El. van Oirschot, Beknopte ( Geschiedenis der Sociale Kwestie, blz. 375). In de­ 2 zelfde lijn ligt ook zijn waarschuwing van Mei 1949 t tegen „overmatige bemoeienis" van de Staat met het particuliere bedrijfsleven, in welk verband hij ook 1 noemde „zeer recente pogingen tot socialisatie". De 1 Rooms Katholieke Kerk erkent dus alleen het recht i van nationalisatie door de Staat „binnen zekere gren­ 2 zen". Dat dit vrij enge grenzen zijn bUjkt wel hieruitj c dat Paus Pius XII er direct op laat volgen: „doch het 1 maken van een dergelijke nationalisatiepolitiek tot een 1 bijna normale gang van zaken bij het vaststellen van ( de economische richtlijnen, zou een omverwerpen van ( de natuurlijke gang van zaken betekenen." Waar vol­ i gens Rome de individuele eigendom een natuurrecht i is kon deze uitspraak ook moeilijk principieel anders 1 uitvallen.

' Uit het voorgaande blijkt wel, dat er op dit punt ] verschillen bestaan tussen Personalisme en Persona­ ( listisch Socialisme. Wanneer we nu beider ijveren voor de gemeenschap in de arbeid zien, dan dringt daar de I vraag of het R.K. Solidarisme en het Personalistisch j Socialisme daarin zover met elkander kunnen samen­ 1 gaan dat in bepaalde vormen van gemeenschap er ook 1 komt een ineensmelting. Wij dienen toch te bedenken, ) dat volgens de Roomse leer de zaken, die wij hier behandelen beheerst worden door het natuurrecht, waarvan de basis is de „lex Dei imperans", de eeuwige 1 wet Gods, aan welke wet de mens als redelijk denkend schepsel kan deelhebben. Het moet mogelijk worden geacht, dat in een bepaalde situatie Rome constateert, dat er is de beleving in een bepaalde vorm van deze eeuwige wet Gods.

Is dit bestaanbaar binnen één sociale en politieke partijgroepering? Wij merkten reeds op, dat het in uitzicht gestelde nadere antwoord van de Nederlandse bisschoppen nog op zich laat wachten. Onmiskenbaar is evenwel, dat Rome nog steeds handhaaft de gedachte dat aan de Kerk ook beslissend gezag toekomt over de Staat en de Pausen zijn ook voorts nadrukkelijk opgekomen voor hun beslissend woord in zaken van het sociale en economische leven, voor zover het betreft de grondbeginselen waarnaar geleefd wordt. Het ideaal van Paus Pius XI was dan ook, dat de sociale hervormingen door het lekenapostolaat hierbij in te schakelen zouden brengen „de vrede van Christus in het rijk yan Christus", zodat alles zich weer zou buigen onder het leergezag van de Kerk. Mgr von Ketteler bracht een eeuw geleden dit R.K. bewustzijn als volgt tot uitdrukking: Es wird sich zeigen, dass der katholischen Kirche die endliche Lösung der sozialen Frage vorbehalten ist." (Het zal blijken, dat aan de Katholieke Kerk de uiteindelijke oplossing van de sociale vraag voorbehouden is). Dat ideaal lag ook besloten in de vurige wens van paus Pius XI: „Laten allen, die van goede wil zijn, zich moeite geven, ieder naar zijn talenten, zijn krachten en zijn plaats in de maatschappij, om onder leiding en voorlichting van de Kerk, iets bij te dragen tot het christelijk herstel van de menselijke samenleving" (aangehaald in Fr. Fl. van Oirschot, Beknopte Geschiedenis der Sociale

Kwestie, blz. 16).

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 augustus 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Gemeenschap in de arbeid

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 augustus 1952

De Reformatie | 8 Pagina's