Het martelaarschap van Guido de Bres. Minister des Goddelijken Woords in de Nederlanden - pagina 35

dat door de eeuwige wijsheyt Gods de Koningen heerschen Spr. 8 : 15. ende de Vorsten het recht setten. Kortelic, datsy niet door onrecht of tyrannie d a e r toe ghekomen zijn, maer door de eighen instellinge Gods. Ende om te bewijsen, dat dit niet Leest van Samuel, alleen in onse monden, maer in het diepste onser herten in ghedruct ende inghebeeldt (ingegrift) is: wie is oyt onder ons ghevonden, die u, Genadichsten Heere, gheweygert heeft de Schattinghe ofte Tol hem opgheleyt? Maer ter contrarie (daarentegen), heeft de gehoorsaemheydt in een y e g e l i c k so haest gheweest om te betalen, als het ghebodt. Wat dracht van wapenen, wat raedtslach heeft oyt ontdeckt gheweest (welke r a a d s l a g is ooit ontdekt geworden?), tselfs als wy door die ghene, die haer (zich) decken met uwen n a m e ende macht om haer tot alle wreedtheydt te begheven, so wreedelick ghepijnicht, ende ghetormenteert (gekweld) gheweest zijn, dat het genoech was om het ghedult van den aldergoedertierensten ende saechtmoedichsten te terghen, ende dat te doen veranderen in g r a m s c h a p ende wanhope. Maer wy dancken onsen God, dat het bioet onser broederen om onser c a u s e (ter wille van onze zaak) ende sake, oft eer om de s a k e Jesu Christi, ende ghetuygenisse der waerheydt uitghestort, roept; de banninghen, ghevanckenissen, pijnb a n c k e n , ballingschappen, pijninghen, ende ander ontallicke (tallooze) verdruckinghen, bewijsen wel, dat onse begeerte ende gesintheyt niet vleeschelick en is, dewijle wy na den vleesche veel gemackeliker zijn mochten (dewijl wij het voor het vleesch veel gemakkelijker zouden hebben), sonder dese leeringe voor te staen ende te beweeren: maer hebbende de vrese Gods voor oogen, verschrickt zijnde van dat dreyghement Jesu Christi, die daer seyt, dat hy ons sal Matth. 10 : 33 verloochenen voor God synen Vader, so wy hem voor de menschen verloochenen: wy bieden den rugghe den slaghen, lUc. 9 : 26 de tonghen den messen, de mont den breydelstocken, ende het gantsche lijf den vyere (vuur): wetende dat wie Christum volghen wil, hy zijn Cruys opnemen, ende hem selven Matth. 16 : 24. verloochenen moet; ende nemmermeer en sal eenen wel gheregelden (verstandig) gheest, ende niet verblint ende Luc. 9 : 23. van sinne berooft, können ghedencken, dat die arbeyden, om alles te beroeren, die daer verlaten haer lantschap, haer m a e c h s c h a p (familie) ende vrienden, om in vrede ende in stillicheyt te leven; dat die staen om de kroone den Coninck af te nemen, oft yet bedriegelicx teghen hem voor te nemen die sterven om het Evangelium, waer in sy sien gheschreven te zijn: gheeft den Keyzer wat des Keyzers is, ende Gode wat Matth. 22 : 17.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen