De aanbieding van de Nederlansche Geloofsbelijdenis aan den koning van Spanje - pagina 15
in 1561, die vermoedelijk te Rouen heeft plaats gehad, werden opgenomen. W a s nu ook de bedoeling, dat het b o e k j e a a n den Koning en de l a g e r e magistraten werd toegezonden? Dit behoeft h e e l e m a a l niet en is zelfs zeer onwaarschijnlijk. De Brés kende de g e v o e l e n s van den Koning g o e d genoeg, om te weten, dat deze maar niet op stel en sprong zou doen, wat hij van hem verlangde, de zuivering van de gedeformeerde Kerk overeenkomstig het Evangelie. Al evenmin kon hij van de magistraten, die, n a a r hij schreef, hun ambt niet alleen van den Koning hadden gekregen, m a a r in de eerste plaats van den levenden God, verwachten, dat zij aanstonds voor hem en zijn geloofsgenooten in de bres zouden springen. M a a r wat deed De Brés dan met de exemplaren, die hij in een groot a a n t a l onder zijn eigen berusting had? Wij weten slechts één ding met zekerheid. Hij verspreidde ze onder zijn geloofsgenooten. Ze moesten klaarblijkelijk dienst doen om de eigen a a n h a n g e r s in kort bestek duidelijk te maken, wat men nu eigenlijk geloofde, en konden tegelijk gebruikt worden als propagandamiddel, om er de weifelenden door te overtuigen. Daarvoor konden ook de brief en het vertoog uitnemend van pas komen. Ieder kon er uit leeren, dat de Calvinisten het recht der overheid, om den godsdienst in hun g e b i e d te regelen, niet in twijfel trokken, en dus niet op één lijn waren te stellen met de Wederdoopers. Alleen in de uiterste noodzaak wilde hij ze verdere bekendheid geven. Het beroep op de l a g e r e magistraten lag geheel in de lijn van Calvijn, die immers leerde, dat niet de enkeling het recht had van verzet, m a a r wel de volksmagistraten, die niet alleen a a n den Vorst, m a a r in de eerste plaats a a n God verantwoording schuldig waren. De strijd, dien De Brés voerde met het meer voortvarende deel zijner gemeente, werd door hem verloren. Hij kon ze ten slotte niet in b e d w a n g houden. Op den avond van St. Michielsdag (29 September) kwam het tot een uitbarsting. Een p a a r honderd Protestanten verzamelden zich op de Groote Markt te Doornik en vormden een optocht, die door de hoofdstraten trok, luidkeels de Psalmen Davids zingend, in de Fransche vertaling van Marot, op de melodieën van Goudinel en Bourgeois. Zij werden a a n g e v o e r d en aangevuurd door Robert du Four. Den volgenden avond herhaalde zich het tooneel. Meer dan 500 menschen namen e i nu a a n deel. Weer trokken zij onder het zingen van Psalmen door de
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1947
Reformatorische stemmen | 36 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1947
Reformatorische stemmen | 36 Pagina's