Guido de Bres en de Gereformeerde Geloofsbelijdenis - pagina 14
tussen de rechtinstanties van Doornik en Valenciennes een hele juridische strijd af, welke stad het voorrecht zou hebben de gevangenen te berechten. Valenciennes won het en na 10 of 11 dagen werden de ongelukkigen, aan handen en voeten geboeid, op een ruwe kar zonder stroo naar deze stad vervoerd. De Brés kreeg het hier nog erger te verduren dan in Doornik. Hij kwam terecht in een donker kot, waar de enige luchtverversing een ijzeren rooster was boven een klein stinkend gat van een riool, waar het vuil en de afval van een belendend huis in dreven. Gedurende de rest van April en de hele mooie Meimaand zat hij hier gevangen, ook nu weer lastig gevallen door de strijdlustige geestelijkheid. Zelfs de bisschop van Atrecht kwam persoonlijk met hem disputeren, maar de predikant bleef onwrikbaar vasthouden aan zijn overtuiging, dat de Roomse kerkleer een dwaalleer was. Uit zijn kerker schreef hij, bij het slechte licht met bevende letters, een troostbrief aan zijn vrouw Catherina Ramon, die een roerend getuigenis is van zijn geloof. In dit sterke geloof bleef hij volharden tot het einde. De 31e Mei werd hij (met Pérégrin de la Grange) veroordeeld tot de dood door de strop, omdat hij tegen het Accoord van Margaretha in het Avondmaal had gevierd. Bij het afscheid van zijn medegevangenen getuigde hij van zijn dankbaarheid, dat God hem had verwaardigd tot het martelaarschap en nog op het schavot vermaande hij het volk te volharden in de leer, die hij verkondigd had. Zo stierf de opsteller van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Zijn ideeën werkten door, maar zij waren voorlopig niet uitvoerbaar. Koning Philips II vroeg, toen hij van het gebeurde in Doornik hoorde, aan Margaretha de in beslag genomen bescheiden op, die hem onverwijld werden toegezonden. Hij kreeg dus ook de Gereformeerde Geloofsbelijdenis in handen, maar dacht er niet aan de gedeformeerde Kerk te gaan zuiveren, zoals daarin verlangd werd. De beweging ging echter ondergronds door en de ontevredenheid onder het volk werd steeds groter, zodat de hoge en de lage adel, naar Middeleeuwse zede de bemiddelaar tussen Vorst en volk, er zich mee ging bemoeien. Het Verbond der Edelen werd opgericht en het bood in het voorjaar van 1566 aan de Landvoogdes zijn Smeekschrift aan, waarin het algehele opheffing der godsdienstplakkaten vroeg. De kerkeraden en de predikanten der in het geheim gevormde Gereformeerde gemeenten hadden aan dit verzoekschrift aan de hoge Overheid meegewerkt, maar het haalde hun een scherpe berisping van het hoofdkwartier te Genève op de hals. Calvijn was in 1564 gestorven en Beza was daar thans de leider. Hij stond op het standpunt, dat godsdienstplakkaten zeker noodzakelijk waren, om de opkomst en de uitbreiding
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1950
Reformatorische stemmen | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1950
Reformatorische stemmen | 22 Pagina's