De Encycliek “Humani Generis” - pagina 37
Betekenis – De ‘nieuwe theologie’ – de kritiek der theologen op de nieuwe Stroming – ‘Humani Generis’ en de Reformatie
zonder een zekere kennis v a n dat doel kan ze niet doeltreffend zijn. M e n moet enigermate beseffen, wat dat doel onderscheidt van andere doeleinden. Zo moet men om als mens te kunnen leven het eindige enigermate v a n het oneindige k u n n e n onderscheiden, aangezien het relatieve zich niet straffeloos als het absolute laat behandelen. I n al zijn d a d e n wordt dus een zekere kennis van het transcendente ondersteld; alle daden worden bepaald door beginselen, die betrekking h e b b e n op het bovencreatuurlijke en die God doet kennen uit het geschapene. H e t is b.v. onmiskenbaar, dat alle mensen zich laten leiden door het transcendente beginsel van het onderscheid tussen goed en kwaad. De werken der wet zijn in h u n harten geschreven. T o c h bestaan er desondanks in onze zondige werkelijkheid vele verschillende inzichten a a n g a a n d e de norm, w a a r a a n iets, dat goed genoemd kan worden, moet beantwoorden, a a n g a a n d e de wet, waardoor de kwaliteit der werken wordt bepaald. Is dat nu met „ H u m a n i Generis" terug te leiden op de onwil om het onomstotelijk vaststaande bewijs te aanvaarden, waardoor wordt aangetoond, welke de inhoud der zedewet is? Wij geloven dat allerminst. H o e immers gaat de R . K . „natuurlijke theologie" te werk, die ons in „ H u m a n i Generis" wordt aangeprezen, als de weg, waarlangs men buiten de bovennatuurlijke openbaring om, kan komen tot een juiste weergave van de wet, die de Schepper in de zielen der mensen heeft neergelegd? Ze wil allereerst u i t g a a n d e van de geschapen werkelijkheid het bestaan v a n de Schepper door redenering bewijzen. M a a r wie al redenerend van gevolg n a a r oorzaak nadenkt over de samenhang der dingen kan nooit de grenzen overschrijden van de geschapen werkelijkheid, waarvan hij in zijn bewijsvoering uitging. In de oorzaak moet d a n immers steeds weer iets liggen van het gevolg, waarbij men de redenering aanving. Een stap n a a r iets absoluut anders kan m e n niet doen, juist krachtens de aard der redenering. Gevolg en oorzaak moeten daarin steeds iets gemeenschappelijks hebben, moeten zich op de een of andere wijze „ o n d e r één n o e m e r " laten brengen. Als dat gemeenschappelijke moment fungeert in de R . K . natuurlijke theologie het „zijn", dat niet alleen God eigen is, m a a r waarin ook het schepsel deelt. Wie echter op deze wijze redeneert kan er niet aan ontkomen, óf het geschapene enigermate te vergoddelijken, óf God iets creatuurlijks toe te kennen. Precies dezelfde bezwaren hebben we, als de R . K . natuurlijke theologie nu vervolgens niet alleen wil bewijzen, dat God bestaat, m a a r ook er iets van wil vaststellen, hoe Hij bestaat en d a n tot de conclusie komt buiten de bovennatuurlijke openbaring om te kunnen bewijzen, dat God „één", „ w a a r " en „goed" is. O p deze wijze meent men tot een absolute maatstaf te kunnen komen v a n wat goed en kwaad is door stringente bewijsvoering, die iemand,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1952
Reformatorische stemmen | 44 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1952
Reformatorische stemmen | 44 Pagina's