Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het heiligheidsbegrip in de theologie der Reformatie - pagina 50

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het heiligheidsbegrip in de theologie der Reformatie - pagina 50

1. De eerste Reformatoren...Luther - Zwingli en Bullinger - Calvijn...2. De Reformatoren van de tweede generatie...Ursinus - Olevianus - Junius - Chamierus...3. De Nederlandse Reformatorische Theologie...Synopsis Puroris Theologiae - Franciscus Gomarus - Gijsbertus Voetius - Johannes à Marck...

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

waarmee hij in Het Merch der Godts-geleertheit de uitwendige verbondsgemeenschap beschreef: Het zij intussen verre, dat we deze zouden beperken tot de alleen ware aangenomen, wedergeboren en gelovige mensen . . . die G o d afgesondert heeft en onder wie ook de apostelen niet al te nauwkeurig onderzocht h e b b e n " . Bij 1 K o r . 7 : 1 4 wordt de levissimus sensus afgewezen, omdat dit niets bijzonders van dit half christelijke huwelijk zou zeggen, daar dit juist voor elk huwelijk geldt; ook de plenissimus sensus wordt afgewezen, omdat dit ten eerste zou betekenen de opheffing van het algemeen bederf en dat in elk geval niet door generatie kan plaats hebben of ten tweede het herstel van het beeld Gods niet erfelijk is en niet door generatie kan plaats hebben. O o k de gedachte van de „passende zorg der ouders" wordt afgewezen, omdat dit zeker niet altijd opgaat. Z o komt hij tot de ponering van een media sanctitas, een uitwendige afzondering met een speciale betrekking tot Gods volk, waarbij opvalt de mededeling, dat zij geenszins allen volstrekt zeker van het ware heil uitgesloten zijn (de bekende opmerking bij de omschrijving van de uitwendige verbondsgemeenschap). Hij geeft toe, dat vele plaatsen, die hij aanhaalde voor de uitwendige verbondsgemeenschap tegelijk betrekking hebben o p de ware geestelijke heiligheid. In het tweede deel van de monografie leren we Vitringa's opvatting kennen uit zijn bezwaren tegen de gedachten van a Marck. In Israël was er een sanctitas externa et typica; de beloften waren én vleselijk én geestelijk. Het nieuwe verbond echter is uitsluitend geestelijk en innerlijk en alle uiterlijke voorrechten aan Abrahams zaad beloofd houden dan op. O o k de kinderen der gelovigen zijn waarlijk door de Heilige Geest geheiligd: we mogen naar de wet der liefde niet anders oordelen, zolang het tegendeel niet blijkt. Bij de kinderen der ongelovigen hebben we geen enkele aanwijzing, dat G o d hen Zijn genade wil schenken. Bij het gebruik van de sacramenten wordt geloof verondersteld. V o o r de uitwendige bediening mag de naam uitwendig verbond gebruikt worden, maar dat is niet het verbond der genade tussen G o d en de zondaar. Wil men van uitwendig spreken omdat de gemeenschap der bondelingen onderling door het lichaam tot stand komt, dan zou Vitringa dit toch liever niet willen doen, omdat de Geest regeert en het lichaam slechts instrument is. In het derde deel volgt tenslotte k Marcks verweer tegen Vitringa. De theologen stellen het uitwendig verbond algemeen onder het N . T . ; het is de gemeenschap tussen God en de zondaar en is hetzelfde onder oud en nieuw testament; bij de orthodoxen is geen ander verbond van zaligmakende genade bekend. Maar vervolgens wil hij onderscheiden: a. daadwerkelijke opwekking alleen voor de uitverkorenen; b. blote belijdenis algemeen in de zichtbare kerk. M e n kan niet aannemen, dat G o d nu meer dan voorheen innerlijke verplichtingen legt en innerlijke beloften geeft. Uit het uitwendig verbond vloeit een speciale sanctitas voort. Als tekstgetuigen bij uitnemendheid noemt hij 2 Petr. 2 : 2 0 , 21 en Hebr. 10:29. De vooronderstelling van geloof gaat niet bij alle kinderen o p en uit de praktijk blijkt, dat G o d o p verschillende leeftijden roept. Het laatste gedeelte van de monografie handelt over het ,,in Christus geheiligd" uit het doopsformulier. k Marck vermeldt verschillende pogingen o m aan deze uitdrukking te ontkomen. „Geheiligd moeten w o r d e n " maakt er een onzekere voorwaarde van; „geheiligd moeten of kunnen w o r d e n " geeft geen nadere

Dit artikel werd u aangeboden door: Willem de Zwijgerstichting

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1961

Reformatorische stemmen | 56 Pagina's

Het heiligheidsbegrip in de theologie der Reformatie - pagina 50

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1961

Reformatorische stemmen | 56 Pagina's