Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het heiligheidsbegrip in de theologie der Reformatie - pagina 42

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het heiligheidsbegrip in de theologie der Reformatie - pagina 42

1. De eerste Reformatoren...Luther - Zwingli en Bullinger - Calvijn...2. De Reformatoren van de tweede generatie...Ursinus - Olevianus - Junius - Chamierus...3. De Nederlandse Reformatorische Theologie...Synopsis Puroris Theologiae - Franciscus Gomarus - Gijsbertus Voetius - Johannes à Marck...

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

onderscheiden in begonnen of onvolmaakte, die met dit leven overeenkomt, wegens de tegenstand van het vlees tegen de Geest, Gal. 5, en de absolute of volmaakte, die aan het hogere leven eigen is. De heiligheid der gelovigen, in dit leven begonnen, is zeker niet een heiligheid ,,naar de gestrengheid der wet (die ook het minste gebrek veroordeelt), m a a r n a a r de genade van het evangelie, d.i. de begonnen heiligheid wordt onschuldig en volmaakt geoordeeld . . . in Christus, in wie de heiligen ingeplant zijn". Christus aandoen heeft dubbele betekenis: „door mystieke unie, door het geloof" en vervolgens „door sanctificatio van de geest, door liefde". Deze laatste omschrijft hij d a n : „er is tweeërlei soort heiligheid, de ene uitwendig, de andere inwendig. De uitwendige bestaat in de uitwendige roeping tot de zichtbare kerk Gods . . . in welke zin heel het volk der Israelieten door de profeten o p verschillende plaatsen een heilig volk genoemd wordt; de innerlijke ware heiligheid is tweevoudig: toegerekende en inklevende. De eerste is volmaakte heiligheid van Christus, die de onze is door rechtvaardigmaking door het geloof. De tweede is de uitwerking van Christus door zijn Geest en, in ons begonnen, de wedergeboorte en heiligheid van de geest, de wil en de affecten" 2 2 0 ). Het naaste doel van de causa efficiens van de verkiezing is de sanctificatio van de Geest (menselijke geest, 1 Petr. 3 : 4 of de Geest Gods, 2 Thess. 2 : 1 3 ) , waarbij Gomarus het laatste passender vindt. Vervolgens kiest voor de opvatting van de sanctificatio als afzondering van het algemeen tot het goddelijk gebruik. Is er nu gehoorzaamheid van Christus of van de gelovigen bedoeld? Voor het laatste pleit het volgende: „ w a n t de n a a m sanctificatio algemeen gebruikt, omvat wedergeboorte en rechtvaardigmaking, zoals de wedergeboorte twee delen heeft: de gave van geloof en liefde . . . het geloof waardoor het evangelie en de liefde, waardoor de wet volgens het evangelie gehoorzaamd wordt; zoals het evangelie niet alleen geloof, m a a r ook de gehoorzaamheid van een heilig leven verlangt 2 2 1 ). De apostel noemt de gelovigen heiligen, „ o m d a t ze heilig zijn door de toegerekende heiligheid van Christus door het geloof nl. door algemene uitwendige roeping door het Woord en de Sacramenten tot de zichtbare kerk en door de innerlijke krachtdadige roeping door de Geest tot geloof en liefde" 2 2 2 ). Ook 223 ) noemt hij „de uiterlijke heiligheid door het Woord Gods" en de „innerlijke heiligheid", die tweevoudig is: „volmaakte heiligheid van Christus, het H o o f d " en de „begonnen en onvolmaakte, die ons aankleeft". Over het „staande in de heilige plaats", M a t t h . 24:25, zegt G o m a r u s : „ge kunt het beter vertalen „ n a a r de tempel toegekeerd" d a n „in de tempel" 2 2 4 ). De Geest bidt n a a r de wil Gods voor de heiligen, „die heilig zijn op volmaakte wijze in Christus door goddelijke toerekening en in zichzelf in beginsel door de gave der sanctificatio" 2 2 5 ). Deze heilige is de homo novus 2 2 8 ). Het betekent, „ d a t de zonde zonder twijfel voor een groter deel vernietigd is en zijn heerschappij (zij het ook, d a t er tegenstand overblijft) opgeheven, opdat hij niet meer al te zeer heerse, R o m . 6 " . Dit heilig geldt ook van de kinderen uit christelijke ouders 2 2 7 ).

'") »') •») »»)

pg. pg. pg. pg.

572 a. 685 a. b. 594a. 524a.

'") •") •») "')

pg. pg. pg. pg.

128a. 418a. 117b. 147b.

Dit artikel werd u aangeboden door: Willem de Zwijgerstichting

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1961

Reformatorische stemmen | 56 Pagina's

Het heiligheidsbegrip in de theologie der Reformatie - pagina 42

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1961

Reformatorische stemmen | 56 Pagina's