Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het heiligheidsbegrip in de theologie der Reformatie - pagina 40

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het heiligheidsbegrip in de theologie der Reformatie - pagina 40

1. De eerste Reformatoren...Luther - Zwingli en Bullinger - Calvijn...2. De Reformatoren van de tweede generatie...Ursinus - Olevianus - Junius - Chamierus...3. De Nederlandse Reformatorische Theologie...Synopsis Puroris Theologiae - Franciscus Gomarus - Gijsbertus Voetius - Johannes à Marck...

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Afgewezen wordt de opvatting, d a t de sacramenten ex opere operato uit kracht van de uitwendige d a a d zelf genade overdragen. Verworpen wordt ook de opvatting, d a t de wederbarende werking van de Geest in het water plaats heeft of in de doophandeling de wedergeboorte pas begint, „ w a n t dit strijdt met alle plaatsen in de Schrift, waarin geloof en bekering en derhalve ook het begin en het zaad der wedergeboorte in degenen, die gedoopt moeten worden vóór vereist w o r d t : de causa efficiens kan toch niet later zijn d a n het effect?" De onderscheiding v a n de doop van volwassenen als teken en zegel van ontvangen wedergeboorte en voor de kinderen als instrument van de beginnende wedergeboorte is van geen waarde, ,,want behalve d a t voor dit onderscheid geen enkel argument in de Schrift te vinden is, die slechts één soort doop, kent, gaan juist die plaatsen, die ze aanvoeren ( R o m . 6; Gal. 3; Eph. 5; Tit.3) voor dit gevoelen eigenlijk en onmiddelijk over hen, die reeds volwassen zijn en eerst op volwassen leeftijd gedoopt waren, zoals d a t uit deze plaatsen zelf duidelijk is". „ D e werkzaamheid van de doop verbinden wij derhalve niet met dat moment, waarop het uitwendig water het lichaam aanraakt, m a a r wij zoeken tevoren in allen, die gedoopt moeten worden, met de Schrift geloof en bekering althans n a a r het oordeel der liefde: en dat zowel in de verbondskinderen, in welke uit kracht van de goddelijke zalving en het evangelisch verbond het zaad en de Geest van geloof en bekering, n a a r wij beweren, gesteld moeten worden; als in de volwassenen, in welke de dadelijke uiting van geloof en bekering noodzakelijk is. Vervolgens zoals het zaad, d a t in de a a r d e geworpen wordt niet altijd op hetzelfde ogenblik tot groei komt, m a a r wanneer regen en hemelse groei er bij komt, zo is noch het Woord noch het teken van het Sacrament altijd o p zijn eerste moment werkzaam, m a a r eerst op die tijd, wanneer de zalving van de Heilige Geest er bij komt". „ D a a r echter deze belofte niet absoluut is, m a a r verbonden met de voorwaarde van geloof en bekering, volgt (daaruit), dat deze genade alleen verzegeld wordt aan de gelovigen en degenen, die zich bekeren en derhalve ook de tekenen niet onwaardig zijn voor die ze misbruiken, zoals de apostel zegt, 1 K o r . 1 1 : 2 9 " (thes. X X X I ) . Het effect van de doop is niet beperkt tot de vergeving van de zonden vóór de doop en de Schrift kent geen ander sacrament van boete d a n de doop. M e n beroept zich t.a.v. de kinderen der gelovigen op Gen. 17 en voegt d a a r a a n toe: „ D e plaats E p h . 5 : 2 6 is wel zeer verhelderend om d a t te bevestigen, w a a r de apostel zegt, d a t Christus zijn kerk liefgehad heeft en zich voor h a a r heeft overgegeven, h a a r reinigend door het waterbad in de d o o p " . Uitgesloten van de doop zijn de kinderen van hen, die van het verbond geheel vervreemd zijn. Men 2 1 4 ) richt zich meer rechtstreeks tegen de heiligenverering: ,Derhalve zijn geheel tot het bijgeloof behorend die vreemde reizen van de Pauselijken n a a r het graf van de Heer of andere verafgelegen plaatsen ingesteld om te bidden . . . " „Vervolgens weten noch de engelen noch de sterfelijke mensen onze innerlijke nooddruften, daar ze geen hartenkenners zijn en wij ook niet bij de engelen of de gestorven heiligen of zij bij ons aanwezig zijn; alhoewel deze zelf genoeg moeite hebben met de afloop van hun eigen heil en gene in hun

"«) id. disp. XXVI.

Dit artikel werd u aangeboden door: Willem de Zwijgerstichting

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1961

Reformatorische stemmen | 56 Pagina's

Het heiligheidsbegrip in de theologie der Reformatie - pagina 40

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1961

Reformatorische stemmen | 56 Pagina's