Naar een Petrusdienst - pagina 47

zijn aangesteld. W a a r m e d e natuurlijk een latere vervanging door J a c o b u s als leider vanzelf vervalt. Petrus b e h o o r d e als eerste belijder in historische zin stellig tot de diepste grondlaag van het geestelijk huis der gemeente, w a a r n a met latere gelovigen als levende stenen door Jezus zelf zou worden voortgebouwd. M a a r het is een gewilde constructie, als m e n zegt, dat ook de latere leiding der gemeente telkens opnieuw als f u n d a m e n t zou moeten fungeren. H e t f u n d a m e n t der gemeente behoeft toch niet in elke bisschop van R o m e opnieuw f u n c tioneel te worden gemaakt? N a het leggen van de hoeksteen Christus en de met Hem v e r b o n d e n fundering mogen we toch op het enig f u n d a m e n t Jezus Christus blijven voortbouwen? D e derde vraag van Prof. Kling luidt: Is de bisschop van R o m e de opvolger in het primaat van Petrus? 4 2 O o k hier heeft het V a t i c a n u m I zich van elke Schriftuurlijke bewijsvoering o n t h o u d e n en zich beperkt tot het poneren van de stelling, wederom met de gebruikelijke bedreiging (anathema sit) er bij. H e t gaat niet o m de vraag, of Petrus in R o m e is geweest en daar de marteldood heeft ondergaan, noch of hij de gemeente aldaar, met of zonder Paulus, zou hebben gesticht, m a a r om de vraag, of Petrus de bisschoppen van R o m e als zijn wettige opvolgers zou hebben aangesteld, als m o n a r c h e n over de hele kerk, als zijn gemachtigden, bekleed met alle bevoegdheden, die hijzelf van Christus in Caesarea Filippi zou hebben ontvangen. Niet ten onrechte komt Kiing hier met vele moeilijkheden aandragen. Wij weten niet, zo schrijft hij, 'wat precies de activiteit van Petrus te R o m e was en of hij de romeinse gemeente wel geleid heeft, hetgeen bij Petrus evenmin als bij Paulus verondersteld mag worden als vanzelfsprekend' 4 3 . Juist 1 Clemens het 'oudste en belangrijkste getuigenis voor het verblijf en de dood van Petrus te R o m e ' kent 'geen monarchaal episcopaat, noch te Korinthe, noch te R o m e ' . Dit geschrift maakt het 'moeilijk te bewijzen, hoe Petrus een monarchale bisschop als opvolger kon hebben'. Ignatius kent wel monarchale bisschoppen in Klein-Azië, maar spreekt in zijn brief aan de R o meinen geen bisschop aan. D e bisschopslij sten zijn reconstructies uit de tweede eeuw; de eerste nauwkeurige datering van

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen