Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Reformatorische Stemmen; Verleden en Heden - pagina 146

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reformatorische Stemmen; Verleden en Heden - pagina 146

1. Christelijk belijden in en met het oog op onze tijd: een moeilijke en een blijde taak! - ds. D.H. Borgers...2. De val van Antwerpen (1585), Marnix van Sint Aldegonde en de nieuwere geschiedschrijving - dr. R.H. Bremmer...3. Om de waarheid van het Evangelie. Galaten 2:11-14 in de uitleg van Luther en Calvijn - dr. A. Noordegraaf...4. Calvijn over de vervulling van de oudtestamentische beloften - drs. K. Exalto...5. De kinderdoop bij Calvijn - ds. D. Rietdijk...6. Ethiek bij Calvijn - prof. dr. W.H. Velema...

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

door hun naburen. Eerst werd de tempelbouw verhinderd, toen allerlei andere kwellingen en tenslotte werden zij op een tirannieke wijze onderdrukt door de syrische koningen. Ja, en tóch is Gods belofte vervuld. Hoor maar. 'Zo dikwijls de profeten over de terugkeer van het volk profeteerden, strekten zij hun onderricht uit tot heel het Koninkrijk van Christus. Want de verlossing uit de ballingschap was niets anders dan het begin van Gods genade. God begon dus het werk van de waarachtige en bestendige bevrijding, toen Hij het volk in het vaderland terugbracht, maar Hij schonk slechts een geringe smaak (gustus) van zijn barmhartigheid. Daarom moet deze profetie evenals andere soortgelijke profetieën tot het Koninkrijk van Christus uitgebreid worden.' Het woord gustus, voorsmaak, komen wij ook in Calvijns commentaar op Jeremia 31:38-40 tegen. In deze pericoop vinden wij de belofte van de herbouw van de stad Jeruzalem, met de woorden 'er zal niets meer uitgerukt, noch afgebroken worden in eeuwigheid.' Calvijn merkt hierbij op: 'De hoofdgedachte is dat God nog zorg zal dragen voor de stad, zodat de tempel als het ware Zijn koninklijke troonzetel en het aardse heiligdom zal zijn. Verder, als de profeet verzekert dat de uitgestrektheid van de stad niet minder zal zijn dan zij geweest is, trekken wij daaruit de conclusie dat deze profetie noodzakelijk op het koninkrijk van Christus betrokken moet worden.' Het woord 'noodzakelijk' motiveert Calvijn met de constatering dat Jeruzalem, na de terugkeer der Joden, vóór de komst van Christus nooit meer de heerlijkheid en uitgestrektheid heeft gekregen als onder David en Salomo. 'Het is dus nodig te komen,' zegt hij, 'tot de geestelijke staat van de stad en deze belofte uit te leggen van de genade die geschied is door de komst van Christus.' Laat Calvijn het hier nu bij? Neen, in het uiterlijk aanzien van de stad tot op de komst van Christus hebben de uit Babel weergekeerde Joden een gustus, een voorsmaak, genoten van wat later, in de heilstijd komen zou. Als troost voor de kerk van alle eeuwen voegt Calvijn hier aan toe: 'Overigens leert deze plaats dat de Kerk eeuwig zal blijven en dat er, hoewel God toestaat dat ze van alle kanten zwaar verwoest wordt, toch altijd enig zaad over zal zijn, zolang de zon en de maan aan de hemel schijnen en de orde der natuur werkzaam zal zijn; zodat alle elementen en alles wat wij met de ogen mogen aanschouwen getuigenis geven van de eeuwigheid van de Kerk, namelijk dat zij nooit ophouden zal te bestaan, omdat, ook al bedreigt de satan, en heel de wereld, haar dagelijks met de ondergang, God haar toch wonderlijk tot het einde toe zal bewaren, zodat zij in eeuwigheid niet ondergaat.' Over de aard van de vervulling van Gods beloften heeft Calvijn zich ook uitgesproken in zijn commentaar op Joel 2:30-31, de tekst die spreekt over de tekenen die geschieden zullen in het laatste der dagen. Reeds hebben wij vernomen hoe Calvijn de woorden 'vuur', 'duisternis' en 'bloed' opvatte. Na daarover gesproken te hebben werpt Calvijn zelf een

Dit artikel werd u aangeboden door: Willem de Zwijgerstichting

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989

Reformatorische stemmen | 238 Pagina's

Reformatorische Stemmen; Verleden en Heden - pagina 146

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989

Reformatorische stemmen | 238 Pagina's