Reformatorische Stemmen; Verleden en Heden - pagina 225
1. Christelijk belijden in en met het oog op onze tijd: een moeilijke en een blijde taak! - ds. D.H. Borgers...2. De val van Antwerpen (1585), Marnix van Sint Aldegonde en de nieuwere geschiedschrijving - dr. R.H. Bremmer...3. Om de waarheid van het Evangelie. Galaten 2:11-14 in de uitleg van Luther en Calvijn - dr. A. Noordegraaf...4. Calvijn over de vervulling van de oudtestamentische beloften - drs. K. Exalto...5. De kinderdoop bij Calvijn - ds. D. Rietdijk...6. Ethiek bij Calvijn - prof. dr. W.H. Velema...
55) 56) 57) 58)
2 Corinthiërs 3:1 (C.O. 50, 36). C.O. 31, 39 (derde preek over 1 Timotheus, I: 5-7); Rom. 12:13 (C.O. 27, 242). Institutie IV, 13, 1 ( 0 . 5 . V, 238). Institutie II, 7 ( 0 . 5 . III, 326) dat de wet niet zonder Christus is geweest. Men zie hiervoor ook mijn Wet en evangelie. Kampen 1987,44-50. Men zie ook C.O. 41, 546. Alle vermaningen welke in de Heilige Schrift tot ons gericht zijn, zijn evenzovele getuigenissen van G o d s goedertierenheid, Kolfhaus, a.w., 118, noot 3. 59) Institutie, t.a.p. 60) Institutie II, 8 , 5 ( 0 . 5 . III, 346). V o o r d e kennis van het begrip gerechtigheid bij Calvijn is inzichtgevend de studie van J. Baur, Gott. Recht und Weltliches Regiment im Werke Calvins, Bonn 1965. O p Baur gaat terug Th. Eloff in zijn te Potchefstroom verschijnende dissertatie: Die Staatsowerheid en geregtigheid, 28-35. 61) Institutie II, 8, 6 ( 0 . 5 . III. 348). 62) Institutie II, 8, 11 (0.5. III, 352). Men leze deze hele paragraaf. 63) Institutie II, 7, 3 ( 0 . 5 . III, 329). Vergelijk II, 7, 6 ( 0 . 5 . III, 332). G o d s gerechtigheid herinnert ons aan onze eigen ongerechtigheid, stelt ons ervan in kennis, overtuigt en veroordeelt ons. 64) Vgl. Kolfhaus, a.w.. 121, noot 6. 65) Commentaar op Mattheüs 5:17 ( C O . 45, 170 v.). 66) Commentaar op Efeze 4:24 (C.O. 51,208) Wallace, a.w.. 107, noot 4; Efeze 2:24 aldaar moet zijn 4:24. Men zie ook commentaar op 2 Corinthiërs 3:18 (C.O. 50, 36). 67) De bedoeling van de wedergeboorte is dat in het leven der gelovigen blijke een evenredigheid van overeenstemming tussen Gods gerechtigheid en hun gerechtigheid. Dit is het herstel van het beeld van G o d , Efeze 4:24 (C.O. 51, 208). 68) Commentaar op Genesis 1:21 (C.O. 23,23). Ook uit Colossenzen 3:10(C. O. 52,121)de opmerking dat de mens de wijsheid en de gerechtigheid G o d s als in een spiegel voor ogen stelt. Cf. Psalm 15:4(C.O. 31,145)en8:7(C.O. 31,94). Ook Romeinen 11:36(C.O. 49, 232) en Wallace, a.w.. 111, noot 4 met verwijzing naar C.O. 23, 26). 69) Institutie II, 7, 6 (O.5. III, 332). 70) Institutie II, 7, 10 (O.S. III, 335). 71) Institutie II, 7, 12 ( 0 . 5 . III, 337). 72) Vergelijk G.C. Berkouwer, De algemene Openbaring. Kampen 1951, 169-172, waar Berkouwer eraan herinnert, dat ook bij Calvijn de gedachte van de overmacht en de klaarblijkelijke goedheid te vinden is. Zie blz. 169, noot 113, naar aanleiding van Romeinen 2:14. Het is voor ons de vraag of Berkouwer zijn mening over de overmacht en de klaarblijkelijke goedheid niet in Calvijn inleest. Dat Calvijn het feit dat God Zich met mensen bemoeit heeft geconstateerd is duidelijk. Of het door de overmacht van Gods goedheid is dat de heidenen onderscheiden tussen misdaad en deugd, zegt Calvijn niet met zoveel woorden. 73) Zie hiervoor mijn: Wet en evangelie, 1987,134-137. Voordit onderwerp is belangrijk het opstel van R.C. Doyle, The Preaching of Repentance in John Calvin - Repentance and Union with Christ, in: P.T. O'Brien, God Who is rich in Mercy, Essays presented to Dr. D B. Knox, Grand Rapids 1986, 287-321. 74) Vgl. hierbij Institutie II, 7, 2 (O.5. III, 328)en W. Krusche.ö.u.. 196-202 en mijn in de vorige noot a.w., 135-137. 75) Institutie III, 7 (O.S. IV, 151). 76) Institutie III, 8 ( 0 . 5 . IV, 161). 77) Institutie III, 7, 1 ( 0 . 5 . IV, 151). 78) Institutie, t.a.p. 79) Institutie III, 7, 2 (O.S. IV, 152). 80) Zie hierboven noot 17 en het betoog van Bockmühl, waarnaar verwezen wordt in de noten 11-29. 81) Institutie III, 7, 3 (O.5. IV, 153). 82) Als voorbeeld zij genoemd het commentaar op Micha 6:8 (C. O. 43,394). Voor Calvijns visie op de wet is ook belangrijk T.H.L. Parker, Calvin's Old Testament Commentaries,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989
Reformatorische stemmen | 238 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989
Reformatorische stemmen | 238 Pagina's