Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vrij of gedwongen?; Erasmus, Luther en Augustinus over de vrije wilskeuze - pagina 41

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrij of gedwongen?; Erasmus, Luther en Augustinus over de vrije wilskeuze - pagina 41

1. Erasmus' Gesprek of onderhoud over de vrije wil (1524)...2. Luthers De slaafse wil (1525)...3. Augustinus over de vrije wilskeuze...4. Balans...

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

ter geheel onder de verantwoordelijkheid van de mens: "Het zijn niet de zaken zelf die we moeten aanklagen, maar de mensen die de zaken verkeerd gebruiken" (I,XV,33). Het 'waar komt het kwaad vandaan?' werd "vanwaar komt het, dat wij kwaad doen?" (1,111,6). In zijn antwoord wees hij de vrije wilskeuze als de enige oorzaak van het kwaad aan (I,XVI,34-35). Kort gezegd stelde Augustinus tegenover de gnostieke ontologisering van het kwaad de antropologisering ervan. Om de manicheeƫrs elke verontschuldiging voor morele laksheid of immoraliteit te ontnemen, kende hij met wijsgerig optimisme zoveel vrijheid aan het menselijk handelen toe, dat Pelagius zich later op De vrije wilskeuze beriep om te bewijzen dat de bisschop van Hippo zelf pelagiaanse standpunten had verkondigd. Voor Augustinus was dat aanleiding, in zijn Nalezingen bij De vrije wilskeuze uit 426-427 zijn uitspraken hier en daar te retoucheren en toe te snijden op de controverse met Pelagius. De theoloog In De Geest en de letter, het meest gedrukte en vertaalde geschrift uit diens anti-pelagiaanse oeuvre, bracht Augustinus de vrije wil niet langer in verband met het kwaad of de theodicee (de rechtvaardiging van God ten opzichte van het kwaad), maar met de rol en betekenis van de genade (1,1 ). Voor de anti-manichese Pelagius bestond Gods genade in de natuurlijke vermogens van verstand en vrije wil, die God bij de schepping, dus al voor de zondeval, aan de mens verleend had. Deze scheppingsgenade stelde de mens in staat, zijn doel als beeld van God te verwerkelijken door de zonde te mijden. Adams zonde had door haar negatieve aantrekkingskracht wel diepingrijpende gevolgen ("zodat allen tot verdoemenis lijken te zijn geboren" 3 2 ), maar nam de natuurlijke vermogens niet weg. Van een passief overerven van zonde en schuld was geen sprake: zonde bestond in toegeven aan de verleiding Adam na te volgen. Maar met zijn vrije wil kan, j a moet de mens het in de dekaloog en door de tweede Adam gegeven voorbeeld navolgen en zo zijn eeuwige bestemming bereiken. De genade kon daarbij helpen, maar was als verlossingsgenade evenals Christus' kruisdood ter verzoening misbaar. In zijn goedheid wilde God het behoud van alle mensen; dezen moesten zich Gods genadige goedheid waardig tonen door een goed leven te leiden. De mens was daarmee uiteindelijk verantwoordelijk voor eigen (on)heil: goddelijke interventie in menselijke beslissingen zou de integriteit van de mens compromitteren. Aan de uit een puissant rijke Romeinse familie afkomstige Demetrias schreef Pelagius in 413:

Dit artikel werd u aangeboden door: Willem de Zwijgerstichting

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 2004

Reformatorische stemmen | 58 Pagina's

Vrij of gedwongen?; Erasmus, Luther en Augustinus over de vrije wilskeuze - pagina 41

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 2004

Reformatorische stemmen | 58 Pagina's