Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over het kleuteronderwijs van nu en de toekomst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over het kleuteronderwijs van nu en de toekomst

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

VOORAFOp 15 oktober 1973 hield de sektie Kleuter-en Basisonderwijs van de GOLV een vergadering, waarin het kleuteronderwijs centraal stond. In deze bijeenkomst werd een referaat gehouden door mevr. Th. J. Semplonius uit Oegstgeest, werkzaam als inspektrice bij het kleuteronderwijs.Hierbij plaatsen wij deze lezing, die ingaat op de toekomstige school, waarin zowel kleuter-als basisonderwijs één geheel zullen zijn.Tevens worden kanttekeningen gemaakt bij de situatie in het huidige kleuteronderwijs, de speelleerklas en het feitelijke doel van kleuteronderwijs.

door mevr. Th. J. Semplonius,

Als u de troonrede hebt gelezen zult u weten, dat de nieuwe minister van Onderwijs en Wetenschappen, de heer Van Kemenade, een nieuwe wet op het basisonderwijs wil voorbereiden, waarin het kleuter-en lager onderwijs worden samengetrokken en een nieuwe school ontstaat voor kinderen van 4 tot 12 jaar.

• UITGANGSPUNTEN NIEUWE SCHOOL VOOR BASISONDERWIJS

Deze nieuwe school zal als uitgangspunten moeten hebben:

1. kinderen uit verschillende sociale milieus dienen een gelijke kans te krijgen op deelname aan de verschillende vormen van voortgezet en hoger onderwijs;

2. het systeem van de jaarklassen dient te worden doorbroken - daarvoor in de plaats moet er een leerplanning komen die uitgaat van een doorlopende ontwikkeling, waarbij het zittenblijven wordt afgeschaft;

3. meer individualisering in het onderwijs. Er dient extra aandacht te worden besteed aan kinderen uit zwak-sociale milieus om de sociaal kulturele achterstanden weg te werken;

4. er zal ruime aandacht worden geschonken aan kreatieve en sociale ontwikkeling en maatschappelijke bewustwording;

5. de medezeggenschap van de ouders dient een belangrijke plaats in de nieuwe school te krijgen.

De minister denkt aan een nieuwe school in één gebouw onder een bestuur en met een schoolleiding.

De problemen t. a. v. de salariëring, de opleiding van het personeel, de heren bijscholing van het aanwezige personeel, de gebouwen, die niet aan de moderne eisen voldoen of te ver van elkaar verwijderd liggen etc. zullen stap voor stap moeten worden aangepakt en opgelost.

• TAAK EN WERKWIJZE VAN DE BESTAANDE KLEUTERSCHOOL

Alvorens nader in te gaan op de nieuwe geïntegreerde school is misschien een kort overzicht van de taak en werkwijze van de bestaande kleuterschool op zijn plaats, alsmede over de problemen die deze nieuwe school nodig maken. De kleuterschool was voor de 2e wereldoorlog, evenals de lagere school, streng klassikaal met veel opdrachten, doch na 1945 is, mede onder invloed van de ontwikkelingspsychologie, een grote ommezwaai gekomen.

Mensen als Bühler, A.Freud, Melanie Klein, Susan Isaacs, hebben baanbrekend werk verricht en onderzoekingen gedaan omtrent het onbewuste zieleleven en het gevoelsleven van jonge kinderen, omdat men de grote waarde hiervan inzag voor de geestelijke ontwikkeling. Zo kregen spel, lichamelijke opvoeding (kleuterg> 'mnastiek) en alle vormen van expressie en zelf experimenterend bezig zijn, hun kans in de kleuterschool. Er werd meer beweging toegestaan, de lokaalindeling met zijn speelhoeken, verplaatsbaar meubilair, werkwanden, klim-en klautermateriaal etc. vonden ingang in de scholen. Na het totstandkomen van de Wet op het Kleuteronderwijs in 1956 werden enkele noodzakelijk geachte aktiviteiten verplicht gesteld. De aktiviteiten worden geleid door bevoegd personeel.

• DOEL VAN KLEUTERONDERWUS

Het uitgangspunt van de kleuterschool is de kleuter te stimuleren in zijn exploratiedrang, waarbij hij een steeds groter wordende zelfstandigheid ontwikkelt t. o. v. de hem omringende wereld.

Het is de taak van de kleuterschool de kleuter een zodanige omgeving aan te bieden dat naast veiligheid en liefde, de kleuter gelegenheid krijgt in een ruimte om zich te bewegen, tot

1. het leren hanteren van de taal

2. tot imitatie, identifikatie, exploratie en kreatie

3. het leggen van sociale kontakten met volwassenen en leeftijdgenootjes

4. waarnemen (visueel, auditief)

5. zelfstandig worden.

HET SPEL CENTRAAL

In de kleuterschool staat het spel centraal omdat de kleuter al spelend (dit is eigenlijk lerend) de wereld ontdekt. Via het spel beleeft de kleuter kleur, vorm, klank en door middel van imitatie en identifikatie, maar ook vooral door kreatief scheppend bezig te zijn, vormt het kind zich een beeld van de mensen, dieren, dingen; door het spel raakt het kind vertrouwd met de ruimte, spel voert tot oefening, bewustwording, lichaamsbeheersing.

De kleuterleidster tracht tijdens de kleuterperiode leiding te geven en mogelijkheden te bieden bij de

funktionele ontwikkeling (motoriek - waarnemen)

emotionele ontwikkeling (spelboeken, alle vormen van kreatief bezig zijn)

intellektuele ontwikkeling (taal, denken, ervaringen ordenen)

sociale ontwikkeling (samenwerken in groepjes, uitvoeren van opdrachten)

algemene ontwikkeling en kultuuroverdracht (projekten).

• TEKORTEN IN DE ONTWIKKEUNG VAN DE KLEUTER

Hoewel het kleuteronderwijs n^ 1950 steeds beter aansluit bij de wezenlijke behoeften van de kleuters, en hem veel gelegenheid geeft tot spel, bewegen, kreatief bezig zijn, treedt er vanuit het lager onderwijs grote verontrusting op over het grote aantal zittenblijvers in de eerste klas (11%) en het grote aantal leerlingen met leermoeilijkheden (33%).

Onderzoekingen bevestigen dat er iets mis is met vele zesjarigen, die zowel verstandelijk, sociaal, emotioneel, in ruimtelijk inzicht, taal, taakbekwaamheid en konsentratie, waarnemen, in geordend denken en werken, falen. Uit onderzoekingen blijkt eveneens dat een deel van deze tekorten is terug te voeren tot een gevolg van onze hedendaagse leefwijze: bewegingsarmoede, spelarmoede, speltekorten (onvoldoende of onvolledig gespeeld) onder veel jonge kinderen door kleine behuizing, lawaai, passief vermaak, gebrek aan tijd en aandacht van volwassenen.

Vroeger werden kinderen opgenomen in de wereld der volwassenen. Er bestond een open relatie tussen volwassenen en kinderen. De deur stond open in werkplaats, straat, huis - ziekte, dood, gehandikapten - niets werd verborgen gehouden voor de kinderen. Met het ontstaan van fabrieken, machines, apparaten, gingen werkplaatsen dicht, de straat werd onveilig, huizen werden gesloten, ergens in de lucht wonen velen in een laatje, dat via trap of lift te bereiken is, moeders werken buitenshuis.

Onze kinderen vinden thans een gesloten volwassen wereld. Er is een duidelijke tendens tot infantilisering en delegeren (crèches, peuterspeelzalen). Wil een kleuter groeien naar volwassenheid dan moet hij volwassenen vinden die hem leiden om via konkrete levenssituaties en vanuit die beleving, deze ervaringen al spelend te laten verwerken en via imitatie, identifikatie, exploratie en kreatie zijn denk-spraakstrukturen te vormen, de wereld te ontdekken, er mee om te gaan.

Wanneer nu onze tijd die levensechte situaties afremt, zullen onze kleuters steeds meer speelgoed (ontwikkelingsmateriaal) nodig hebben om hen te helpen in te groeien in de volwassen wereld.

• TEKORTEN IN HET HUIDIGE KLEUTERONDERWIJS

In de na-oorlogse veranderde instelling van het kleuteronderwijs, waar de kleuter door de individuele benadering, het werken naar eigen keuze tijdens een groot gedeelte van de dag, waar ook wel eens teveel aan het toeval wordt overgelaten, waar te weinig eisen worden gesteld, te weinig drang wordt uitgeoefend om een werkje af te maken, de waardering te weinig kritisch is, is ook een tekort aan een systeem.

De kleuterschool na 1945 heeft te sterk de nadruk gelegd op de vrije expressie en kreativiteit als reaktie op het strenge klassikale, maar vergat dat het jonge kind wel degelijk impulsen en indrukken moet opdoen, wil hij deze kunnen omzetten In aktiviteiten.

Er wordt nu vaak te weinig stimulans en leiding gegeven bij het oefenen van vormen en stmkturen.

• DE SPEELLEERKLAS ALS OPLOSSING?

Als oplossing voor het te groot aantal kleuters, dat aanpassingsmoeilijkheden vertoonde in het lager onderwijs, zag men de speelleerklas, die in haar gematigd onderwijsprogram aan 6-jarigen ruimte schept voor aktiviteiten die de aansluiting bevorderen. Deze speelleerklas tracht tegemoet te komen aan de bewegingsdrang, staat een grotere mate van vrijheid toe, een losser klasseverband, men vindt er vormen van gedifferentieerd bezig zijn, groepswerk naast individuele bezigheden, spel en kreativiteit.

De speelleerklas blijft echter een pogen, een eerste stap, maar het lost in wezen de problemen rond de aansluiting niet op.

Het is meer een gewijzigde didaktische aanpak, een langzamer, aangepast programma, maar organisatorisch en struktureel lost het niets op.

Nog steeds gaan 6-jarigen midden in hun ontwikkelingsfase van de ene onderwijsvorm naar de andere; naar andere gebouwen; naar personeel met verschillende voor-en beroepsopleiding; met andere verwachtingspatronen. Dikwijls ook zien we in de speelleerklas speelmateriaal dat de kleuter al lang beheerst of zou moeten beheersen, veel materiaal is te gemakkelijk voor de intelligentste en vlugge leerling, vaak zijn het zinloze opgaven voor kinderen bij wie voorstellings-en begripsvorming onvoldoende zijn ontwikkeld (lotto's, puzzels, telspelletjes e. d.).

• EÉN SCHOOL VOOR KLEUTER-EN LAGER ONDERWIJS

Een betere oplossing zou zijn het onderscheid tussen kleuter-en lagere school te laten wegvallen en de kleuter, zodra hij onderwijsgeschikt is (+ 4-5 jaar) naar school te sturen en een programma aan te bieden, waar, naast het voldoen aan emotionele, sociale en kreatieve behoeften, ook de nodige stimulans wordt gegeven voor de intellektuele ontwikkeling. Deze oplossing wordt thans voorbereid en zal op een aantal proefscholen worden getoetst.

Hoe kunnen we nu in onze eigen situatie toch meedoen en meedenken, ook al behoren we niet tot de uitverkorenen, die als eersten mogen starten met deze nieuwe vorm van onderwijs?

In de eerste plaats moet er een intensief kontakt worden gelegd tussen het personeel van de kleuter-en de lagere school, zodat men eikaars werkwijze, aanpak en leerplannen leert kennen. Er kunnen gezamenlijke personeelsvergaderingen worden belegd, zodat men vertrouwd raakt met eikaars onderwijssituatie e.d. De kleuterleidster zou in een rapportage de vorderingen in motoriek, taal, begripsvorming, waarnemen en sociale vorming dienen vast te leggen en te bespreken met de onderwijzeres van de eerste klas. In gezamenlijke besprekingen zou een programma kunnen worden opgesteld waarbij de leerstof begint bij het vierjarige kind. Het bezoeken van eikaars scholen, zodat de kleuters kennis maken met de sfeer in de lagere school en met het personeel.

Slechts wanneer de onderwijzeres uit de eerste klas doorgaat op datgene wat de kleuterleidster heeft ingebracht bij de kleuter, is er sprake van een doorlopende ontwikkeling. De nieuwe basisschool zal echter gaan funktioneren wanneer kinderen, ongeacht hun leeftijd, leerstof krijgen aangeboden, die afgestemd is op hun ontwikkelingspeil.

We kunnen echter op dit moment niet vaststellen, noch voorspellen hoe het onderwijs aan kleuters in de ontwikkelingsfase van 4-8 jaar in de nieuwe basisschool zal geschieden.

Wel zullen we er zorg voor moeten dragen dat we een omgeving scheppen waarin de kleuters volop gelegenheid krijgen hun wereld te ordenen en te verkennen via beweging, spel en kreativiteit. Met klem willen we er nog eens op wijzen dat jonge kinderen leren via handelend bezig zijn in reële situaties met konkreet materiaal, in door de leidster steeds nieuwe gekreëerde situaties.

Het meest geestdodende werkje doet een kleuter graag voor de leidster, doch hij leert wanneer hij er emotioneel bij betrokken is en de opdracht aansluit bij zijn leefwereld; bovendien moet de opdracht ruimte laten voor de exploratie en kreatie. Alleen dan komt een kind tot ordening van ruimte, tijd, kwantiteiten, begrippen en objekten en door de diverse situaties en aktiviteiten te verwoorden - tot taaibegrip.

De minister geeft het beleid aan, doch veel zal afhangen of U bereid bent mee te denken - U kritisch opstelt t. a. v. nieuwe didaktische werkvormen en/of materialen, die niet passen in de ontwikkelingsfase waarin de kleuter zich bevindt.

De nieuwe school mag onder geen beding inhouden dat kleuters te vroeg worden gekonfronteerd met het aanleren van de kulturele vaardigheden en/of leersituaties.

Laten we waken over onze kleuters en hen in hun meest kwetsbare periode volop kleuter laten zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

De Reformatorische School | 48 Pagina's

Over het kleuteronderwijs van nu en de toekomst

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

De Reformatorische School | 48 Pagina's