Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vormingswerk:  Uitgangspunten en aanzet  tot programmering - I-

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vormingswerk: Uitgangspunten en aanzet tot programmering - I-

INLEIDING

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

door H. van der Wilt,

In dit artikel willen we een aantal opmerkingen maken over uitgangspunten voor vormingswerk op reformatorische grondslag. Hierbij hebben we te maken met:

* de algemene doelstelling; * de grondslag van de stichting; * bepalingen in de statuten of het huishoudelijk reglement omtrent vormingsprogramma's; * de programmavoorschriften van de Landelijke Organisatie voor Christelijk Vormingswerk (de L. O. C. V.); * de wettelijke voorschriften in het Besluit vormingswerk voor jeugdigen.

• DE ALGEMENE DOELSTELLING

Bij het vormingswerk neemt het denken en werken vanuit doelstellingen een belangrijke plaats in.

Als een van de uitgangspunten voor het programmeren door de vormingsinstituten dient volgens de L. O. C. V. in acht te worden genomen de uitgewerkte doelstelling in levensbeschouwelijk, maatschappelijk en sociaalpedagogisch opzicht, van waaruit het vormingsinstituut wil werken. Het jaarplan dat het bestuur elk jaar moet vaststellen dient ook een beschrijving te bevatten van de uitgewerkte doelstelling en visie van het instituut. Dit jaarplan dient het bestuur voor de aanvang van ieder kursusjaar aan de rayon-inspekteur van het vormingswerk en aan de Stichting L. O. CV. toe te sturen.

Het is dus van groot belang dat het bestuur en de staf zich bezinnen op de algemene doelstelling en de nadere uitwerking daarvan in konkrete werkdoelen.

In de statuten van de Stichting Protestants Christelijk Vormingswerk voor Jeugdigen te Woerden (waarvan ik bestuurslid ben) is de algemene doelstelling als volgt geformuleerd:

"Het doel van de stichting is het bevorderen van een zodanige vorming en opleiding van jeugdigen, dat zij, in overeenstemming met de grondslag der stichting^ vanuit hun situatie en mogelijkheden worden gevormd tot personen die het zich tot hun taak rekenen om al hun gaven die zij van God ontvingen, te besteden tot Gods eer en tot heil van het schepsel, in alle levensverbanden, waarin God hen plaatst. "

• DE GRONDSLAG VAN DE STICHTING

Het is niet alleen van belang een goede grondslag te hebben, maar deze grondslag moet óók funktioneren. In de statuten van bovengenoemde stichting is de grondslag als volgt omschreven:

"De stiohting staat op de grondslag van de Heilige Schrift als Gods Woord, opgevat naar de Drie Formulieren van Enigheid, zoals deze zijn vastgesteld door de Rationale Synode van Dordrecht in de jaren zestienhonderd achttien en zestienhonderd negentien."

• BEPALINGEN IN DE STATUTEN OF HET HUISHOUDELIJK REGLEMENT OMTRENT VORMINGSPROGRAMMA'S

Het Besluit vormingswerk voor jeugdigen geeft omtrent het vaststellen van de vormingsprogramma's o.m. de volgende bepaling (art, 8, lid 1):

"Het bevoegd gezag stelt, de direkteur en de vormingsleiders gehoord, met inachtneming van de voorschriften, bedoeld in artikel 34 en artikel 42, één of meer vormingsprogramma's vast en zendt deze aan de inspektie."

Bij vele "neutrale" vormingsinstituten is het opstellen van de programma's uitsluitend het werk van de direkteur en de vormingsleiders. Het vaststellen van de programma's door het bevoegd gezag is dan louter een formaliteit. Vaak weet het bestuur dan amper, wat er in het instituut gebeurt. Uiteraard zijn de direkteur en de vormingsleiders de meest deskundigen inzake het opstellen van het programma. Het bestuur echter draagt de volle verantwoordelijkheid en dient niet blindelings op de direkteur te vertrouwen. Het bestuur dient bij het vaststellen van de programma's deze te toetsen en na te gaan of doel, inhoud en karakter van de programma's in overeenstemming zijn met de algemene doelstelling en grondslag van de stichting.

Het verdient aanbeveling hieromtrent een aantal bepalingen in de statuten of het huishoudelijk reglement op te nemen. In de statuten van de Stichting Protestants Christelijk Vormii^swerk voor Jeugdigen te Woerden zijn ongeveer *) de volgende bepalingen omtrent vormingsprogramma's opgenomen:

"Het jaarplan en de afzonderlijke vormingsprogramma's worden opgesteld door de direkteur na overleg met het pedagogisch personeel en worden vastgesteld door het algemeen bestuur. Het algemeen bebestuur ziet er hierbij in het bijzonder op toe dat doel, inhoud en karakter van de programma's in overeenstemming zijn met de algemene doelstelling en grondslag van de stichting."

"Het algemeen bestuur behoudt zich het recht voor richtlijnen te verstrekken voor het opstellen van het jaarplan en de afzonderlijke programma's of reeds opgestelde programma's in die zin te wijzigen zoals in de algemene doelstelling en de grondslag is bedoeld."

*) Letterlijk luiden de bepalingen iets anders, maar hier is door de inspecteur kommentaar op geleverd.

"De d-ivekteuT van het vormingsinstituut brengt regelmatig verslag uit aan het algemeen bestuur over de uitvoering van de programma's en de vorderingen van de deelnemers."

• DE PROGRAMMAVOORSCHRIFTEN VAN DE L. O. CV.

a. Algemeen.

Op grond van art. 42 van het Besluit Vormingswerk voor Jeugdigen geeft de landelijke organisatie voorschriften omtrent de inrichting en de uitvoering van de vormingsprogramma's.

Deze voorschriften zijn erop gericht door de keuze en samenstelling van de programma-onderdelen de doelstelling van het vormingswerk te bevorderen en een evenwichtige samenstelling van de programma-onderdelen te verzekeren.

Ook door de L. O. C. V. zijn programmavoorschriften opgesteld. Deze voorschriften behoeven nog de goedkeuring van de minister, de Onderwijsraad gehoord.

Binnen het kader van de door de L. O. C. V. gegeven en t. z. t. door de minister goedgekeurde programmavoorschriften kunnen de vormingsprogramma's van de afzonderlijke vormingsinstituten worden afgestemd op de plaatselijke situatie en behoeften. (Nota van toelichting op Besluit Vormingswerk voor Jeugdigen, art. 42) Dit is een belangrijk punt en zal zeker dienen te geschieden, omdat over de programmavoorschriften van de L. O.CV. wel een aantal kritische opmerkingen zijn te maken vanuit onze doelstelling en grondslag.

Op een tweetal uitgangspunten voor het programmeren in de programmavoorschriften van de L. O. C V. willen we nader ingaan, nl. op de behoefte-analyse en de eigen inbreng van de deelnemers in het programma.

b. Behoefte-analyse.

Hierover wordt in de programmavoorschriften van de L. O. C V. het volgende bepaald:

"Als uitgangspunt voor het programmeren dienen we o.a. in aaht te nemen ds. behoefte en de belangstelling van de deelnemers, zoals deze blijkt uit een analyse van hun leef-en werksituatie naar de verscheidenheid van groepen die het vormingsinstituut bezoeken. "

Deze behoefte-analyse is een belangrijk hulpmiddel om te weten welk programma we moeten opstellen. Om deze zo goed mogelijk te kunnen verrichten verdient het aanbeveling per deelnemer een dossier aan te leggen. In dit dossier kunnen o. m. de volgende gegevens worden vastgelegd:

adres, woonplaats en telefoon; gevolgd onderwijs en resultaten (schoolloopbaan); samenstelling gezin; beroep vader; reden van inschrijving bij het instituut; liefhebberijen, hobby's en belangstelling; toekomstplannen; kerklidmaatschap; adres werkgever en soort werk (de werksituatie). Ook de resultaten en andere van belang zijnde punten kunnen gedurende de inschrijvingsperiode in het dossier worden vermeld.

Voorts kan de behoefte nog geanaliseerd worden door observatie en inter-

views tijdens de introduktieperiode, huisbezoek, een bezoek aan de werkgever, enz. Hierbij is het niet alleen van belang zoveel mogelijk feitelijke gegevens te weten te komen, maar vooral is het belangrijk te weten uit welk milieu de deelnemer komt. Gaat hij naar de kerk, katechisatie, jeugdvereniging? Welke literatuur leest hij? Enzovoorts. Bij veel programma-onderdelen kunnen we de jongelui dan benaderen vanuit hun situatie, verantwoordelijkheid en roeping tegenover God. Bij de didaktische werkvormen komen we hier nog op terug.

c. Eigen inbreng van deelnemers in het programma.

In de programmavoorschriften van de L.O.C.V. staat hierover vermeld dat we als uitgangspunt van het programmeren o. a. ook in acht dienen te nemen de eigen inbreng van de deelnemers in de programmakeuze en - uitwerking in de groepen. Bij het vormingswerk is de eigen inbreng van deelnemers in het programma veel groter dan bij het gewone onderwijs. Hier dienen we echter zeer attent te zijn. Eén van de uitgangspunten bij het huidige onderwijs is: De leerling centraal stellen. Dit kan een puur humanistisch uitgangspunt zijn. Een belangrijk uitgangspunt voor ons vormingswerk is m. i. dat het programma primair wordt gekozen vanuit de algemene doelstelling en de opdracht die God ons geeft, nl. de jeugdigen in afhankelijkheid van Hem zo trachten te vormen dat ze God hun Schepper recht kennen. Hem van harte liefhebben, en Hem loven en prijzen.

Dit houdt dan in dat niet de deelnemer centraal staat of zijn individuele mogelijkheden, behoeften en belangstelling. Wel moeten we rekening houden met de individuele mogelijkheden, behoeften en belangstelling van de deelnemers en met het verschil in kapaciteiten, opdat elke deelnemer zijn van God ontvangen talenten zoveel mogelijk kan ontplooien, tot Zijn eer.

• UITWERKING VAN DE ALGEMENE DOELSTELLING

Inleiding Bij het antwoord op de vraag: Wat is christelijk vormingswerk op reformatische grondslag, dienen we ons eerst af te vragen wat het doel is waartoe God de mens geschapen heeft. Dat is: God kennen en liefhebben

en tot Zijn eer de aarde vervullen en tot volle ontwikkeling brengen (Gen. 1 : 28, 9 : 1). Of anders gezegd zoals we belijden (Heid. Cat., antw. 6): pdat hij God zijn Schepper recht kennen, Hem van harte liefhebben, en met Hem in de eeuwige zaligheid leven zou, om Hem te loven en te prijzen.

Alle mensen afzonderlijk en in hun samenhang in de maatschappij, en alle staten en machten op onze aarde hebben één universeel, gemeenschappelijk doel. Dat doel is dat zij er voor werken en er voor leven, dat de Almachtige, de Heere God, die wij kennen uit de Bijbel, eer en aanbidding wordt gegeven (Openb. 14 : 6 en 7; Pred. 11 : 13; 1 Petr. 4 : 11b). Gods Woord staat vol met oproepen om Hem te dienen met ons gehele hart (Deut. 13 : 4; 1 Kor. 10 : 31 enz.). De mens heeft van Godswege de taak te streven naar bewerking en ontplooiing van de aarde. Iedereen moet woekeren met zijn talenten en in dienst van God eruit halen wat erin zit en God de eer geven (Gen. 2 : 15 en Matth. 25 : 14-30). Tot eer van God en tot heil van de naaste hebben we goede werken te doen (zie b. v. vr. en antw. 86 en 91 Heid. Cat.). Omdat we van nature geneigd zijn God en onze naaste te haten, zullen we dit doel niet volkomen bereiken en kunnen we ons er niet aan houden. Zelfs de allerheiligsten in het geloof hebben maar een klein beginsel van de gehoorzaamheid die God van ons vraagt. Toch eist God van ons dat we volkomen naar al Zijn geboden leven. In het spanningsveld van schepping - val - verlossing zullen wij als Gods schepselen alleen kunnen en moeten leven in waarachtige geloofsverbondenheid aan de Heere Jezus Christus. Hij alleen kan ons behouden en door Zijn Woord en Geest leiden.

Hoe kunnen we nu het vormingswerk dienstbaar maken aan het doel waartoe God de mens geschapen heeft? Door de jongeren bij het licht van de Bijbel zó te begeleiden, toe te rusten en te ondersteunen in hun groei naar volwassenheid dat zij de zin van het leven mogen verstaan en aanvaarden, zoals we dit uit het Woord mogen weten en zij in onderworpenheid aan, in afhankelijkheid van en in gehoorzaamheid aan Hun Schepper zich richten naar de norm van Zijn Woord.

In een volgend artikel willen we de algemene doelstelling nog nader uitwerken in doelstellingen op de gebieden van kennis, vaardigheid en instelling bij het vormingswerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975

De Reformatorische School | 48 Pagina's

Vormingswerk:  Uitgangspunten en aanzet  tot programmering - I-

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975

De Reformatorische School | 48 Pagina's