Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Calvinisme en het verzet - III

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Calvinisme en het verzet - III

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

door Drs. J.J. Visser,

Invloed van soclaal-ekonomische faktoren en konklusie.

In het voorgaande artikel hebben wij de verzetstheorie van Calvijn uiteengezet en gezien in hoeverre die nagevolgd werd. De ontwikkelingen in dezen waren bepaald minder eenduidig als in de geschiedschrijving naar voren gekomen zijn. Met name de neo-calvinistische visie, zoals die door Van Schelven geponeerd is, is in zijn eenzijdigheid onjuist. Deze visie heeft echter wel doorgewerkt in het geschiedenisonderwijs in het algemeen.

In dit artikel willen wij ingaan op de sociaal-ekonomische verbanden en nagaan in hoeverre deze invloed hebben uitgeoefend op de Opstand. In het decemberartikel citeerden wij een aantal uiteenlopende gezichtspunten in dezen. In onze tijd heeft men alle aandacht voor sociaal-ekonomische kwesties. Het is dan uiteraard niet verwonderlijk dat men ook in de geschiedschrijving aksenten in deze richting gaat leggen. Het behoeft geen betoog dat het neo-marxisme dit centraal acht. Wij willen hier niet aan voorbijgaan, maar ons ook rekenschap vragen van deze visies.

DE INVLOED VAN SOCIAAL-EKONOMISCHE VERBANDEN

Om dit zo exact mogelijk te bepalen, heb ik in mijn vroegere doktoraalscriptie een bepaald gebied uitgekozen, namelijk het Westerkwartier in Vlaanderen. Dit is de streek rondom de stad Sint-Winoksbergen. Het gebied was uitermate gunstig, omdat de strukturen zo verschillend waren. Wij vinden hier een oud als het ware nog middeleeuws stadje en op het platteland de zich zeer snel uitbreidende industrieplaats Hondschoote.

Deze plaats telt 20. 000 inwoners en is de oude textielcentra voorbijgeschoten, omdat men hier bultende beperkende gildebepalingen kon werken. Hondschoote heeft internationale relaties en vormt in alle opzichten (ekonomisch, sociaal en religieus) een kontrast met de stad Sint-Winoksbergen.

Deze streek was in de jaren 1560 uitermate roerig. Het begin van de Opstand en in feite van de 80-jarige oorlog ligt in feite hier. In de officiële geschiedschrijving is men daar vrijwel steeds aan voorbijgegaan, waarschijnlijk omdat het gebied later aan Frankrijk gekomen is en zo dus minder interessant was voor de Nederlandse historici. Hoe groot zijn nu hier de bedoelde invloeden geweest op de ontwikkeling van de verzetshoudir^ van het Calvinisme, of liever gezegd op hen die de prediking van Calvijnse signatuur hoorden? Dit is op zichzelf al een probleem: "Wanneer is iemand een Calvinist? ".

Aan de hand van een dergelijke lokalisering kan nagegaan worden of Van Schelven gelijk had dat de Calvinistische kerkeraden tot verzet stimuleerden, of er waarheid is in Kuttners klassenstrijd, Smits sociale ellende,

Rogiers banditisme of Geyls calvinistisch extremisme. Wij letten dan op vragen als deze:

1. Hebben de ekonomische ontwikkelingen gestimuleerd tot verzet?

2. Hebben de sociale verhoudingen aanleiding gegeven tot ongeregeldheden?

3. Welke sociale status hadden de aanhangers van de nieuwe religie?

4. In hoeverre waren deze aanhangers betrokken bij "misdaden" als hagepreken, beeldenstormen, doden van priesters, etc. ?

Bij de beantwoording van deze vragen wil ik tevens ingaan op een aantal stellingen van moderne geschiedschrijvers.

DE INVLOED VAN DE EKONOMISCHE STRUKTUUR

Kuttners visie op de gebeurtenissen van deze jaren is geschreven vanuit het "hongerjaar", zoals de titel van zijn werk luidt. De mensen grepen naar de wapens, niet om een of ander idealistisch motief zoals de vrijheid van religie, maar puur vanwege de honger en de armoede. Het jaar 1565-1566 was er een van hoge graanprijzen, namelijk 2 maal zo hoog als in 1564 en 10 maal zo hoog als in 1500. Tegelijk was het een tijd van kolossale inflatie, gestimuleerd door de goudtoevoer uit de pas ontdekte nieuwe wereld.

Echter zien wij nauwlettend toe, dan valt het op dat de korenprijzen in de periode mei-augustus 1566, juist op het toppunt van de beeldenstorm, weer met 257o gedaald zijn. Bovendien is dit jaar van hogere graanprijzen er een uit een cyclus, zoals van 1545/1546, 1556/1557 etc. Dit argument is dus op zichzelf weinig steekhoudend.

In Hondschoote bereikte de produktie van de textielgoederen in deze roerige jaren een absoluut toppunt. Dit betekent dat de ekonomische ontwikkeling juist geen aanleiding heeft gegeven tot troebelen. Zo zou een groot aantal plaatsen genoemd kunnen worden, waarbij steeds de konklusie geldt, dat Kuttners visie te weinig of geen fundament heeft in de feitelijke en plaatselijke ekonomische ontwikkeling.

DE INVLOED VAN DE SOCIALE STRUKTUUR

Het behoeft geen betoog dat de sociale struktuur een immense invloed kan hebben op de gebeurtenissen. Is deze struktuur zodanig dat er een kleine groep rijken en een grote groep armen is, dan is de kans op een revolutie erg groot. Is het stands-en inkomensverschil minder groot, dan is het revolutiegevaar veel minder.

Welnu, men heeft de opstand van de jaren 1560 dan ook wel uit de sociale verhoudingen van die tijd willen verklaren. Men wees dan op de ellendige toestand van de textielarbeiders (Smit en Kuttner) of op de burgerij die zich bedreigd achtte en soms zelfs op de adel, die in de knel kwam door de enorme inflatie. Zo zou dan het religiemotief en ook het vrijheidsmotief een dekmantel geweest zijn voor het verzet van de in feite sociaal bedreigde groepen. Het is dan uiteraard van belang om te bezien hoe de sociale toestanden waren in de streek van Sint-Winoksbergen.

Het blijkt dat in de plaats Hondschoote een proletariaat geweest is, dat in de meest erbarmelijke omstandigheden leefde: chronische bedelarij, terreur, promiskuKeit enz. Daartegenover zien wij een dertigtal rijke families met ruime huizen en juwelen, die vreemde wijnen drinken, enz. Deze situatie is zeer explosief. Relletjes zijn aan de orde van de dag. Daarentegen heeft de stad Sint-Winoksbergen een meer stabiele sociale gelaagdheid. Wij zullen in 1566 een heftiger uitbarsting in Hondschoote zien dan in Sint-Winoksbergen!

DE RELIGIEUZE SITUATIE

Bij de bestudering van deze struktuur valt het op dat slechts 10% van de bevolking fervent Rooms-Katholiek is en 40% R.K. van goede wille. Dit betekent dat 50% van de mensen door indifferentisme bedreigd wordt en aan de rand van de kerk leeft. De nieuwe religie schoot al vroeg wortel hier. Ook in dit opzicht kunnen wij niet eenduidig spreken. Als voornaamste stromingen traden na 1550 het Anabaptisme en het Calvinisme op. De eerste groep werd het zwaarst vervolgd door de inquisitie:75% van de martelaren is van anabaptistische huize.

DE RELIGIEUZE TROEBELEN IN HET WESTERKWARTIER

Deze aanduiding komt men steeds tegen in de brieven en dokumenten van deze jaren. Wij zien dat de streek voortdurend in het nieuws is. Mensen worden gearresteerd en geëxekuteerd. Gevangenissen worden opengebroken. Ook hier verwordt de verzetstheorie van Calvijn. In 1560 nog wordt Jan Herwijn op de brandstapel gebracht. Stervende zingt hij psalm 130 en dankt de Heere te mogen lijden voor Zijn Naam. Echter twee jaar later verschijnen er in Hondschoote pamfletten, die dreigen met wraakakties vanwege het onschuldig vergoten bloed. Te vuur en te zwaard zal men de tyrannen verjagen!

Ook hier moet de lijdzaamheid voor het radikalisme wijken. De laatste tendentie wordt steeds sterker. Nu ziet men dan ook de invloed van de sociale struktuur. Deze is een uitermate gunstige voedingsbodem voor radikalisering, vanwege het grote proletariaat. Het pure Calvinisme heeft hiertoe geen bouwstenen geleverd. De martelarengetuigenissen, zoals die van Jan Herwijn spreken een andere taal!

In 1566 lopen de gebeurtenissen totaal uit de hand. Sebastiaan Matte, een voormalige mandenmaker en geen leerling van Calvijn, organiseert in deze streek massale hagepreken. Onder zijn leiding en die van Jacques de Buyzer begint men op 10 augustus met de beeldenstorm. Kerken worden verwoest en geplunderd. De pastoors worden gemolesteerd. Matte, zich identificerend met Elia, speelt een hoofdrol. Sommigen der nieuwgezinden hebben ongetwijfeld een stimulans gegeven tot de gewelddadigheden, die buiten het door Calvijn aangegeven kader vielen! Geen geschiedschrijver kan dit ontkennen. Iemand als Marnix zat er dan ook zwaar mee in zijn maag. De sociale kondities waren gunstig voor deze rellen. Ook de bestaande religieuze struktuur werkte mee: slechts 10% van de bevolking was fervent R.K. De beeldenstormers ontmoetten zodoende weinig weerstand bij de indifferente bevolking.

ENIGE GETALLEN

De geschiedschrijving heeft hier steeds gegeneraliseerd en met vage aanduidingen gewerkt zoals "enige", "sommige", "men", etc. Men heeft niet of in onvoldoende mate gedifferentieerd. Juist daardoor zijn de visies ook zo strijdig, zoals in het decemberartikel uiteengezet is.

Het is een tijdrovende, maar ook boeiende zaak om de getalsverhoudingen van de deelnemers aan dit drama te zien. Het blijkt dan dat in Hondschoote 56% van de later gearresteerden bij de "roerigen" behoort. In Sint-Winoksbergen is dit maar 14%. Men ziet de doorwerking van de sociale gelaagdheid. Het blijkt dat er niet van een bepaalde klasse gesproken kan worden, die aan de troebelen deelneemt:54% van de onderlaag en 28% van de bovenlaag van de bevolking. Dus niet alleen "het gemeen" van Groen. Het blijkt dat in het hele gebied 30 tot 40% van de verdachten volhardend was in de nieuwe religie en dat dus 60 tot 70% terugkeerden in de schoot van de moederkerk. Hieruit valt te konkluderen dat het bepaald dus niet allemaal overtuigde calvinisten waren, die naar voren kwamen in dit roerige jaar.

Bezien wij een paar andere plaatsen, dan vallen ons dezelfde dingen op, al zijn de getallen verschillend. Zo is er in de kasselrij van de Oudburg een percentage van 9% dat deelnam aan de beeldenstorm. Was in Hondschoote de lagere klasse óvergerepresenteerd onder de nieuwgezinden, in de Henegauwse tapijtstad Edingen is juist 51, 5% uit de hogere burgerij afkomstig en slechts 26% uit de lagere standen. In Axel en Hulst doen ook vertegenwoordigers van de hogere standen mee aan de beeldenstorm. Een overrepresentatie van de leidende klassen zien wij ook in Doornik. Hieruit blijkt dus duidelijk dat het niet aangaat om juist één klasse tot schuldige te verklaren.

Op grond van het nu vastgestelde feit dat alle klassen vertegenwoordigd waren in de "troebelen" en in de nieuwe religie zijn de stellingen van Smit en Schöffer dat het proletariaat de drijvende kracht was te verwerpen. Eveneens verwerpen wij de stelling van de Belg Van der Wee "dat de langzaam groeiende, wellicht onbewuste solidariteit tussen de tot revolutie steeds bereid zijnde proletariërs en de ontgoochelde bedreigde middenstand een tweede beslissende sociaal-ekonomische faktor is geweest in de krisisklimax der zestiger jaren, door de Calvinistische agitators handig uitgespeeld". Evenzo hebben de beweringen van Smit, De Vrankrijker en Kuttner over het klasse-karakter van de kerkeraden geen fundament in de bronnen.

Het is opvallend dat de moderne geschiedschrijving naar sociaal-ekonomische oorzaken zoekt om de gebeurtenissen als gewapend verzet, beeldenstorm en de overgang tot het Calvinisme te verklaren. In het voorgaande heb ik al enkele voorbeelden hiervan gegeven. Ter illustratie nog enkele.

De Vlaming Van Uytven verbindt aan het grote aantal nieuwgezinden uit de hogere lagen van de burgerij de volgende konklusie: "Zonder het zo bedoeld te hebben gaf Calvijn samen met een nieuwe godsdienst een ideologie aan hun aspiraties aangepast. Wie suksesvol zaken dreef, kon daarin

een aanduiding zien, dat hij behoorde tot de uitverkorenen. " Decavele - eveneens een Vlaams historikus - zag juist de materiële ellende als een faktor om tot de nieuwe religie toe te treden.

Men vergeet in al deze gevallen dat de 16de eeuw essentieel religieus was en dat het religieuze sentiment een zaak is die de wetenschap niet tot in zijn diepte kan peilen. Zo moeten wij ook het Calvinisme uit zichzelf verstaan en dan zien wij dat zij door sociaal-ekonomische verbanden heenbreekt, zoals ook het vroege Christendom aanhangers vond onder alle klassen.

KONKLUSIE

Met deze artikelen heb ik getracht bepaalde "gedachtenscholen" te ontideologiseren ten aanzien van deze periode in onze geschiedenis. Het beeld dat tot ons kwam is komplexer dan Groen, Bakhuizen, Van Schelven en Kuttner ons gaven.

De oorzaken van het verzet in de jaren 1560 zijn niet zo gemakkelijk onder één noemer te vangen. De Calvijnse verzetstheorie die recht van verzet toekende aan de adel werd pas in dec. 1566 door de Antwerpse synode als basis genomen, nadat er dus al het een en ander gepasseerd was.

De Calvijnse "heroïek van het geloof" werd door velen niet nagevolgd. Wij zagen die ontwikkeling in Frankrijk, in de Nederlanden en ook speciaal in Zuidwest-Vlaanderen.

Het Calvinisme was in de beginjaren van 1560 duidelijk op de tweesprong. De in ontwikkeling zijnde linkerflank werd sterker en bleef veld winnen. In de komende strijd zou zij een van de fermenten vormen, ja zelfs de keiharde kern. Het is goed te realiseren, dat deze ontwikkeling niet door Calvijn bedoeld was, evenmin door de eerste Calvinistische predikanten in de Nederlanden.

Dat deze ontwikkeling ook gestimuleerd is door faktoren van vooral sociale aard valt plaatselijk, zoals in Hondschoote, niet te ontkennen. Echter het is een grandioze reduktie om haar alleen daaruit te verklaren. De situaties zullen lokaal bekeken moeten worden, waarbij wij niet aan de strukturen voorbij kunnen gaan. Evenmin kunnen wij alles uit haar verklaren.

HET GODDELIJK GEHEIM

Waar is dan het goddelijk geheim van de geschiedenis, zal Dr. Bremmer vragen? Welnu ik kan het minder gemakkelijk zien als hij. De vergelijkingen die hij trekt tussen koninkrijk en republiek ontgaan mij bijvoorbeeld geheel (zie oktobernummer DRS). Zijn visie is mijns inziens te generaliserend en daardoor in sommige gevallen onhistorisch. Zo ontkent hij protestantisering en stelt hij dat de gereformeerde religie voor 1572 al in het hart van het volk wortelde. Welnu, zelfs in de jaren 1580 is het aantal calvinisten niet meer dan 10%. Protestantisering is een gegeven omdat de gereformeerde kerk de door de Staten beschermde kerk was. Echter dit terzijde. Ik zie het goddelijk geheim van de geschiedenis opflitsen in de voortgang van het Evangelie, in de gemeente, in de zending, in bepaalde gebeurtenissen, echter niet eenduidig.

Mijn blik gaat verder dan de Vaderlandse geschiedenis. De wereldgeschiedenis boeit mij evenzeer als die van het land mijner geboorte. Ook deze geschiedenis is niet neutraal. Het diepst boeit mij de geschiedenis van de kerk, omdat ik juist het goddelijk geheim hier het meest bespeur. God gaat voort met Zijn gemeente en Zijn wereld, maar op een andere manier als ik kan bevatten. Geschiedenis is de geschiedenis van mensen, van zonde en ongerechtigheid én van Gods genade.

Soms zie ik Gods hand helemaal niet en ben ik verbijsterd over de gerichten die over de wereld gaan. Soms ben ik verpletterd door het optreden van mensen als Hitler, Stalin. . Waar is God hier in? Hij die Kores Zijn Gezalfde noemt en die Nebukadnezar in Zijn dienst inschakelt. Zie ik dan niet Zijn aanwezigheid in de Barraer Thesen, in het voortbestaan van de kerk in Rusland, in de val van Hitler? Mijn diepste troost vind ik in de Ene Rechtvaardige, die kwam om Gods wil te doen en aan Wie alle macht gegeven werd. Zijn leven werd niet door professionele historici beschreven, maar door discipelen!

Bovendien acht ik het een gevaarlijk bedrijf om de Heere God eenduidig met de geschiedenis te verbinden, ook al vanwege het misbruik.

Het 19de eeuwse Italië was volgens Mazzini Gods Woord temidden der volkeren. De Verenigde Staten zijn "Gods own country". De Zuid-Afrikaanse Boeren zagen zich als het volk Israel dat uittoog van de Engelsen. Moderne Afrikanen zijn geïnspireerd door de god, die zijn handen naar Ethiopië uitstrekt. Maken zij niet allen zich eigen godsbeelden?

"Er staat geschreven en er is geschied" waren Groens woorden. Welnu in de jaren 1560 zijn er dingen geschied, die niet aan de eerste norm voldeden en toch zagen wij tekenen van het geloof, dat zijn wortel vond in die Ene Rechtvaardige. Juist daarin zie ik het goddelijk geheim.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1975

De Reformatorische School | 48 Pagina's

Het Calvinisme en het verzet - III

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1975

De Reformatorische School | 48 Pagina's