Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vormingswerk: Uitgangspunten en aanzet tot programmering - II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vormingswerk: Uitgangspunten en aanzet tot programmering - II

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

door H, van der Wilt,

SOORTEN DOELSTELLINGEN

Onderwijs-en vormingsdoelen kiumen we onderscheiden in globaal algemene hoofddoelen en konkreet specifieke subdoelen.

De in het vorige artikel omschreven algemene doelstelling is een voorbeeld van een globaal algemene hoofddoelstelling. Deze dienen we echter nader uit te werken in subdoelstellingen per programma-onderdeel. Deze subdoelstellingen dienen zo konkreet mogelijk het eindgedrag van de deelnemer te omschrijven dat we via het leer-en vormiingsproces willen trachten te bereiken. De doelstellingen van de diverse programma-onderdelen dienen te funktioneren in het kader van het algemene doel. Ieder programma-onderdeel behoort te worden gegeven als een bijdrage tot de realisering van het algemene doel van het instituut.

Onderwijs-en vormingsdoelen kunnen we voorts onderscheiden in doelen op de gebieden van:

a. kennis en inzicht - het kennen - het kognitieve domein b. vaardigheid - het kunnen - het psychomotorische domein c. vorming - de instelling en - het affektieve domein houding (attitude), het zijn

Toegespitst op het vormingswerk dienen we onder meer te weten over welke vaardigheid, kennis en inzicht en attitude de deelnemers aan het eind van de opleiding dienen te beschikken. In het navolgende geven we een overzicht van specifieke subdoelen omtrent het kennen, het kunnen en de instelling en houding.

DOELSTELLINGEN EN ONDERDELEN DAARVAN OMTRENT INSTELLING EN HOUDING (ATTITUDE)

Hierbij gaat het om:

* de bewustwording van de bijbelse zin van het leven en van het eigen gedrag en van de bijbelse beginselen, normen, waarden, zeden en gewoonten waardoor ons leven dient te worden beheerst;

* het leren onderkennen van eigen mogelijkheden en beperkingen en aanvaarden van een eigen taak in dit leven, met aanwending van de gaven en talenten die God geschonken heeft;

* het bijbrengen van een bijbelse visie op onze taak en arbeid en het verstaan van de kultuuropdracht zoals de Bijbel die geeft;

* het leren aanvaarden van onze naaste en allen die over ons gesteld zijn op een wijze zoals God dit in zijn Woord geopenbaard heeft;

* het leren dragen van eigen verantwoordelijkheid, bepalen wat in een gegeven omstandigheid gevraagd wordt en leren kiezen op eigen verantwoordelijkheid tegenover God;

* de jongeren in staat stellen hun plaats in de samenleving met God en met ere in te nemen; voorts om de jongeren aan te zetten een positieve bijdrage te leveren in het op gang houden van deze samenleving, in zo­ verre dit niet in strijd is met Gods Woord; * belangstelling en verantwoording aan te kweken voor Gods schepping.

DOELSTELLINGEN EN ONDERDELEN DAARVAN OMTRENT KENNIS EN INZICHT

Hierbij gaat het om:

* het leren doorzien van de struktuur en funktioneringswijze van de belangrijkste gemeenschappen en maatschappelijke instituties zoals gezin, school, bedrijf en staat;

* het verkrijgen van doorzicht en verwerven van geïntegreerde kennis van het ingewikkeld stelsel van in elkaar grijpende strukturen en sociale processen, waaruit het moderne maatschappelijk bestel is opgebouwd;

* het bevorderen van de geestelijke weerbaarheid in de leef-en werksituatie;

* het leren onderscheiden van het moderne levensgevoel, de tijdgeest en de ontwikkelingen welke thans gaande zijn in onze samenleving, met de achtergronden en uiteindelijke oogmerken van dien, op grond van de Heilige Schrift en de reformatorische belijdenisgeschriften en zich daaromtrent een gefundeerd oordeel te vormen;

* het leren hanteerbaar maken van bijbelse beginselen, normen, waarden, zeden en gewoonten en de reformatorische belijdenisgeschriften in eigen leef-en werksituatie en in de verschillende samenlevingsverbanden;

* het leren de beschikbaar zijnde en ontbrekende informatie te verzamelen, verwerken, in onderlinge relatie en proporties brengen en hanteren voor eigen positie-en standpuntbepaling t. a. v. de medemens en de samenleving;

* kennis van het bedrijfsleven in het algemeen en het bedrijf waar men werkt in het bijzonder (arbeids-en beroepenoriëntatie);

* kennis die nodig is (en binnen het vormingswerk mogelijk is) voor het verwezenlijken van de door de jongere wenselijk geachte deelname aan het maatschappelijke leven. In het vervolg zullen we bij de keuzeprogramma's hier nog op terug komen.

DOELSTELLINGEN EN ONDERDELEN DAARVAN OMTRENT VAARDIGHEDEN

Hierbij gaat het om:

* het ontwikkelen van sociale vaardigheden (het kunnen samenwerken noemen we: sociale vaardigheid.

* het ontwikkelen van de kreatieve vaardigheid;

* het ontwikkelen van die vaardigheden die nodig zijn (en binnen het vormingswerk mogelijk zijn) voor het verwezenlijken van de door de jongere wenselijk geachte deelname aan het maatschappelijk leven. Ook hier hopen we nog op terug te komen.

Samenvatting:

Samengevat kunnen we stellen dat het gaat om de jongeren bij het licht van de Bijbel te helpen vormen op maatschappelijk, politiek en kultureel terrein van het leven, opdat zij als schepsel Gods naar Zijn wil hun leven inrichten en zich zo een plaats in de maatschappij mogen verwerven.

Hierbij komen de volgende elementen aan de orde:

* de persoonsontplooiing; * de sociaal-politieke vorming; * de arbeids-en beroepenoriëntatie; * kennis, inzicht en vaardigheden.

DE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

Uiteraard hebben we bij het vormingswerk ook met wettelijke voorschriften te maken. Deze zijn vastgelegd in het "Besluit vormingswerk voor jeugdigen" (besluit van 7 juli 1970) en de daaruit voortvloeiende circulaires.

In het Besluit vormingswerk voor jeugdigen wordt ook een definitie van het vormingswerk gegeven. Deze luidt als volgt:

"Het vormingswerk omvat een samenhangend geheel van aktiviteiten op sociaal-pedagogisch gebied voor jeugdigen binnen het verband van een vormingsinstituut, onder deskundige leiding uitgevoerd in groepsverband, met gebruikmaking van aan de leef-en werksituatie van die jeugdigen aangepaste methoden en programma's, die zijn gericht op hun persoonlijke ontplooiing en op hun ingroei in de verschillende samenlevingsverbanden, een en ander ondersteund door een landelijke organisatie" (art.2).

In de Memorie van Toelichting wordt bij dit artikel opgemerkt: "Het onderwijs is primair gericht op het bijbrengen van kennis en kunde, het vormingswerk daarentegen richt zich op ontwikkelii^ van de algemene persoonseigenschappen en op de kennismaking met en de juiste verwerking van allerlei levensaspekten".

Ook omtrent het vormingsprogramma geeft het "Besluit vormingswerk voor jeugdigen" voorschriften. Een belangrijke bepaling vinden we in artikel 5, nl. : "In het vormingsprogramma zijn de programma-onderdelen in zodanige onderlinge samenhang verwerkt, dat het vormingswerk binnen de vastgestelde programmaduur tot zijn recht kan komen".

In de toelichting op dit artikel wordt hierover opgemerkt: "Binnen het vormingsprogramma vindt een reeks van aktiviteiten plaats, die aansluiten op de situatie en de pedagogische behoeften van de deelnemers".

De uitvoering daarvan voltrekt zich zoveel mogelijk binnen een vooraf ontworpen kader. Alle programma's van de instituten bevatten samenhangende groepen van met zekere regelmaat terugkerende onderwerpen.

De uitgangspunten voor deze programma's zijn opgenomen in door de landelijke organisatie gegeven programmavoorschriften.

Het Besluit vormingswerk voor jeugdigen laat de mogelijkheid open ook aktiviteiten buiten het instituut (als gebouw) te doen plaatsvinden, waarbij met name gedacht kan worden aan exkursies, kamperen e. d.

Een afschrift van de vormingsprogramma's moet worden gezonden aan de inspekteur.

Voor het opstellen van vormingsprogramma's is kennisname van de interimadviezen van de door de minister ingestelde "Werkgroep Voorbereiding Tweede Dag partiële leerplicht" (WVTD) van belang.

Deze werkgroep heeft een indeling gemaakt in programma-onderdelen of - typen bij het vormingswerk. In de circulaire van 16 mei 1974, betreffende de invoering tweede dag partiële leerplicht voor 15-jarigen met ingang van 1 augustus 1974, heeft de minister zijn instemming betuigd met de eerste twee interimadviezen van de werkgroep. In deze circulaire worden in navolging van de beide interimadviezen de volgende programma's c.q. programma-onderdelen of - typen onderscheiden:

1. motiverende programma's 2. algemeen oriënterende programma's 3. beroepen oriënterende programma's 4. keuze-programma's 5. schakelprogramma's. 6. beroepsopleidende programma's.

De eerste vier programmatypen kunnen verzorgd worden door het vormingswerk en de laatste twee door een school voor beroepsbegeleidend onderwijs.

In een vierde interimadvies dat onlangs is uitgebracht, stelt de werkgroep voor nog een 7de programmatype in te voeren, nl. studievaardigheid.

OVERIGE UITGANGSPUNTEN

In onze beschouwing over uitgangspunten bij het reformatorisch vormingswerk willen we tenslotte nog een aantal uitgangspunten noemen waar we eveneens rekening mee zullen moeten houden, nl.:

* Het programma van het vormingsinstituut zal door de jongeren, hun ouders en andere belanghebbenden en geiïiteresseerden als zinvol ervaren moeten worden.

* De programma-onderdelen zullen als een samenhangend en evenwichtig geheel moeten worden gepresenteerd.

* Bij de maatschappelijke oriëntatie en begeleiding zullen we de jongeren ervan moeten doordringen dat er geen gelijkheid en gelijkwaardigheid is van alle opvattingen en zeden, We dienen te buigen voor het Woord van de Koning der eeuwen, de Overste van de koningen der aarde.

De kijk op alle gebeuren, wordt beheerst door de vraag: hoe staan wij tegenover de Drieënige God, die alle dingen regeert; hoe zien wij de mens? Buigen wij voor het Woord van God of verwerpen wij het?

Wie de regering van God niet erkent, en de val van de mens loochent, zal de werkelijke grond van alle gebeuren nooit verstaan. Dan is het oog verduisterd, hoeveel zorg er in de studie ook bestaat.

Hiermee besluiten we onze opmerkingen over uitgangspunten bij het reformatorisch vormingswerk.

In een volgend artikel willen we een begin maken met een beschouwing over de inhoud van en de programma's bij het vormingswerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1975

De Reformatorische School | 48 Pagina's

Vormingswerk: Uitgangspunten en aanzet tot programmering - II

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1975

De Reformatorische School | 48 Pagina's