Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

"EEN EIGEN HAND"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

"EEN EIGEN HAND"

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

"EEN EIGEN HAND", schrijfmethode voor het basisonderwijs door M.R. Groenewege en W.C. de Man.

4de druk, nieuwe editie. Uitgeverij SMD, postbus 63, Leiden.

In de bijbehorende Verantwoording en leidraad (prijs ƒ 5, —; bij invoering gratis) zeggen de samenstellers, dat we met het schrijfonderwijs op de lagere school in een impasse zitten. Men (dat is de onderwijswereld) weet n.l. niet meer welke kant het uitmoet: het oude lopende schrift, het blokschrift of een vorm van koordschrift? Voor de heren hun methode lieten verschijnenhebben ze eerst grondig studie gemaakt van de psychologie van het schrijven. Ook van handschriften van intellektuelen en niet-intellektuelen, die met één van de drie soorten (lopend, blok-en koordschrift) schrijven hebben geleerd. Eindresultaat van hun studie is: lopend schrift. Een resultaat, dat te verwachten was (in ongeveer 1956). Nog precieser gezegd: lopend koordschrift. In het ballpointtijdperk kunnen we immers alleen maar toe met koordschrift. Daar is geen grondige studie voor nodig, 't Is een aanpassen aan de tijd. Ik had met name van die handschriftenstudie wel wat meer willen lezen in de verantwoording. Vanaf 1956 is de ene druk na de andere verschenen. Slechts geringe wijzigingen waren nodig. Toen in 1974 de nieuwe druk van de verantwoording werd geschreven, was het nodig van een nieuwe editie te spreken, omdat ten behoeve van de nieuwe basisschool (die er nog niet is) nu 2 deeltjes vóór de eigenlijke methode verkrijgbaar zijn. Deze beide deeltjes dragen de titel: Spelend Schrijven.

De leidraad bij deze 2 deeltjes is uitvoerig. Er worden vele waardevolle tips gegeven, ook over de linkshandigheid. Of de heren zelf geoefend hebben in de hoogste groep van de kleuterschool (deeltje 1) en in de eerste maanden van de speelleerklas (deeltje 2) ? Ik vermoed van niet. De leidraad zou dan heel anders geweest zijn. Op de vooren achterbinnenzijde van het omslag der deeltjes staan de tips eveneens, met weglating van de theorie. Wie geen "schrijftheorie" onderwezen kreeg zal met deze tips niet kunnen bereiken wat de samenstellers nu eigenlijk bedoelen, n. 1. het brede terrein van het voorbereidend schrijfonderwijs op kleuter-en basisschool.

Het genoemde schrijfmateriaal is voor het eerste boekje het kleurpotlood en in de tweede helft van het tweede deeltje ook de gekleurde balpen, 'k Vind het jammer dat ze de balpen aanbevelen. Dat ding glijdt te gemakkelijk. De fijne spierbeheersing, nodig voor het maken van goede lettervormen, wordt door dit schrijftuig extra belast. In plaats van de balpen gebruik ik liever een gewoon potlood. Bij het overtrekken op transparantpapier is het potlood zelfs noodzakelijk.

Nog enkele bezwaren tegen Spelend Schrijven: te weinig praktische raadgevingen. Een voorbereidende oefening doen we meestal - met kleurkrijt - op oude kranten, behangselstalenboeken, enz. , nS "in de lucht" geschreven te hebben. "Schrijven is beweging" zeggen de samenstellers terecht. In een paar regels wordt dan verwezen naar de methode van mej. Boon. Die methode wordt verder niet uit de doeken gedaan. Het aanleren van een beweging blijft daardoor onduidelijk.

Een volgend bezwaar: er zijn veel te weinig voorbereidende oefeningen. De heren willen veel te vlug naar het "echte" schrijven. Als de kinderen de speelleerklas binnenstappen kunnen ze - met deze methode - de eerste week al echte letters schrijven, want op bladzijde 3 van het tweede deeltje komen al echte lettervormen.

HET VOORBEREIDEND SCHRIJVEN IS DUS IN WEZEN BEPERKT TOT HET EERSTE DEELTJE, d.w.z. de oudste leerlingengroep van de kleuterschool.

Zo moet het m. i. niet. Het zou te veel plaatsruimte vragen om uiteen te zetten hoe het voorbereidend schrijven het best kan verlopen. Toen de ped. akademie nog kweekschool heette kon ik deze stof in één les niet behandelen!

Voor de eerste klas (altijd nog speelleerklas!) zijn verder de deeltjes la en Ib, met overtrekkaarten en schriftjes met overtrekpapier. Maar: als de kinderen het tweede deeltje van Spelend Schrijven hebben doorgewerkt is al dat overtrekgedoe praktisch overbodig, misschien wel een stap terug, omdat "spelend" (wat ook niet waar is, ' gezien de oefeningen uit dit boekje) alle letters met verbindingen geleerd zijn, uitgezonderd de c, q en x.

Het wordt nóg ingewikkelder: hebben de kinderen Spelend Schrijven niet gebruikt, dan kunnen de kleintjes met overtrekmateriaal en één oefenboekje blokletters (!) leren aleer ze de deeltjes la en Ib gaan gebruiken.

De samenstellers geven zelf gelukkig de voorkeur aan lopend schrift, dat aangeleerd wordt via "Spelend Schrijven". Met andere woorden: wie op deze methode wil overstappen moet de Verantwoording en leidraad eerst grondig bestuderen, daarna in een personeelsvergadering bespreken en tenslotte tezamen besluiten, hoe het voorbereidend-en aanvankelijk schrijven aan de school in de toekomst zal plaatsvinden.

Verder is de Verantwoording niet zo heel veel vernieuwd. Van enkele letters wordt nog steeds verteld, hoe ze aangeleerd dienen te worden, maar niets over de verbinding van letters tot lettergrepen en woorden. Daar bij lopend schrift de verbindingen van eminent belang zijn - deiik aan het schrijfstotteren - had ik daarover minstens een bladzijde theorie verwacht.

Verder verloopt de methode als iedere andere; hoe zou het ook anders kunnen. Het schijnt niet anders te kunnen - KN DAT IS DE GROTE HANDICAP IN ONS SCHRIJF­ ONDERWIJS - maar iedere methodesamensteller bedenkt een afwijking op reeds bestaande letters. Ieder komt daarom uit met een eigen alfabet. Het ontwerpen van lettervormen en het samenstellen van een methode zijn verschillende terreinen binnen het geheel van ons schrijfonderwijs.

Bij hun verantwoording der lettervormen zeggen ze goede en minder goede dingen. Verschillende hoofdletters vind ik persoonlijk erg lelijk. Zij vinden deze vormen logisch. Ze hebben daarbij geen rekening gehouden met het historisch gegroeide. Van de cijfers vind ik de 2 en de 4 minder geslaagd.

Enkele opmerkingen in het algemeen:

— Na het doorwerken van deze methode, die haar afsluiting vindt aan het eind van het derde leerjaar, zijn we nog niet aan "Een eigen hand". Dat leert ons logischerwijs geen enkele methode. Na het derde leerjaar moet de leerkracht (zeggen de auteurs) in plaats van methodisch, pedagogisch te werk gaan. Mooi gezegd, maar de erbij behorende pedagogiek ontbreekt in de leidraad.

— Het blokschrift kan, vrijblijvend, in verband met het invullen van formulieren, enz. aangeleerd worden met het deeltje "In blokletters s. v. p. ". Een goede gedachte, maar hoe je nu precies blokletters makkelijk en verantwoord leert schrijven, wordt niet onderwezen.

— Het schrijven als vak heeft niet veel belangstelling meer; 't is een hulpmiddel, hoewel onmisbaar tot op heden. Training in duidelijk schrijven wordt wel aanbevolen, maar hoe die training moet verlopen is te summier aangegeven.

— Als we een schrijfmethode uitgeven moeten we bedenken, dat op de P. A. maar één jaar "aan schrijven gedaan wordt". Dat houdt als konsekwentie in, dat elke methode moet zorgen voor een ONDERWIJZERSBOEKJE bij elk schrijfschrittje der methode. We kunnen niet duidelijk genoeg zijn met het geven van aanwijzingen en het signaleren van veel voorkomende fouten. Bij iedere nieuwe lettervorm moet^aangegeven worden hoe de vorm ontstaat, waarop gelet moet worden, welke bewegingsfouten verwacht kunnen worden, enz. Hoe de verbindingen gemaakt moeten worden speciaal bij dié letter, enz. In iedere studie over de psychologie van het schrijven worden deze zaken genoemd, maar de doorsnee onderwijzer(es) is daarmee niet op de hoogte. Vandaar!

— Een citaat uit het hoofdstukje: "Schrijft mijn klas wel mooi? ".

"Een klas schrijft mooi als ze op weg is de schrijfbeweging te beheersen en in deze beweging duidelijke, eenvoudige en altijd leesbare letters, woorden, zinnen te produceren. Dit alles aan de hand van een eenvoudig basisschrift, dat ruimte behoort te laten aan de ontwikkeling van een eigen, persoonlijk handschrift. " Een goede gedachte, maar: ledere methode heeft haar eigen basisschrift. Vandaar het vele geknoei op een en dezelfde school, omdat zo vaak vanaf klas 2 het basisschrift is, wat de juf of de meester zelf vroeger geleerd heeft. Het zuiver methodisch schrijven op het bord vertoont daardoor grote afwijkingen van het basisschrift der methode. Zo gaat het alle klassen door. Het resultaat is het duidelijkst te zien In klas 6. Wat een scala van vormen en vervormingen, die met een persoonlijk handschrift niets te maken hebben! De enig logische konklusie hieruit is: ER MOET VEEL MEER EENHEID KOMEN IN ONZE LETTERVORMEN! Het normschrift van 1956 Is niet voldoende aangeslagen, zodat de vraag overblijft: "Wie bezorgt ons Nederlandse volk de zo noodzakelijke eenheid? Wie komt nu eens met de Ideale lettervormen? "

Zou dit niet een zinnige opdracht zijn voor de "Vereniging van leraren in het schoonschrijven.M. O. , stenografie (Groote) en machineschrijven"? Verschillende van deze dames en heren nemen diverse examens af en hebben uit dien hoofde al een grote invloed. Kontakt met het basisonderwijs zullen ze daarbij niet kunnen missen. Als die lettereenheid er is blijft er nog voldoende ruimte voor de ontwikkeling van een persoonlijk handschrift.

— Zolang we geen eenheid hebben dient iedere methode grote aandacht te besteden aan het persoonlijk handschrift. Zo tegen het einde van het vierde leerjaar (niet dlrekt na klas 3!) moet de leerkracht pedagogisch te werk gaan. In de praktijk betekent dat voor het kind: het naschrijven van de letters zoals de juf of de meester, vader of moeder, vriendje of vriendinnetje het doet. Dan kunnen we alleen maar uitwassen tegengaan. Dat is eenzijdig pedagogisch. Ik zou er daarom vóór zijn, dat iedere methode in de vijfde en zesde klas een hoofdletteralfabet leerde, afgeleid van het basisschrift uit de lagere leerjaren, maar nu minder stijf en strak. Het esthetisch element komt daardoor aan zijn trekken, waardoor we direkt in de sfeer van het persoonlijke terechtkomen, In een methode heeft Dr. J. Altera hiermee een begin gemaakt, maar hij laat daarbij wat te weinig ruimte voor de persoonlijke smaak. Bij de kleine letters moeten we veel strenger zijn, want die worden al gauw onduidelijk, onleesbaar (buiten het verband van woord of zin). Bovendien moeten we erop aandringen in die leerjaren met een VULPEN te schrijven. Een half uurtje echt schrijfonderwijs in de hoogste klassen is geen verspilde tijd.

Wie meer over de methode "Een eigen hand" (een misleidende titel m.i.) wil weten, vrage bij de firma Spruyt, Van Mantgem en De Does N. V. , postbus 63 te Leiden, een proefstfel aan.

Tenslotte; Vele gemaakte opmerkingen gelden voor praktisch al onze methoden in deze tijd. De auteurs van deze methode weten al deze zaken, maar zijn er in hun methode niet op ingegaan. Erg jammer, want de klachten bij het vervolgonderwijs, op kantoren, in magazijnen, enz. zijn legio. Bij het tot ontwikkeling komen van het persoonlijke handschrift is minstens evenveel begeleiding nodig als bij het voorbereidend en aanvankelijk schrijfonderwijs.

Houten (U.)

J. v. Beusekom.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juli 1975

De Reformatorische School | 52 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juli 1975

De Reformatorische School | 52 Pagina's