Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

NASCHRIFT EN OPROEP

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

NASCHRIFT EN OPROEP

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Zeeland hopen we nog door te gaan met dit werk, want we vinden dat we nog steeds te weinig keus hebben. We zouden echter graag zien dat er elders ook zo'n liedgroep werd opgericht!

Nu treft het dat één onzer leden, namelijk Annemarie van Houdt, per 1 augustus D.V. naar Lisse gaat. Zij wil proberen daar in de buurt zo'n groep op te richten. Wat zou het fijn zijn als u spontaan kontakt met haar opnam en uzelf als medewerkster aanbood

Zijn er ook aanstaande kleuterleidsters of l.o. - mensen die hier wat voor voelen?

Schrijf dan naar Lisse, Schoolstraat 11-b.

AL HEB JE MAAR ÉÉN TALENT! VERSTOP DAT NIET!

Schoolwerkplan

Van "leerplan" (lager onderwijs) en "speel- en werkplan" (kleuteronderwijs) wordt niet meer gesproken. In de plaats daarvan is (in artikel 12) het schoolwerkplan gekomen. Dit is niet een optelsom van het oude speelen werkplan, maar heeft een veel verder reikende betekenis dan deze beide afzonderlijke of tezamen genomen. Het moet een beschrijving geven van de organisatie en de inhoud van de activiteiten van de betrokken basisschool en vervult functies: het is een middel om de school zelf in de gelegenheid te stellen het onderwijs volgens eigen opvattingen en inzichten naar inhoud en vorm te organiseren en daarnaast is het de verantwoording voor de wijze waarop de school voldoet aan de eisen van deugdelijkheid.

Artikel 12 geeft de onderwerpen aan, die in het schoolwerkplan moeten worden geregeld, zonder echter de school aan een voorgeschreven inhoud van de regelingen te binden. Geregeld zullen moeten worden bijv. de voorzieningen voor leerlingen die belemmeringen ondervinden in het leer- en ontwikkelingsproces (in gewone taal: kinderen met problemen) maar welke die voorzieningen zullen zijn, zal de school zelf moeten bepalen.

Strikt genomen zou daartoe zelfs nog kunnen behoren het nog eens een jaar overdoen van een leerjaar. Het wetsontwerp tendeert echter juist naar afschaffing van het leerstofjaarklassensysteem en van het zittenblijven, hoewel dit niet als een verplichting wordt opgelegd.

Het schoolwerkplan zal moeten aangeven hoe de leerlingen in een ononderbroken leer- en ontwikkelingsproces tot de voor hen bereikbare optimale ontplooiing kunnen komen aan het einde van het basisonderwijs. Een goede zaak zou het zijn als er landelijk overeenstemming zou kunnen worden verkregen over het minimum aan kennis en vaardigheden dat bij het verlaten van de school zou moeten zijn bereikt. Dit wil uiteraard niet zeggen dat slechts naar dit minimum behoeft te worden gestreefd.

Voor de bewaking van de voortgang van het onderwijsleerproces en voor de beoordeling van de leerling is het van belang, dat de in de loop van de cursus te ondernemen activiteiten en de tussentijds te behalen niveaus in werkschema's worden vastgelegd.

Opvang b.u. o.-leerlingen

Voor kinderen met leer- en ontwikkelingsproblemen die thans vrijwel uitsluitend op een vorm van buitengewoon onderwijs zijn aangewezen is een verbetering van de mogelijkheid tot een vroegtijdige herkenning van belemmeringen en het nemen van daaraan aangepaste maatregelen (variërend van een hulpprogramma tot tijdelijke of blijvende plaatsing in het speciaal onderwijs) noodzakelijk. Het wetsontwerp geeft daartoe een handreiking door - via het voorschrift in het schoolwerkplan eventuele betrekkingen met een schoolbegeleidingsdienst en met scholen voor speciaal onder-wijs te vermelden - te wijzen op de hulp die schoolbegeleidingsdiensten en scholen voor speciaal onderwijs daarbij kunnen bieden. In verband hiermee kan ook gezien worden het voorschrijven van overleg tussen het basisonderwijs en het speciaal onderwijs. Als de scholen zelf niet het initiatief daartoe nemen zullen de Colleges van Gedeputeerde Staten dit moeten doen. Eenzelfde voorschrift geldt overigens voor overleg tussen het basisonderwijs en het aansluitend voortgezet onderwijs, al zal dit overleg

wel in hoofdzaak betrekking hebben op een vloeiende overgang van de basisschool naar de school voor voortgezet onderwijs. Vanzelfsprekend zal ook bij de opleiding en de nascholing van de leraren voor het basisonderwijs aandacht moeten worden besteed aan hun taak om leer- en ontwikkelingsproblemen tijdig te onderkennen en zo mogelijk te verhelpen. Van het samenstel van voorschriften die betrekking hebben op het onderwijs kan men zeggen dat zij de school meer vrijheid bieden en grotere mogelijkheden geven voor gedifferentieerd en individualiserend onderwijs dan nu het geval is.

Het wetsontwerp noemt geen exacte cursusduur van de basisschool doch beperkt er zich toe te bepalen dat de leerlingen in beginsel de school binnen een tijdvak van 8 aaneensluitende jaren moeten kunnen doorlopen.

Invloed van de ouders

In adviezen bij het voorontwerp van een wet op het basisonderwijs van 1970 (voorontwerp Grosheide) werd aangedrongen op een wettelijke regeling en versterking van de band tussen ouders en school. Ook vanuit enkele organisaties van het bijzonder onderwijs werd aangedrongen op een verplichte oudercommissie aan de bijzondere school. Thans wordt voorgesteld de ouders meer bij de school te betrekken dan tot nu toe krachtens wettelijke voorschriften het geval is. Zo wordt voorgeschreven dat aan elke openbare en bijzondere school een schoolcommissie moet zijn verbonden. Hierin moeten naast ouders van de leerlingen ook enkele leden van het personeel van de school zitting hebben, maar de meerderheid moet worden gevormd door de ouders. Zij treedt in de plaats van de thans aan de scholen verbonden oudercommissie. De bevoegdheden van de schoolcommissie reiken echter verder dan die van de oudercommissie.

Als algemene regel geldt dat de schoolcommissie door het bevoegd gezag van de school moet worden gehoord wanneer beslissingen moeten worden genomen die voor de school van bijzonder belang zijn.

De commissie kan ook uit eigen beweging voorstellan aan het bevoegd gezag doen. Verder wordt het betrekken van de schoolcommissie bij een aantal handelingen van het bevoegd gezag voorgeschreven. Met name bij de vaststelling van het schoolwerkplan, de werkschema's en het activiteitenplan en de toelating - inzoverre die niet verplicht is - van stagiaires.

Voor het openbaar onderwijs geldt voorts dat de gemeenteraad in een gemeente die meer dan één school in stand houdt, een schoolraad moet instellen, waarvan de meerderheid uit ouders moet bestaan. Ook moet het mogelijk zijn dat tenminste 1/3 van de bestuursleden van een bijzondere school door de ouders wordt gekozen. Het bevoegd gezag van een bijzondere school zal bij een voorgenomen overdracht van de school de schoolcommissie moeten horen. De ouderparticipatie - het verrichten van ondersteunende werkzaamheden door de ouders ten behoeve van de school en het onderwijs - krijgt een wettelijke grondslag.

Personeel en rechtspositie

De onderwijzers worden leraren en het hoofd van de school wordt directeur.

De centrale figuur is de groepsleraar, die eventueel zijn volledige weektaak zou kunnen hebben aan een of meer scholen. Dat is van belang, indien hij over een kwalificatie beschikt, welke aan de ene school al ruimschoots in de persoon van andere leraren aanwezig is maar ontbreekt aan de andere school.

Naast de groepsleraar kan ander onderwijzend en niet-onderwij zend personeel aan de school zijn verbonden. Het is niet bij voorbaat uit te maken, in welke gevallen en in welke omvang ander personeel nodig zal zijn.

Daarom wordt aan een algemene maatregel van bestuur het vaststellen van een formatiebesluit opgedragen. Noch aan de openbare noch aan de bijzondere school zal het zijn toegestaan meer personeel dan waartoe de wettelijke regeling mogelijkheid biedt, aan te stellen.

Salaris en rechtspositie worden, zoals ook nu het geval is, geregeld bij algemene maatregel van bestuur. In zoverre deze geen rechtstreekse aanspraken op het Rijk verleent moet voor het bijzonder onderwijs de inhoud daarvan (althans van de bepalingen die ook gelden voor het bijzonder onderwijs) deel uitmaken van de arbeidsovereenkomst tussen het bevoegd gezag en het personeel. Nieuw is, dat ook het gemeentebestuur aan het personeel van de openbare school een akte van aanstelling moet uitreiken en dat in de toekomst voor het personeel van de openbare school voor basisonderwijs dezelfde beroepsinstantie (nl. de ambtenarenrechter) zal gelden als voor het personeel van het gemeentelijk voortgezet onderwijs.

De onderwijskundige, organisatorische en huishoudelijke leiding berust bij de directeur. Hoewel het ontwerp dit niet met zoveel woorden bepaalt, is het de bedoeling dat hij met de leraren een team vormt en als voorzitter van dat team optreedt.

Het onderivijzend personeel moet bij verschillende bestuurshandelingen worden ingeschakeld: het doet een voorstel aan het bevoegd gezag voor de vaststelling van het schoolwerkplan, de werkschema's en het activiteitenplan.

Stagiaires, die niet ingevolge wettelijk voorschrift moeten worden

toegelaten, mogen slechts worden toegelaten in overeenstemming met het onderwijzend personeel.

De directeur moet in overeenstemming met het onderwijzend personeel de begeleiding van de stagiaires regelen:

Over de benoeming van een directeur en adjunct-directeur moet het bevoegd gezag het personeel van de school horen.

Over de aard van de ondersteunende werkzaamheden van de ouders ten behoeve van de school en het onderwijs moet overeenstemming bestaan met de directeur en het overig onderwijzend personeel.

Onderwijzend en niet-onderwijzend personeel van de openbare scholen heeft zitting in de schoolraad voor het openbaar onderwijs.

Voor het bijzonder onderwijs geldt bovendien dat moet worden voorzien in de mogelijkheid dat ten minste 1 lid van het bestuur door het personeel van de school kan worden gekozen.

Bij overdracht van de school moet het personeel van de school worden gehoord. Het moet in dezelfde betrekkingen en onder dezelfde voorwaarden als vermeld in de akte van benoeming overgaan naar het nieuwe bestuur.

De vervoersvergoeding voor leerlingen

De regeling van deze vergoeding is in vergelijking met de bestaande belangrijk verbeterd. Indien het noodzakelijk is vervoerskosten te maken wordt op verzoek altijd een vergoeding toegekend. De hoogte daarvan is afhankelijk van de financiële draagkracht van de ouders. Vanaf 4 jaar kunnen de kinderen voor een vergoeding in aanmerking komen. De huidige regeling geldt niet voor het kleuteronderwijs.

De planning van nieuwe scholen

Voor de stichting van nieuwe scholen (bedoeld is het instituut, niet de bouw van nieuwe of vervanging van bestaande gebouwen) geldt een planprocedure. De nu voorgestelde procedure wijkt belangrijk af van die in het concept-wetsontwerp. Zij is eenvoudiger van opzet, legt de kern van de planning bij de gemeenten en geeft een controlerende en coördinerende taak aan de Colleges van Gedeputeerde Staten. Volgens de huidige regeling moeten ook Gedeputeerde Staten de stichting van een openbare school goedkeuren. De regeling noemt de getalsnormen. Voldoet de school hieraan, dan moet de school in elk geval op het plan worden geplaatst. Daarnaast bestaat echter de mogelijldieid, afhankelijk van de behoefte aan de school, ook scholen in het plan op te nemen, die niet aan de getalsnorm voldoen.

Alleen een school, die in het plan is opgenomen, kan voor bekostiging uit de overheidskassen in aanmerking komen. Het scholenplan wordt vastgesteld per gemeente, eventueel per groep van samenwerkende gemeenten.

Bekostiging

Het voorgestelde bekostigingssysteem wijkt in sterke mate af van dat van de Lager-onderwijswet 1920, maar vertoont wel trekken van het voor het kleuteronderwijs geldende systeem.

Het bekostigingssysteem houdt - zover dat mogelijk is - rekening met het standpunt van de meerderheid van de werkgroep Londo (Interdepartementale Werkgroep Regeling Rijksuitkering Kleuter- en Lager onderwijs). Dit standpunt blijkt uit het interimadvies van de werkgroep.

Afgezien van mogelijke differentiaties in de bedragen in verband met plaatselijke of regionale omstandigheden, ziülen de openbare en bijzondere scholen van rijkswege gelijke vergoedingsbedragen voor de materiële exploitatiekosten ontvangen. De bedragen zijn afgestemd op een programma van eisen, waarvan de uitvoering getoetst wordt aan de gegevens van een vrij groot aantal scholen. Het bedrag moet voor een redelijke exploitatie van een normale school voldoende zijn. In gevallen waarin het bedrag van de vergoeding als gevolg van bijzondere omstandigheden niet toereikend is, kan de minister op verzoek een hogere vergoeding toekennen. Indien een gemeente voor het onderdeel onderwijsvoorzieningen van de openbare scholen meer uitgeeft dan het door de minister vastgestelde bedrag, moet zij het overschrijdingsbedrag aan de bijzondere scholen ter plaatse uitkeren. De motivering hiervan is, dat de gemeente door overschrijding van het bedrag het verzorgingsniveau van het openbaar onderwijs kan opvoeren en dan vereist het beginsel van de financiële gelijkstelling, dat aan het wetsontwerp ten grondslag ligt, dat zij ook de bijzondere scholen de mogelijkheid daartoe biedt. De gemeente is overigens bevoegd het door de minister vastgestelde bedrag voor de ondei-wijsvoorzieningen te verhogen, uiteraard gelijk voor de openbare en bijzondere scholen ter plaatse.

Het grote onderhoud van de gebouwen van openbare en bijzondere scholen valt direct onder de zorg van de gemeente, wat nog niet betekent, dat zij het door een gemeentelijke dienst moet laten uitvoeren.

De vergoeding van de personeelskosten door het Rijk gebeurt op dezelfde wijze als nu het geval is. In afwijking van het concept-wetsontwerp wordt voorgesteld de eigendom van de gebouwen van bijzondere scholen bij het bevoegd gezag van die scholen te laten. De zorg voor het bouwen wordt bij de gemeente gelegd, maar over het plan moet overeenstemming bestaan met het bevoegd gezag van de bijzondere school. Voor de bouw stelt de minister normen en normbedragen vast.

Daar alle schoolgebouwen uit overheidsmiddelen worden bekostigd en zij in veel gevallen voor een deel van de dag niet of niet geheel voor het onderwijs in gebruik zijn, voorziet het ontwerp in medegebruik van die gebouwen voor een ander doel.

Het bevoegd gezag van een bijzondere school kan zelf zijn medegebruikers kiezen. Doet ze dit niet, dan kunnen burgemeester en wethouders na overleg met het bevoegd gezag medegebruik opleggen.

De bekostigingsregeling is zo opgezet, dat daarin de ontwikkeling van de kosten beheersbaar blijft en aan het bevoegd gezag van de openbare en bijzondere scholen een duidelijk inzicht wordt gegeven in de samenstelling en de motivering van de vergoedingsbedragen. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan een reeds lang in het veld levend verlangen.

De procedure voor het bouwen en verbouwen van een bijzondere school vertoont - afgezien van de omstandigheid dat de gemeente daarvoor zorgt - grote overeenkomst met die in de Kleuteronderwijswet en de Lager-onderwijswet 1920.

De door de gemeente te maken kosten ten behoeve van de openbare en bijzondere scholen (bijv. de bouwkosten) worden door het Rijk vergoed. De nadere uitwerking van dit beginsel voor zover niet reeds in de wet gedaan, wordt gedelegeerd aan een algemene maatregel van bestuur. Hetzelfde geldt - voorzover nodig - bij de uitwerking van de regeling voor vergoedingen, die het Rijk rechtstreeks aan het bevoegd gezag van de bijzondere scholen uitkeert, zoals ook nu al het geval is. In dit besluit moeten krachtens de wet o.a. nader worden geregeld, de termijnen, binnen welke besluiten moeten worden genomen en de versterking van voorschotten op de vergoeding. "

Tot zover dit bulletin.

Dit wetsontwerp met bijbehorende memorie van toelichting en bijlagen vergt vooral gezien de omvang daarvan (een boekwerk van in totaal 106 bladzijden) veel tijd voor bestudering van een en ander. Het voornemen bestaat om zo spoedig mogelijk een commentaar in dit orgaan te doen plaatsen, waarin dit wetsontwerp belicht zal worden door een V.G.S, -bril.

J. J.Verhage.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1977

De Reformatorische School | 40 Pagina's

NASCHRIFT EN OPROEP

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1977

De Reformatorische School | 40 Pagina's