Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

Boekbespreking

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

NIET ALLE KINDEREN GAAN NAAR DE BASISSCHOOL. DEEL A. Door H. Toren e.a. Paperback, 175 blz. prijs f 23, 50.

NIET ALLE KINDEREN GAAN NAAR DE BASISSCHOOL. DEEL B. Door P.R.jBerkhout e.a. Paperback, 176 blz. prijs f 23, 50, Beide boeken zijn uit de serie Speciaal Onderwijs, Orthopedagogiek. Uitgeverij G.F. Callenbach b.v., Nijkerk.

De titel van de boeken houdt al in dat ze handelen over kinderen die op de basisschool niet komen of na een kortere of langere periode naar een ander soort school verwezen worden.

Het gaat over kinderen die geestelijk of lichamelijk moeilijkheden ondervinden waardoor ze op een basisschool niet tot ontplooiing komen. In deel A worden kinderen beschreven, die min of meer geestelijk achter of gehandicapt zijn.

De verschillende typen die aan de orde komen zijn: 1. Het zeer moeilijk lerende kind. 2. Het moeilijk lerende kind. 3. Het kind met leer- en opvoedingsmoeilijkheden. 4. Het kind van het pedologisch instituut. 5. Het zeer moeilijk opvoedbare kind. 6. Het autistische kind en andere psychotische kinderen. 7. Het meervoudig gehandicapte kind. In deel B worden kinderen belicht die lichamelijk gchsmdicapt zijn, waardoor ze op de basisschool niet of onvoldoende geholpen kunnen worden.

De onderscheiden typen die in deel B vervolgens behandeld worden zijn: 1. Het dove / slechthorende en spraakgebrekkige kind. 2. Het blinde en slechtziende kind. 3. Het lichamelijk»; gebrekkige kind. ' ' 4. Het kind met epilepsie, 5. Het ziekelijke kind. 6. Het zieke kind. In beide delen is elk hoofdstuk door een bepaalde deskundige geschreven.

Het gemeenschappelijk uitgangspunt is bij elke auteur het kind. Welke kenmerkende trekken vertoont dit kind? Hoe kan dit kind het best geholpen worden in pedagogisch en onderwijskundig opzicht? Voor bepaalde kinderen zal, vanuit het kind gezien, de enige uitweg zijn: niet naar de basisschool.

Redmeijer zegt daarvan: "Het zal geen betoog behoeven dat het zeer moeilijk opvoedbare kind andere hulp nodig heeft om tot ontplooiing te komen dan het doorsnee-kind." Bewust is gekozen voor een afzonderlijke behandeling van elk type kind, tervtrille van de overzichtelijkheid en hanteerbaarheid van elk type kind.

Om in de verschillende bijdragen een zekere een heid te verkrijgen zijn de onderwerpen

op ongeveer dezelfde wijze ingedeeld en uitgewerkt. Als eerste hoofdstuk van een bijdrage lezen we een algemene oriëntatie. Vervolgens wordt verwezen naar de medische aspecten. Daarna komen zowel de psychologische, pedagogische en onderwijskundige implicaties aan de orde. Vaak worden voorbeelden uit de praktijk opgenomen die het geheel verduidelijken.

Om de opzet daadwerkelijk te zien uit beide boeken een voorbeeld. Uit deel A van H. Menkveld: Het kind met leer- en opvoedingsmoeilijkheden. De auteur verdeelt zijn onderwerp in de volgende hoofdstukken: 1. Enkele opmerkingen over de l.o.m.-school in ontwikkeling. 2. Wie is het l.o.m.-kind en waaruit bestaan z'n problemen. 3. De l.o.m.-school als orthopedagogisch instituut. 4. Nadere kïirakterisering van de problemen van de l.o.m.-kinderen. 5. Kenmerken van het leergedrag van kinderen die de l.o.m.-school bezoeken. 6. Enkele specifieke leerproblemen bij leerlingen van de l.o.m.-school. 7. De onverwijskundige zorg.

Vergelijkenderwijs uit deel B de bijdrage van J. Smecngc: liet ziekelijke kind, dat wc met dezelfde opzet uitgewerkt zien. 1. Een algemene oriëntatie. 2. De medische aspecten. 3. Psychologische achtergrondinformatie. 4. Pedagogische consequenties die voortvloeien uit de problematische opvoedingssituatie van het ziekelijke kind. 5. De bepaling van de geschikte orthodidactische middelen. 6. Het onderwijs aan somatisch gehandicapte kinderen als een totaliteit.

Elke bijdrage in beide boeken is voorzien van een lijst met geraadpleegde literatuur, die eventuele verdieping van een bepaald onderwerp enorm vergemakkelijkt. Bovendien is in deel B achterin een lijst opgenomen die informatie-adressen geeft van de verschillende verenigingen, bonden en stichtingen van onderscheiden lichamelijk- en geestelijk gehandicapten.

Beide boeken zijn speciaal geschreven voor (a.s.) leerkrachten van het basisonderwijs, daar in hoofdzaak de kinderen van daaruit naar het buitengewoon onderwijs verwezen worden. De tegenwoordige tendens is dat probleemkinderen minder snel op een andere school geplaatst worden. Voor die kinderen is het dan van groot belang dat de leerkrachten, die bij het basisonderwijs werkzaam zijn, een duidelijk beeld zullen moeten hebben van de verschillende typen probleemkinderen.

Tevens zijn ze geschreven voor (a.s.) leerkrachten van het buitengewoon onderwijs, daar dezen direct en daadwerkelijk met opvoeden en onderwijzen van deze kinderen bezig zijn.

Mijns inziens komt de bedoeling van de redactie: handzame naslagwerken waarin op overzichtelijke wijze de nodige informatie wordt verstrekt, goed tot z'n recht. De boeken zijn zeer goed leesbaar. Bepaalde "vaktermen" en / of uitdrukkingen worden meestal direct nader verklaard, zodat het lezen geen moeilijkheden veroorzaakt. ledere leerkracht zou deze boeken moeten lezen.

Van deze inhoud kennis te nemen is bijzonder waardevol ten opzichte van de taak die hij / zij heeft.

A. Sterk-ten Bolscher

GISBERTUS VOETIUS

Inaugurele rede over Godzaligheid te verbinden met de wetenschap. Latijnse tekst opnieuw uitgegeven met Nederlandse vertaling, inleiding en toelichtingen door Dr. Aart de Groot. 112 pag. f 24, 50. Uitgave van Uitgeversmaatschappij J.H. Kok B.V. - Kampen.

In 1634 werd in Utrecht een zgn. Illustre School opgericht, die na twee jaar werd getransformeerd tot Universiteit. Tot de vijf benoemde hoogleraren behoorde Gisbertus Voetius, predikant te Heusden. Op 21 augustus houdt hij zijn inaugurele rede. Tot zijn dood in 1676 blijft hij verbonden aan deze Universiteit waar hij dus een halve eeuw werkzaam was. Zijn rede ging over het thema dat Godzaligheid met wetenschap verbonden moest worden en ik acht het een posthuum compliment dat Dr. De Groot kan schrijven dat hij dat thema op zulk een imponerende manier trouw is gebleven, dat het Utrechtse academische leven er een halve eeuw de invloed van ondervonden heeft.

Het boek valt in twee delen uiteen. Eerst een bijzonder instructieve beschrijving van Voetius en de Nadere Reformatie, de gebruikte vertaling voor pietas: Godzaligheid, en daarna een beschrijving van de sfeer op een Universiteit, met name wat betreft het gedrag van de studenten. Dat er op een Godzalige wandel werd gewezen was voorwaar geen overbodige luxe. Verder wordt aandacht geschonken aan de gevaren van libertinisme en remonstrantisme. Men krijgt dus een goed beeld van wie Voetius was en met welke problemen hij te maken kreeg. Tegen deze achtergrond is de tekst van zijn rede afgedrukt zowel in het Latijn als in het Nederlands. Om bij de laatste versie te blijven: ook van de vertaling kan men genieten zowel wat betreft de vormgeving als de enorme belezenheid van de spreker, ook (juist? ) van de klassieken.

De tekst kunt u ieggen naast hedendaagse situaties. Dan blijkt dat ze ook nu nog wat te zeggen heeft. De prijs is niet gering, maar het boek lezenswaard. Aanbevolen.

J.A. Coster

BERLIJN, door drs. W. Smit "Berlijn" verschijnt als Kleinbeeldcahier 2, een nieuwe óp het voortgezet onderwijs ge- • richte serie van uitg. De Vuurbaak in Groningen. Het boekje, dat in 1978 verschenen is, kost f 7, 50.

De ondertitel van dit boekje luidt: een politiek-geografische proeftuin. In het eerste hoofdstuk bespreekt Smit enkele facetten van de geografie. Politieke geografie is met name gericht op de bestudering van de besluitvorming rond de ruimtelijke ordening en orde.

In het tweede hoofdstuk wordt de groei van de stad besproken. Vanuit een niet bijzonder aantrekkelijke ligging groeide door politieke aspiraties van de Keurvorsten van Brandenburg en de Pruisische koningen de nederzetting uit tot een stad van formaat. De centraliteit werd o.a. sterk bevorderd door de aanleg van de spoorwegen die Berlijn als hun middelpunt kozen.

In vogelvlucht wordt iets van de historische ontwikkeling van de stad gegeven, waarbij de gebiedsuitbreiding van 1920, en de ontwikkeling na 1945 dominante punten zijn. In hoofdstuk drie, getiteld "Berlijn, twee werelden", wordt de ontwikkeling van beide stadsdelen, die ideologisch geladen is besproken. Daaruit blijkt dat er ondanks de enorme tegenstellingen die overigens onder invloed van het Oost-Duitse "Wirtschaftswunder" de laatste 10 a 15 jaar duidelijk minder zijn geworden, toch ook gemeenschappelijke problemen zijn.

De problemen zijn, ondanks de uiterlijke schijn, voor West-Berlijn groot. Aan de orde

komen: demografische, verkeerstechnische en economische problemen, alsmede de woningbouw.

Smit ziet Berlijn als een Sackgasse, een doodlopende straat, die echter wel van grote politieke waarde was (is? ). Tenslotte spreekt Smit over Jeruzalem, ook een gescheurde stad, om te eindigen met een opmerking die zelden in geografisch werk gemaakt wordt, n.l. over de stad, waar Openbaringen over spreekt.

Het boek is vlot geschreven, leest plezierig en is ook voor middelbare scholieren (bovenbouw), een aardig boek.

Het biedt mensen die wat vreemd tegenover moderne geografie staan een eenvoudig beeld. Jammer is dat de kaartjes niet altijd een goede legenda hebben. De prijs die de Vuurbaak voor dit boek vraagt is beslist aan de hoge kant. Aanbevolen voor schoolbibliotheken (lager en voortgezet onderwijs).

W.P. van Kempen

"TWEE EMMERTJES WATER HALEN"

Kleuterliedjes verzameld en bewerkt door W. Geursen. Illustraties van Tiny van Asselt. Uitgeverij G.F. Callenbach B.V., Nijkerk. 47 blz. Het bundeltje is de tweede (gewijzigde) druk van het eerder bij de uitgeverij De Toorts te Haarlem verschenen liedboek voor kleuters "Kijken zingen doen".

In deze bundel "Twee emmertjes water halen", werden 31 kinderliedjes samengebracht, voorzien van eenstemmig notenschrift. Dit zijn dus niet "ruim 40 liedjes", zoals we kunnen lezen op de achterkant van het boekje. Door eenvoudige aanwijzingen is het mogelijk in de klas of bij clubwerk de kinderen in groepen te laten zingen of spelen. Het bundeltje wordt aanbevolen voor de kleuterschool en de eerste klassen van de lagere school.

In het voorwoord zet de samensteller W. Geursen uiteen, hoe we dit bundeltje het best kunnen gebruiken. Ook moeders kunnen thuis de liedjes spelen met hun kinderen, b.v. op een verjaardagsfeestje. De liedjes zijn eenvoudig. Ze gaan nergens de omvang c'-c" te buiten. Met uitzondering komen slechts de "fis" en de "bes" voor. Bovendien is bij ieder liedje de "do" aangegeven.

Een kleuterlied is eigenlijk altijd tevens spel. Onder ieder liedje vindt men dan ook een spelbeschrijving. Hier mag men natuurlijk van afwijken. Improvisatie van leidster en kinderen kan waardevol zijn. Een liedje wordt pas gespeeld als de groep het goed kan zingen.

Het bundeltje bevat veel bekende en ook een aantal minder bekende liedjes die op een leuke manier te spelen zijn, b.v. Twee emmertjes water halen. Hinkel de pinkel. Tussen Keulen en Parijs, Willemijntje het konijntje en Boodschap doen.

Een enkel lied uit deze bundel zal men misschien in de praktijk liever niet gebruiken. De illustraties zijn leuk, hoewel niet ieder liedje voorzien is van een tekening in zwart-wit. Dit bundeltje is een aardige aanvulling op de liedboekjes die reeds in ons bezit zijn. We kunnen het goed gebruiken bij het geven van muzikale vorming aan jonge kinderen.

W. Dingemanse-Westveer

"BIJBELS PALET - DE OOSTERSE KLEUR VAN DE BIJBEL"

door G.H. Sherer.

Een Telos-boek van 111 blz. Prijs f 9, 90. Uitgever: Buijten en Schipperheyn, Amsterdam, 1978.

De schrijver werkte als Amerikaanse zendeling in de landen van het Nabije Oosten. Vanuit eigen belevenissen en ervaringen beschrijft hij de overeenkomsten en de verschillen tussen het Israël uit bijbelse tijden en het huidige Israël. De verschillen zijn na de eerste wereldoorlog vergroot. Zo hebben om een voorbeeld te noemen de auto's de plaats van de ezels ingenomen. Verder legt de auteur de nadruk op de tegenstelling tussen West en Oost. Het boek geeft in een twaalftal hoofdstukken een leerzaam onderricht over werken en wonen, familieverhoudingen, het maatschappelijk en godsdienstig leven. Ook wordt verteld hoe het dorps- en stadsleven "reilt en zeilt". Het boek beval ook veel informatie over kleding, voeding, handel en beroep.

Het doel van het boekje wordt op blz. 16 duidelijk aangegeven. "Het doel van het boek is te trachten wat op te vangen van de kleur en de sfeer van het oosten, nu deze door de op gang gebrachte veranderingen in het levenspatroon van de bevolking nog niet radicaal gewijzigd zijn, en om ieder die de Bijbel leest te helpen wat daarin geschreven is beter te begrijpen, door hem inzicht te geven in het leven, de gewoonten en de denkwereld van de mannen en vrouwen die een rol spelen in de bijbelse geschiedenissen." De auteur heeft het zich gestelde doel volledig bereikt.

Ik ben het niet met de schrijver eens, wanneer hij stelt, dat we onmogelijk de Bijbel begrijpen kunnen als men niets weet van het oosten en van de manieren en gewoonten van de bewoners van de bijbelse landen. Wel geef ik toe dat de Bijbel zó een diepere betekenis en meer kleur krijgt.

Tenslotte: Het boekje geeft goede informatie voor docenten. Het is prettig leesbaar en daarom ook voor de geïnteresseerde lezer toegankelijk. Prof.dr. H. Mulder schreef een voorwoord.

G.J. Capellen

Loes G. Brezet-Brouwer: IEDER IN ZIJN EIGEN TAAL. Geloofsbegeleiding van verstandelijk gehandicapten. Uitgave van Callenbach. Prijs f 14, 50. Deel 3.

De schrijfster is als catechete verbonden aan een BLO-school om bijbelonderricht te geven en ze werkt al jaren mee aan de voorbereiding en uitvoering van aangepaste gezinsdiensten en gespreksgroepen op oecumenische basis.

Zij is deskundig en schrijft overtuigend. De compositie van het boek is goed en het reikt aan degenen, die betrokken zij bij de begeleiding van verstandelijk gehandicapten en b.v. de ouders, veel goede adviezen aan.

De visie op God en op de mens, ook de gehandicapte mens, en de visie op de verzoening van de zonden, wijken op een aantal punten af van de overtuiging die daarover op grond van Schrift en belijdenis in de gereformeerde gezindte beleden en gepraktiseerd wordt. Fijn dat er ook in onze kringen zoveel op touw gezet is en wordt voor de lichamelijk en verstandelijk gehandicapten. Het zal geboden zijn om ook de ervaringen op papier te . zetten, ook die t.a.v. de aangepaste diensten.

Bij het onderwijs zou bekeken kunnen worden of er bij b.v. tentoonstellingen, schoolreisjes enz. geen kontakt gelegd kan worden met groepen gehandicapten die dan meegaan naar ... . Niet om bekeken, maar om geholpen te worden door ons, die de grote gave van de gezondheid (nog) hebben.

I.A. Kole

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1979

De Reformatorische School | 40 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1979

De Reformatorische School | 40 Pagina's