Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UITGANGSPUNTEN EN DOELSTELLINGEN BIOLOGIE ONDERWIJS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UITGANGSPUNTEN EN DOELSTELLINGEN BIOLOGIE ONDERWIJS

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De grondslag

Als uitgangspunt voor ons denken, spreken en handelen nemen wij de Heilige Schrift, als het onfeilbaar Woord van God. Tevens aanvaarden wij de Drie Formulieren van Enigheid, zoals deze zijn vastgesteld door de Nationale Synode, gehouden te Dordrecht in de jaren 1618/1619. Vanuit bovengenoemde grondslag willen wij de uitgangspunten en doelstellingen m.b.t. het biologieonderwijs beschrijven.

UITGANGSPUNTEN

Het ontstaan van het leven

Biologieonderwijs heeft betrekking op het leven van planten, dieren en mensen. De allereerste vraag die zich nu voordoet is: hoe is het plantaardig, dierlijk en menselijk leven ontstaan?

'Wij geloven, dat God de Vader, door Zijn Woord, dat is door Zijn Zoon, de hemel, de aarde en alle schepselen uit niet heeft geschapen', (artikel 12 Ned.Gel.Bel.) God staat aan het begin van alle leven. 'In den beginne schiep God de hemel en de aarde' (Gen. 1:1). Wij belijden ook: 'Ik geloof in God, de Vader, de Almachtige, Schepper des hemels en der aarde'.

De schepping (d.w.z. voortbrenging van iets uit niets) van al het leven door een almachtig God, in een tijdsbestek van zes dagen, dienen wij te aanvaarden als een groot en onzegbaar mysterie. Ben mysterie, waarover God Zelf spreekt als Hij zegt, 'dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden' (Hebr. 11:3).

Prof. Graafland zegt: 'Het onbegrijpelijke van de schepping is het onbegrijpelijke van God Zelf. Daar kunnen wij niet bij, dat is voor ons verstand te hoog'.

De schepping is daarom voor ons primair een geloofszaak.

Schepping tegenover evolutie

Wij nemen uitdrukkelijk stelling tegen de evolutieleer als verklaring voor het ontstaan van het leven. De redenen hiervoor zijn de volgende:

a. De evolutieleer is lijnrecht in strijd met het Bijbelse scheppingsgegeven: schepping in zes dagen tegenover evolutie in miljoenen jaren.

b. De evolutieleer is lijnrecht in strijd met het Bijbelse onderscheid tussen mens en dier: de mens is als afzonderlijk wezen geschapen als beelddrager Gods naast het dier.

c. De evolutieleer houdt geen rekening met het Bijbelse gegeven dat de zondeval niet alleen de mens, maar geheel de schepping doortrokken heeft. Er is daarom geen sprake van evolutie (vooruitgang) maar veel meer van degeneratie (achteruitgang, ontaarding)

d. De evolutieleer miskent het Bijbelse gegeven van de zondvloed (Gen. 6-8) en de mogelijke gevolgen daarvan.

Samengevat kan men stellen dat de evolutieleer ten diepste een afkeer is van het geloof in God en de Bijbel. De evolutieleer is bovendien volstrekt speculatief. Het is een onbewezen levensfilosofie en is daarom ook onwetenschappelijk.

Wanneer wij evolutie stellen tegenover schepping, dan stellen we uiteindelijk geloof tegenover geloof. Men kan ook zeggen ongeloof tegenover geloof. Het scheppingsgeloof wortelt in de openbaring van de Heilige Schrift. Het evolutiegeloof wortelt ten diepste in de voedingsbodem van het menselijk denken.

Wij kennen God door de schepping

'Wij kennen Hem door de schepping, onderhouding en regering der gehele wereld; overmits deze voor onze ogen is als een schoon boek, in hetwelk alle schepselen, grote en kleine, gelijk als letteren zijn, die ons de onzienlijke dingen Gods geven te aanschouwen, namelijk zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, als de apostel Paulus zegt in Rom. 1:20; welke dingen alle genoegzaam zijn om de mensen te overtuigen, en hun alle onschuld te benemen' (art. 2 Ned. Gel. Bel.)

Ook Calvijn spreekt over het kennen van God uit de schepping als hij schrijft: 'Omdat het hoogste doel van een gelukzalig leven in de kennis Gods gelegen is, heeft Hij, opdat voor niemand de toegang tot het geluk gesloten zou zijn, niet alleen in de harten der mensen de kiem van de godsdienst gelegd, maar ook Zichzelf in het ganse bouwwerk der wereld zo geopenbaard en biedt Hij zich dagelijks daarin zo openlijk aan, dat de mensen hun ogen niet kunnen openen, of ze worden gedwongen Hem te aanschouwen. Zijn Wezen is wel onbegrijpelijk, zodat zijn Goddelijkheid aan alle menselijke zintuigen verre ontgaat; maar in ieder zijner werken

afzonderlijk heeft Hij ontwijfelbare kentekenen zijner heerlijkheid ingegrift, en wel zo duidelijke en in het oog vallende tekenen, dat alle voorwenden van onwetendheid is weggenomen, al is men nog zo onkundig en dom " (Institutie, I, hoofdst. IV, 1) Wij kunnen de grootheid en majesteit van God in Zijn schepping weerspiegeld zien, met name als we letten op:

a. De grote verscheidenheid in de schepping. Wat een vormen, wat een soorten, wat een kleuren. Het getuigt alles van de onmetelijke wijsheid Gods, waarvoor alleen verwondering overblijft.

b. De schoonheid van Gods schepping. Wat een rijkdom en pracht, ondanks de zonde. Hoe alles overtreffend moet dan de schoonheid van de Schepper zijn.

c. De grote nauwkeurigheid in de schepping. Bekijk alleen maar eens een paddestoel van onderen en bewonder dan de grote Kunstenaar en Bouwmeester.

d. De grote orde in de schepping. Er is in de schepping grote verscheidenheid, maar ondanks dat toch ook een bewonderingswaardige eenheid en orde. Met die doelmatige orde, is de hele schepping gediend. Het geheel van de schepping wordt gedreven door een onzichtbare wet, de wet van het dienen (denk b.v. aan voedselketens).

Ons past alleen eerbied en verwondering wanneer we bovenstaande zaken in ogenschouw nemen. 'Hoe groot zijn Uw werken, o Heere! Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt; het aardrijk is vol van Uw goederen' (ps. 104:24).

De schepping voor de zondeval

We lezen in Genesis 1:31: 'En God zag alles wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed'.

Dit betekent dat voor de zondeval de schepping volmaakt was. We kunnen ons eigenlijk niet goed indenken wat dat geweest is. Er moet sprake geweest zijn van een volkomen schoonheid, een volkomen harmonie en een volkomen orde. Er bestond geen pijn, geen lijden, geen wraakzucht, geen vijandschap. Er heersten andere natuurwetten.

Het voornaamste was: de zonde ontbrak, waardoor de ganse schepping juichte tot eer van een drieƫnig God.

Plaats van de mens in de schepping

Door God werd aan de mens een bijzondere plaats toegekend in de schepping. Zo kunnen we lezen: 'En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte. En God zeide tot hen: 'Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde en onderwerpt haar' (Genesis 1:26, 28a).

Zo geldt voor de mens 'En hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen en hebt hem met eer en heerlijkheid gekroond. Gij doet hem

heersen over de werken Uwer handen, Gij hebt alles onder zijn voeten gezet'(Psalm 8:6, 7).

gezet'(Psalm 8:6, 7). Hoewel God Eigenaar is en blijft van de ganse schepping geldt tevens dat Hij de aarde aan de mensenkinderen gegeven heeft. De mens kreeg daarbij een opdracht: in naam van God heerschappij hebben over de natuur (een roeping tot heersen) en haar in de naam des Heeren onderwerpen. Dit laatste moet gezien worden als een roeping tot arbeid. De opdracht tot heersen houdt niet in overheersen, maar het heersen van een dienaar Gods.

We mogen de aarde slechts beheren als iets wat we in bruikleen ontvangen hebben, en dat we dienen te gebruiken in het besef dat het ten diepste ons niet toehoort. De heerschappij van de mens staat altijd onder de heerschappij van God.

De mens is en blijft rentmeester van het aan hem door God geschonkene. Rentmeesterschap sluit tegelijk verantwoordelijkheid in. Wij dienen eenmaal aan God rekenschap af te leggen van hetgeen wij met Zijn schepping gedaan hebben en hoe wij er mee omgesprongen zijn. Aan deze verantwoordelijkheid ontkomt geen mens.

Schepping en zondeval

De zondeval, waarover in Genesis 3 gesproken wordt heeft verregaande consequenties voor de gehele schepping. Schepping en zonde zijn niet meer van elkaar te scheiden. De zonde heeft zich met name en vooral geconcentreerd in de mens zelf. Er is een vervreemding van en een vijanschap tegen God, Zijn Schepper, ingetreden. De mens kan Gods eer niet meer bedoelen en daardoor zijn scheppingsopdracht niet meer volkomen uitvoeren. Hij wordt geleid door eigenbedoeling, eerzuchten egoisme. Hij heeft het juiste zicht op de schepping verloren, en heeft de schepping ontwricht.

Dit alles verklaart de situatie waarin wij nu gekomen zijn: uitputting van de grondstoffenvoorraden (vooral energiebronnen), lucht-, water- en bodemverontreiniging, verstoring van het evenwicht in de natuur, voedseltekorten enz.

Door de zonde is ook Gods mooie schepping ontluisterd. Na de zondeval is er sprake van dood, verderf, oordeel. Het was een wereld zonder bloeddorst en geweld. Juist door de mens is de zonde in de wereld gekomen en door de zonde de dood (Romeinen 6:23a).

Ook de planten en de dieren zijn door de zondeval aan de dood ontworpen. Zo drukt de zonde als een zware last op de gehele schepping. Daarom zucht de gehele schepping als in barensnood en ziet zij als het ware uit naar de dag van de verlossing (Romeinen 8:22).

Toch zijn de gevolgen van de zonde voor deze schepping niet totaal. Er is immers nog samenleven mogelijk. De wereld is nog leefbaar. God laat deze wereld nog voortbestaan. Daarin kunnen we niets anders opmerken dan Zijn genade. Zijn goedheid.

Gods onderhoudende zorg is nog groot over plant, mens en dier. Daarin heeft God wel in het bijzonder het behoud van de mens op het oog. In artikel 12 van de Ned. Gel. Bel. lezen we immers: 'Dat Hij ze ook nu alle onderhoudt en regeert naar Zijn eeuwige voorzienigheid en door Zijn

oneindige kracht, om de mens te dienen, ten einde dat de mens zijn God diene'.

De scheppingsopdracht blijft ondanks de zondeval gehandhaafd maar is voor de gevallen mens een onmogelijkheid geworden. Alleen in de weg van herschepping door Woord en Geest kan de mens weer aan zijn Goddelijke roeping beantwoorden. Het is de weg van wedergeboorte. Spreken over de scheppingsopdracht van de mens kan daarom nooit buiten het spreken over de 'nieuwe schepping' (wedergeboorte) om.

Gods doel met Zijn schepping

God laat deze wereld voortbestaan omwille van diegenen die Hij tot de zaligheid verkoren heeft. Is dit getal vol dan zal deze schepping vergaan en komt er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waarop gerechtigheid wonen zal. Er zal sprake zijn van herschepping. De verstoorde harmonie zal worden hersteld. De verlosten zullen het middelpunt zijn van deze nieuwe schepping.

De nieuwe hemel en de nieuwe aarde zullen weer volmaakt zijn evenals voor de zondeval.

Gods doel met Zijn schepping is daarom herschepping opdat Hij alle eer en roem weer opnieuw zal ontvangen.

Hoe heerlijk spreekt ook de Bijbel over die nieuwe hemel en die nieuwe aarde: 'En de wolf zal met het lam verkeren, en de luipaard bij de geitebok nederliggen; en het kalf en de jonge leeuw, en het mestvee tezamen, en een klein jongske zal ze drijven Men zal nergens leed doen noch verderven op de ganse berg Mijner heiligheid; want de aarde zal vol van de kennis des Heeren zijn, gelijk de wateren de bodem der zee bedekken' (Jas. 11:6, 9).

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1980

De Reformatorische School | 48 Pagina's

UITGANGSPUNTEN EN DOELSTELLINGEN BIOLOGIE ONDERWIJS

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1980

De Reformatorische School | 48 Pagina's